ECLI:NL:RBOVE:2015:5766

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
13 oktober 2015
Publicatiedatum
8 januari 2016
Zaaknummer
C/08/176642 / JE RK 15-1526
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot machtiging uithuisplaatsing van kinderen in gezinshuis

In deze zaak heeft de kinderrechter op 13 oktober 2015 uitspraak gedaan over het verzoek van de Stichting Jeugdbescherming Overijssel tot machtiging uithuisplaatsing van de minderjarigen [A] en [B]. De kinderrechter heeft het verzoek afgewezen, omdat hij van mening is dat een uithuisplaatsing niet in het belang van de kinderen is. De kinderen, die bij hun stiefmoeder verblijven, hebben aangegeven niet bij hun gezaghebbende moeder te willen wonen en ook niet in een gezinshuis. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de kinderen goed functioneren op school en dat er onvoldoende bewijs is dat hun verblijf bij de stiefmoeder schadelijk is. De moeder van de kinderen steunt het verzoek tot uithuisplaatsing, maar de kinderrechter oordeelt dat de huidige situatie, waarin de kinderen bij de stiefmoeder verblijven, hen de beste ontwikkelingskansen biedt. De kinderrechter heeft in zijn overwegingen ook de slechte communicatie tussen de kinderen en de jeugdbeschermers meegenomen, evenals de negatieve ervaringen van [A] in het gezinshuis. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de kinderen, ondanks de formele situatie zonder machtiging, beter af zijn bij hun stiefmoeder dan in een gezinshuis.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK OVERIJSSEL

Familierecht en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Almelo
zaakgegevens : C/08/176642 / JE RK 15-1526
datum uitspraak: 13 oktober 2015

beschikking uithuisplaatsing

in de zaak van

Stichting Jeugdbescherming Overijssel, de gecertificeerde instelling,

hierna te noemen de GI,
gevestigd te Enschede.
betreffende

[A] , geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats 1] , hierna te noemen [A] ,

[B], geboren op [geboortedatum 2] te [geboorteplaats 2] , hierna te noemen [B] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[C] , hierna te noemen de moeder,

wonende te Almelo, en
[A] .
Voorts merkt de kinderrechter als informanten aan:

[D] , hierna te noemen de vader,

thans verblijvende te [P] , locatie [Q] , en

[F] , hierna te noemen de stiefmoeder,

wonende te [woonplaats] .

Het procesverloop

Het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 21 september 2015 is ingekomen bij de griffie op 23 september 2015.
Op 6 oktober 2015 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de minderjarige [A] , die apart is gehoord,
- de moeder, bijgestaan door mr. K. ter Mors,
- de vader en de stiefmoeder, die als informanten zijn gehoord, bijgestaan door mr. R. Kaya,
-
mevrouw [K] en mevrouw [L] , vertegenwoordigsters van de GI.
De vader heeft tijdens de behandeling stukken overgelegd.
[A] heeft bij gelegenheid van haar gesprek met de kinderrechter een enveloppe overgelegd met daarin, volgens haar, een briefje van [B] . De kinderrechter heeft deze brief na afloop van de zitting gelezen. In de enveloppe bleek zich ook een schriftelijke verklaring op een A4 te bevinden van mevrouw [O] , die zich in haar verklaring positief uitliet over stiefmoeder [F] .
Bij e-mailbericht van 8 oktober 2015 heeft de GI een aantal stukken in het geding gebracht die zien op informatie van de politie omtrent de vader en stiefmoeder [F] .

De feiten

Het ouderlijk gezag over [A] en [B] wordt uitgeoefend door de moeder.
[A] en [B] verblijven bij hun stiefmoeder.
Bij beschikking van de rechtbank Gelderland van 6 februari 2015 is de ondertoezichtstelling van [A] en [B] verlengd tot 14 februari 2016.

