ECLI:NL:RBOVE:2015:5807

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 november 2015
Publicatiedatum
9 februari 2016
Zaaknummer
C/08/177941 / FA RK 15-2540 en C/08/177939 / JE RK 15-1712
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot vervangende toestemming voor verhuizing van kinderen afgewezen

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Overijssel op 23 november 2015 uitspraak gedaan in een verzoek tot vervangende toestemming voor verhuizing van de kinderen naar Duitsland. De man, verzoeker, heeft verzocht de vrouw, belanghebbende, te verbieden met de kinderen naar Duitsland te verhuizen. De man stelt dat de verhuizing niet in het belang van de kinderen is, omdat zij dan uit hun vertrouwde omgeving worden gehaald en de communicatie tussen de ouders verder zal verslechteren. De vrouw heeft echter verzocht om vervangende toestemming om met de kinderen naar [plaats 2] te verhuizen, wat slechts 25 kilometer van hun huidige woonplaats ligt. De vrouw betoogt dat de verhuizing noodzakelijk is voor haar en haar partner, die een baan heeft gevonden in [plaats 2].

De kinderrechter heeft de belangen van de kinderen, de man en de vrouw tegen elkaar afgewogen. De kinderrechter oordeelt dat de verhuizing naar [plaats 2] niet in het belang van de kinderen is, omdat zij dan dagelijks 25 kilometer moeten reizen naar school en het contact met vriendjes en vriendinnetjes ernstig zou worden beperkt. Bovendien is niet gebleken dat de vrouw voldoende naar alternatieven heeft gezocht die minder ingrijpend zijn voor de kinderen. De kinderrechter wijst het verzoek van de vrouw om vervangende toestemming voor verhuizing af en verklaart de man niet ontvankelijk in zijn verzoeken, omdat hij geen belang meer heeft bij toewijzing. De proceskosten worden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Familierecht en Jeugdrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummers: C/08/177941 / FA RK 15-2540 en C/08/177939 / JE RK 15-1712
beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel d.d. 23 november 2015
inzake

[verzoeker] ,

verder ook de man of de vader te noemen,
wonende te [woonplaats] , [adres 1] ,
verzoeker,
advocaat: mr. M.E. Kikkert,
en

[belanghebbende] ,

verder ook de vrouw of de moeder te noemen,
wonende te [woonplaats] , [adres 2] ,
belanghebbende,
advocaat: mr. J.A.A.M. Rupert.

Het procesverloop

Op 23 oktober 2015 is een verzoekschrift ter griffie van deze rechtbank ingekomen.
Op 28 oktober 2015 heeft de man aanvullende stukken in het geding gebracht.
Op 6 november 2015 is een verweerschrift ter griffie van deze rechtbank ingekomen.
De zaak is behandeld ter zitting van 9 november 2015. Ter zitting zijn verschenen: de man, bijgestaan door mr. Kikkert en de vrouw, bijgestaan door mr. Rupert. De Raad voor de Kinderbescherming is vertegenwoordigd door de heer J.J. de Vries. Namens Jeugdbescherming Overijssel, de gecertificeerde instelling (GI) is aanwezig de heer
S. Wisnewski. De standpunten zijn toegelicht. Van de behandeling heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
De beschikking is bepaald op heden.

De vaststaande feiten

De ouders zijn gehuwd geweest. Uit dit huwelijk zijn geboren:
[minderjarige 1], geboren te [geboorteplaats] op [2005] ,
[minderjarige 2], geboren te [geboorteplaats] op [2006] ,
[minderjarige 3], geboren te [geboorteplaats] op [2009] .
Bij beschikking van de rechtbank Overijssel van 4 september 2013 is de echtscheiding uitgesproken. Bij die beschikking is, voor zover thans van belang, bepaald dat de ouders gezamenlijk belast blijven met het ouderlijk gezag en dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vrouw zal zijn. Tevens is een zorg- en contactregeling getroffen waarbij de kinderen eens per twee weken van vrijdag 16.30 uur tot zondag 18.00 uur bij de man verblijven.

