In deze zaak heeft de kinderrechter op 13 oktober 2015 uitspraak gedaan over het verzoek van de Stichting Jeugdbescherming Overijssel tot machtiging uithuisplaatsing van de minderjarigen [A] en [B]. De kinderrechter heeft het verzoek afgewezen, omdat hij van mening is dat een uithuisplaatsing niet in het belang van de kinderen is. De kinderen, die bij hun stiefmoeder verblijven, hebben aangegeven niet bij hun gezaghebbende moeder te willen wonen en ook niet in een gezinshuis. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de kinderen goed functioneren op school en dat er onvoldoende bewijs is dat hun verblijf bij de stiefmoeder schadelijk is. De moeder van de kinderen steunt het verzoek tot uithuisplaatsing, maar de kinderrechter oordeelt dat de huidige situatie, waarin de kinderen bij de stiefmoeder verblijven, hen de beste ontwikkelingskansen biedt. De kinderrechter heeft in zijn overwegingen ook de slechte communicatie tussen de kinderen en de jeugdbeschermers meegenomen, evenals de negatieve ervaringen van [A] in het gezinshuis. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de kinderen, ondanks de formele situatie zonder machtiging, beter af zijn bij hun stiefmoeder dan in een gezinshuis.