Het verzoek

De GI heeft de uithuisplaatsing van [A] en [B] in een gezinshuis verzocht voor de duur van de ondertoezichtstelling. Bij beschikking van 21 augustus 2015 heeft de kinderrechter het verzoek van de GI tot machtiging uithuisplaatsing van [A] in een gezinshuis afgewezen omdat de stellingen van de GI in haar verzoekschrift niet voldoende waren onderbouwd en de kinderrechter de uithuisplaatsing van [A] niet in haar belang achtte. Hierop heeft de stiefmoeder [A] direct opgehaald uit het gezinshuis om haar mee naar huis te nemen. Ook [B] heeft er voor gekozen om haar woonplek bij de moeder te verruilen voor een verblijf bij de stiefmoeder. De GI heeft nog steeds zorgen over het verblijf van [B] en [A] bij hun stiefmoeder. Deze zorgen zijn inmiddels uitgebreid uiteengezet in het verzoekschrift. Zo heeft ze niet gezorgd voor de continuering van de schoolgang van [B] en [A] , en zorgt ze door haar houding ervoor dat [B] en [A] niet met de jeugdbeschermers in gesprek willen. De GI maakt zich ook zorgen over de onderlinge verstandhouding van de kinderen. Deze is momenteel verscheurd. In de huidige situatie lijkt er geen ruimte voor de kinderen te zijn om zich vrij ten opzichte van dierbaren te verhouden. De verstandhouding tussen de moeder en de stiefmoeder is kortgezegd slecht. Door [B] en [A] zonder de toestemming van de gezaghebbende moeder of de GI zomaar mee te nemen, zijn de kinderen in een kwetsbare situatie terechtgekomen. Zij verblijven in het kader van een ondertoezichtstelling, maar zonder een machtiging tot uithuisplaatsing, op onwettige wijze bij hun stiefmoeder. De GI is van mening dat van een verzoek tot plaatsing op het adres van de stiefmoeder geen sprake kan zijn. Naast het feit dat de moeder met gezag deze plaatsing geenszins steunt, geldt ook dat de GI deze plek niet veilig en voldoende stabiel acht. [B] en [A] hebben de beste ontwikkelingskansen als zij in een gezinshuis opgroeien.

Het standpunt van belanghebbenden

De moeder:
De moeder had gehoopt dat het eerder ingediende verzoek van de GI al zou worden toegewezen. Volgens de moeder zijn er genoeg redenen om de kinderen uit huis te plaatsen.
Ze stemt daarom in met het verzoek van de GI. Ze is van mening dat de kinderen bij de stiefmoeder niet op een veilige plaats verblijven. Er gebeuren daar dingen waar ze het niet mee eens is. Ze heeft [B] na de afwijzing door de kinderrechter van het vorige verzoek tot uithuisplaatsing van [A] toch weer mee naar de stiefmoeder laten gaan omdat [B] graag bij [A] wilde zijn en de moeder niet aan de kinderen wilde trekken. Er spelen zoveel ernstige zaken bij de stiefmoeder dat de kinderen wel uit huis geplaatst moeten worden. De moeder kan zelf op dit moment niet voor [B] en [A] zorgen en ze zou graag zien dat [B] en [A] samen in een gezinshuis worden geplaatst.
[A] :
[A] vond het fijn dat zij na de afwijzende beslissing van de kinderrechter op het vorige verzoek tot machtiging uithuisplaatsing weer bij haar stiefmoeder terecht kon. Het contact met haar stiefmoeder is goed en ze hebben geen ruzie. Het contact met de jeugdbeschermers verloopt gespannen sinds zij hebben gedreigd met een verzoek om een machtiging tot uithuisplaatsing. De jeugdbeschermers zijn te weinig bij de stiefmoeder thuis geweest om zich een goed oordeel te kunnen hebben gevormd over de thuissituatie. [A] vond het niet fijn in het gezinshuis en ze wil liever niet terug. Op school gaat het goed met [A] . De directeur weet wat er speelt met haar vader. Hij heeft haar ook een boekje gegeven waar ze in kan schrijven wat haar dwars zit. [A] zou graag bij haar stiefmoeder blijven wonen. Volgens [A] wil [B] dit ook graag en laat zij dat in een briefje aan de kinderrechter weten.