Het verzoek

De man heeft verzocht de vrouw te verbieden met de kinderen naar Duitsland te verhuizen, de vrouw te bevelen om de bij beschikking van de rechtbank Overijssel van
4 september 2013 vastgestelde omgangsregeling na te komen op verbeurte van een dwangsom van € 500,- en om de kinderen onder toezicht te stellen van Jeugdbescherming Overijssel voor de duur van een jaar, althans voorlopig onder toezicht te stellen voor de duur van drie maanden, in afwachting van het onderzoek van de Raad voor de Kinderbescherming.
Ter onderbouwing van zijn verzoek stelt de man dat een verhuizing van de vrouw, haar partner en de kinderen niet in het belang is van de kinderen. Als gezaghebbende ouder heeft hij nimmer zijn toestemming gegeven aan de vrouw om te verhuizen naar Duitsland. De reden voor de verhuizing, de partner van de vrouw is in Duitsland gaan werken, is hiervoor volgens de man onvoldoende zwaarwegend. Het zou meer logisch zijn als de partner van de vrouw dagelijks naar zijn werk in Duitsland zou rijden dan om een heel gezin hiervoor te ontwrichten. Bovendien hebben de vrouw en haar partner geldproblemen waardoor het onmogelijk is om de kinderen iedere dag vanuit Duitsland naar school te brengen in [plaats 1] . Door een verhuizing naar Duitsland zullen de kinderen niet langer in hun vertrouwde omgeving en in de buurt van hun vader en vriendjes en vriendinnetjes wonen. Daarnaast beheersen de kinderen de Duitse taal niet en zal een verhuizing naar Duitsland er voor zorgen dat de man wordt beperkt in de contactregeling met zijn kinderen en dat de verstandhouding tussen partijen zal verslechteren. De man heeft zijn standpunten diverse malen bij de vrouw onder de aandacht gebracht maar dit is voor de vrouw geen reden geweest om af te zien van de verhuizing. Zij trekt haar eigen plan en heeft meerdere malen telefonisch gedreigd dat de man zijn kinderen niet meer zal zien.
De omgang tussen de man en de kinderen verloopt pas zeer recent weer redelijk. Daarvoor kwam de vrouw regelmatig de afspraken met betrekking tot de omgang niet na. De man en de vrouw zijn anderhalf jaar bezig geweest om tot structurele afspraken te komen en afgezien van de omgangsafspraken is de communicatie tussen de ouders nog steeds slecht. De hulpverlening in een vrijwillig kader heeft dit niet verder kunnen verbeteren. De vrouw heeft, door haar voorgenomen verhuizing naar Duitsland, inmiddels alle hulpverlening in het vrijwillig kader stopgezet. Indien de kinderen in Duitsland zouden wonen dan verliest de man het zicht op de toestand van de kinderen en vallen zij onder de Duitse wetgeving. Het zal dan voor de man niet meer mogelijk zijn om via Nederlandse instanties de vrouw te dwingen om mee te werken aan hulpverlening. De man vindt hierom dat een ondertoezichtstelling noodzakelijk en gerechtvaardigd is omdat het zicht op de kinderen dan wordt bewaard. De man kan zich ook voorstellen dat de Raad voor de Kinderbescherming eerst de situatie zal onderzoeken, terwijl de kinderen voorlopig onder toezicht worden gesteld voor de duur van drie maanden.

Het verweer

De vrouw vindt de stellingen van de man ten aanzien van de verhuizing naar Duitsland overtrokken. Zij is voornemens om met haar partner en de kinderen naar [plaats 2] te verhuizen en dat ligt op slechts 25 kilometer afstand van waar de kinderen nu wonen. Toen de vrouw deze plannen enige tijd geleden met de man besprak, had de man aanvankelijk geen problemen met deze verhuisplannen. De zorg- en contactregeling loopt inmiddels weer volgens afspraak. Volgens de vrouw moet als uitgangspunt gelden dat de ouder bij wie de kinderen hun hoofdverblijfplaats hebben, in beginsel mag verhuizen om elders een nieuw leven op te bouwen. De vrouw verzoekt, nu gebleken is dat de man geen toestemming zal verlenen, ter zitting om vervangende toestemming om met de kinderen te mogen verhuizen naar [plaats 2] . Volgens de vrouw zijn de omstandigheden van het geval, zulks ook na belangenafweging dusdanig dat de beslissing om naar Duitsland te verhuizen door de omstandigheden worden gerechtvaardigd. De vrouw heeft de verhuizing goed doordacht en voorbereid. De verwachting is dat zij in [plaats 2] een grotere woning kunnen betrekken zodat alle kinderen een eigen slaapkamer kunnen hebben. Daarnaast heeft de partner van de vrouw een baan gevonden in [plaats 2] . De kinderen zullen niet van school wisselen zodat ze hun vriendjes en vriendinnetjes niet hoeven te missen. De vrouw zal de kinderen iedere dag naar school brengen en weer halen. Ze is ook bereid om de kinderen te halen en brengen voor hun omgangsmomenten met de man. De vrouw betwist daarnaast dat zij haar kinderen zorg onhoudt of zal onthouden. Zij zal altijd haar medewerking blijven verlenen aan hulpverlening voor de kinderen. De kinderen worden goed verzorgd door de vrouw zodat er geen sprake kan zijn van een ondertoezichtstelling. De vrouw verzoekt de kinderrechter om de verzoeken van de man af te wijzen.

