Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.mr. M.J.H. VERMEERENq.q.,
F.Th.P. VAN VOORSTq.q.,
STICHTING ALGEMEEN PENSIOENFONDS PROVISUM,
gevestigd en kantoorhoudende te Amsterdam,
1.Het verdere verloop van de procedure
2.De feiten
in conventie en in reconventie
3.Het geschil
in conventie
4.De beoordeling
in conventie en in reconventie
- de stichting als eigenaar/verhuurder van het gehuurde de huurovereenkomst rechtsgeldig had opgezegd, welke opzegging zelve geen misbruik van recht oplevert of als een onaanvaardbare (rechts)handeling kan worden aangemerkt;
- het de stichting vrijstond haar eigen belangen na te streven, in welk verband zij het gehuurde voor wederverhuur had aangeboden, en dat in het gehuurde serieuze interesse werd getoond;
- de curatoren pas na twee maanden hadden gereageerd op de opzegging van de huurovereenkomst, en dan uitsluitend met de blote stelling dat die opzegging huns inziens niet zou prevaleren boven de beoogde indeplaatsstelling;
- de stichting niet of nauwelijks aan de hand van onderliggende stukken controleerbare gegevens ter beschikking was gesteld op basis waarvan zij zich een oordeel kon vormen of was voldaan aan de voorwaarden voor indeplaatsstelling, waarbij in het bijzonder inzicht werd onthouden in de financiering van de doorgestarte onderneming en het ondernemingsplan ter zake, en de huurovereenkomst leek te worden gestald in een werkmaatschappij, zonder dat bekend werd gemaakt welke waarborgen bestonden voor een nakoming van de verplichtingen uit de huurovereenkomst en voor een behoorlijke bedrijfsvoering;
- de vanaf 1 juli 2015 verschuldigde huur, althans vergoeding voor het gebruik voor het gehuurde, niet was voldaan;
- het belang van de stichting bij de twee andere panden (voorheen) verhuurd aan Etam al achtergesteld was bij dat van de curatoren, althans de faillissementsboedel, en/of FIPH;
- de curatoren, althans FIPH, de mogelijkheid had(den) om de overgenomen onderneming in één of meer van de andere destijds door Etam gehuurde panden voort te zetten, van welke mogelijkheid kennelijk bewust is afgezien, in afwijking van wat de overname-overeenkomst daaromtrent bepaalde (zie 2.11.1. en 2.11.2.) en zonder overleg met de stichting.