Het standpunt van informanten

De vader:
De vader is het niet eens met het verzoek van de GI. [B] en [A] zijn gelukkig bij hun stiefmoeder. Bij monde van zijn advocaat laat de vader weten dat de GI met dit verzoek niet handelt in het belang van de kinderen. Het gaat meer om een strijd tussen de GI en de stiefmoeder. De GI herhaalt keer op keer dezelfde zorgen, maar de vader kan deze zorgen niet plaatsen. [B] en [A] zijn gek met hun stiefmoeder en ze zoeken hier troost. Volgens de vader hebben alle kinderen goed contact met elkaar. De stiefmoeder stelt haar woning hiervoor beschikbaar en heeft dit zelfs voor de moeder gedaan. De vader is van mening dat de kinderen inmiddels zo vaak van verblijfplaats zijn gewisseld dat een volgende uithuisplaatsing een groot trauma zou kunnen veroorzaken. [B] en [A] houden van hun stiefmoeder en ze willen daar blijven. De stiefmoeder biedt de kinderen zorg, warmte, opvoeding, structuur en regelmaat. Het weghalen van [B] en [A] bij de stiefmoeder is niet in het belang van de kinderen. Vader heeft bij monde van zijn advocaat mr. Kaya ter zitting laten weten te overwegen om medegezag over de kinderen te zullen gaan verzoeken in een afzonderlijke procedure.
De stiefmoeder:
De stiefmoeder is het niet eens met het verzoek van de GI. Ze heeft vanaf september 2014, dus al meer dan een jaar, voor [B] en [A] gezorgd. Ze houdt de kinderen niet weg bij de jeugdbeschermers, maar die zijn vanaf afgelopen mei niet meer bij de stiefmoeder thuis geweest. De stiefmoeder is van mening dat de moeder de enige storende factor is. Die schreeuwt in het bijzijn van de kinderen en scheldt de stiefmoeder uit.
De moeder verstoort de rust voor de kinderen. De stiefmoeder is van mening dat zij de enige neutrale partij is omdat zij los staat van alles wat de vader en de moeder elkaar hebben aangedaan. De beschuldigingen van de moeder en van de GI dat de stiefmoeder drugs zou gebruiken en in de prostitutie zou werken worden ten stelligste ontkend. De stiefmoeder zorgt goed voor [B] en [A] en wil dit ook graag blijven doen. Als [B] en [A] bij de stiefmoeder mogen blijven, dan staat zij open voor gezinsbegeleiding. Ze wil ook meewerken aan IOG. Ze hoopt dat de kinderrechter zijn beslissing niet baseert op anonieme meldingen. Ze is bereid om het proces-verbaal van bevindingen van de politie aan de kinderrechter toe te sturen zodat de beschuldigingen aan haar adres kunnen worden ontkracht. Zij houdt de relatie met de vader in stand en zegt van plan te zijn met hem en de kinderen verder te willen na het einde van vaders detentie.

De beoordeling

De kinderrechter heeft in zijn beschikking van 21 augustus 2015 overwogen en beslist met betrekking tot een soortgelijk verzoek tot machtiging uithuisplaatsing van de GI. Dat verzoek zag toen alleen op [A] . [B] verbleef destijds bij de moeder en [A] bevond zich, zonder machtiging, al in een gezinshuis. In de beschikking heeft de kinderrechter overwogen dat en waarom een dergelijke plaatsing niet in het belang van [A] was. Na de uitspraak heeft stiefmoeder [F] [A] opgehaald uit het gezinshuis. [B] heeft aan haar moeder kenbaar gemaakt ook (weer) bij [F] te willen wonen en moeder heeft aan die wens gehoor gegeven. Feitelijk verblijven beide meisjes vanaf 21 augustus 2015 weer bij de stiefmoeder.
Anders dan de jeugdbeschermers ziet de kinderrechter in het nieuwe, nadere verzoek, nu met betrekking tot beide meisjes, geen belangrijke andere feiten of omstandigheden die tot een nadere overweging omtrent het verzoek zouden moeten leiden. Ook in augustus 2015 hadden de jeugdbeschermers ernstige bedenkingen bij de stiefmoeder en haar gedrag, in elk geval haar gedrag in het verleden toen de vader nog op vrije voeten was. Dat is op 18 augustus 2015 ter zitting ook benoemd en een en ander is meegewogen in de beslissing.
De kinderrechter neemt hier over hetgeen door hem in de beschikking van 21 augustus 2015 is overwogen en handhaaft die overwegingen. Aan die overwegingen kan nog het volgende worden toegevoegd. De moeder is op 18 augustus 2015 niet ter zitting aanwezig geweest. Ze had wel een brief gestuurd met haar mening. Op 6 oktober 2015 was ze er wel. Ter zitting, en door de brief van [B] die [A] meebracht, is genoegzaam duidelijk geworden dat beide meisjes absoluut niet bij hun moeder willen wonen. Evenzo dat de moeder dat kennelijk inziet en dat zij, hoewel zij het daar niet mee eens zegt te zijn, toch meewerkt aan een verhuizing van [B] naar [F] , zodra [A] na de beschikking van 21 augustus 2015 weer bij de stiefmoeder gaat wonen.
Evenzo is door de verklaring van [A] duidelijk geworden dat dit meisje van ruim 12 jaar oud absoluut niet nog eens in het gezinshuis wil gaan wonen en evenmin weer naar de school in [W] wil. Ze heeft daar nare herinneringen aan. Ze is er gepest vanwege de strafrechtelijke veroordeling van haar vader. Een plaatsing in een gezinshuis tegen de wil van een meisje van 12 is ten enenmale kansloos.
Door een andere rechter in een andere rechtbank is ooit beoogd om de kinderen in het gezin van de stiefmoeder te plaatsen. Omdat om technische redenen een door een GI te regelen bekostiging van het verblijf niet mogelijk zou zijn gebleken, is van een daadwerkelijke plaatsing op papier afgezien.
Wel hebben de jeugdbeschermers het verblijf van [A] en [B] , en overigens ook die van oudere broer [G] , voor wie om voor de kinderrechter onvoldoende begrijpelijke redenen niet ook een machtiging tot uithuisplaatsing is verzocht, bij de stiefmoeder lange tijd gedoogd. Door de nieuwe wetgeving per 1 januari 2015 is het binnen een ondertoezichtstelling niet meer mogelijk om kinderen zonder een machtiging tot uithuisplaatsing op een andere plek dan bij een ouder met gezag te laten verblijven. Die nieuwe wetgeving zou (mede) reden kunnen zijn voor het onderhavige verzoek.
De stiefmoeder heeft de aantijgingen van de jeugdbeschermers, afkomstig uit bronnen als de moeder en de politie, wederom met klem weersproken. Het blijft bij onbewezen aantijgingen. De stiefmoeder vecht als een tijgerin voor de kinderen van haar gedetineerde partner en die kinderen zijn overduidelijk erg met haar ingenomen. [A] vertelt dat bij herhaling en [B] schrijft het in haar brief. Voorafgaand aan vaders detentie verbleven [A] , [B] en [G] kennelijk al in het gezin van de vader en [F] . Al met al aanmerkelijk langer dan een jaar. Stiefmoeder [F] is binnen het kader van de ondertoezichtstelling inmiddels een verzorger, een ander dan de ouder, die met succes een beroep kan doen op het bepaalde in artikel 1:265i van het Burgerlijk Wetboek (BW), welk artikel min of meer een blokkaderecht inhoudt. De stiefmoeder ligt pal voor de verzochte uithuisplaatsing uit haar gezin. De kinderrechter stelt vast dat [A] en [B] graag bij haar zijn, het daar naar hun zin hebben, vandaaruit naar de school gaan waar ze, voordat [A] een paar weken in het gezinshuis terechtkwam, ook naartoe gingen. Opnieuw wonen in hetzelfde gezinshuis en opnieuw schoolgaan in [W] kan niet in [A] belang worden geacht. De kinderrechter is van oordeel dat onder de huidige omstandigheden langer verblijf van beide meisjes bij [F] wel in hun belang is.
Ter zitting is duidelijk geworden dat de verhouding tussen de vader, ondanks wat hij moge hebben misdaan, en [A] , [G] en [H] , die ook mee waren gekomen naar het gerechtsgebouw en de gelegenheid hebben gevraagd en gekregen om vader in de zittingszaal te ontmoeten, warm en hartelijk is. Voor [B] zal dat niet anders zijn. Vanuit het gezin van [F] hebben de kinderen de gelegenheid om op passende momenten bij hun vader op bezoek te gaan en bij [F] wordt positief over de vader gesproken. Zowel het een als het ander moet in het belang van de kinderen worden geacht. Zij zijn loyaal naar hun vader. Hun contact met de moeder is helaas slecht. In zo’n situatie is een uitplaatsing uit het huis van de stiefmoeder niet het uiterste middel om de kinderen zich zo gunstig mogelijk te laten ontwikkelen. Er is een andere mogelijkheid, te weten blijven wonen bij de stiefmoeder, desnoods met door de jeugdbeschermers wenselijk geachte hulp en controle.
De kinderrechter realiseert zich dat ook na deze beschikking de kinderen formeel zonder instemming van de moeder met gezag en de GI bij de stiefmoeder verblijven. Ook zonder bekostiging. [F] neemt dat financieel nadeel kennelijk tot nu toe op de koop toe en dat tekent haar oprechte betrokkenheid. De verstandhouding met de jeugdbeschermers is slecht. De meisjes vertrouwen hen niet meer. [F] evenmin maar zij zegt de samenwerking wel te willen, open te staan voor hulpverlening en controle in de thuissituatie als de jeugdbeschermers dat zouden wensen, maar vastgesteld behoort te worden dat de GI de situatie bij haar kennelijk niet langer wenst te accepteren en aanstuurt op wat anders. De kinderrechter is van oordeel dat dat anders er niet zou behoren te komen, zolang slechts sprake is van niet aannemelijk geworden aantijgingen aan het adres van de stiefmoeder en van kinderen die niet weg willen en bij haar willen blijven, terwijl niet gebleken is van signalen van school dat het daar niet goed zou gaan. De ontstane patstelling van een verblijf zonder titel (machtiging) op een plek waar de moeder met gezag en jeugdbeschermers het niet mee eens zijn en vader (nog) zonder gezag wel, moet dan maar in stand blijven.

De beslissing

De kinderrechter wijst af het verzoek tot het verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing met betrekking tot [A] en [B] .
Deze beschikking is gegeven door mr. J.H. Olthof, kinderrechter, in tegenwoordigheid van
B. Vlietstra als griffier en in het openbaar uitgesproken op 13 oktober 2015.