De beoordeling van het geschil en de motivering van de beslissing

Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag aan de rechter worden voorgelegd. De rechtbank, in dit geval de kinderrechter, neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Hij zal bij zijn beslissing over dergelijke geschillen alle omstandigheden in acht nemen. Dit betekent dat de kinderrechter naast het belang van de kinderen, dat zwaar weegt, ook de belangen van de man en de vrouw in zijn afweging zal betrekken (HR 25 april 2008, LJN: BC5901).
Bij de beoordeling dient de kinderrechter de belangen van alle betrokkenen tegen elkaar af te wegen, waaronder:
  • het recht en belang van de verhuizende ouder om te verhuizen en de vrijheid om zijn of haar leven opnieuw in te richten;
  • de noodzaak om te verhuizen;
  • de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
  • de door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor het kind en de andere ouder te verzachten en/of te compenseren;
  • de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
  • de rechten van de andere ouder en het kind op onverminderd contact met elkaar in hun vertrouwde omgeving;
  • de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
  • de frequentie van het contact tussen het kind en de andere ouder voor en na de verhuizing;
  • de leeftijd van het kind, zijn mening en de mate waarin het geworteld is in zijn omgeving of juist gewend is aan verhuizingen;
  • de (extra) kosten van de omgang na de verhuizing.
Partijen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over hun minderjarige kinderen. Dat betekent dat wanneer een van de ouders, ook wanneer bij hem of haar de hoofdverblijfplaats is bepaald, voornemens is om te verhuizen buiten de regio, hij of zij in beginsel hiervoor de toestemming van de andere ouder behoeft. Indien de andere ouder deze toestemming weigert, dan kan de kinderrechter vervangende toestemming geven waarbij als zwaarstwegende factor heeft te gelden of de verhuizing in het belang is van de kinderen. De vrouw heeft tijdens de behandeling ter zitting om vervangende toestemming verzocht om met haar partner en de kinderen naar [plaats 2] te mogen verhuizen. De kinderrechter zal een beslissing nemen op dit verzoek en niet op het verzoek van de man om een verhuisverbod.
De kinderrechter zal het verzoek van de vrouw om vervangende toestemming voor een verhuizing met de kinderen afwijzen en overweegt daartoe als volgt. Een verhuizing naar [plaats 2] is niet in het belang van de kinderen. Die gaan in [plaats 1] naar school en hebben daar hun vriendjes en vriendinnetjes. Een verhuizing naar [plaats 2] zou betekenen dat de kinderen dagelijks twee keer 25 kilometer zouden moeten reizen om in [plaats 1] naar school te kunnen blijven gaan. Een spontaan contact met de vriendjes en vriendinnetjes van school na schooltijd zou hierdoor vrijwel onmogelijk worden gemaakt omdat de kinderen van het vervoer van de vrouw afhankelijk zouden zijn.
Daarnaast is de kinderrechter niet gebleken van andere zwaarwegende belangen die een vervangende toestemming zouden rechtvaardigen. Het is de kinderrechter niet gebleken dat de vrouw voldoende naar voor de kinderen minder ingrijpende alternatieven heeft gezocht door te blijven wonen waar ze nu woont of op zoek te gaan naar een grotere woning in [plaats 1] . Het zou logischer en minder ingrijpend zijn geweest wanneer de vrouw met haar partner een andere woning in de buurt van de school van de kinderen zou betrekken, in welk geval alleen de partner van de vrouw zou moeten reizen voor zijn baan in [plaats 2] . Dat zou voorkomen dat de kinderen uit hun vertrouwde omgeving worden gehaald. Dat zou minder ontwrichtend zijn dan een verhuizing naar [plaats 2] . De voorgenomen verhuizing naar [plaats 2] is hiermee naar het oordeel van de kinderrechter onvoldoende noodzakelijk, doordacht en voorbereid. De vrouw heeft niet met een financiële onderbouwing aannemelijk kunnen maken dat een verhuizing naar [plaats 2] financiële voordelen voor haar en haar gezin zou hebben. Een woonlastenvergelijking is niet in het geding gebracht.
De kinderrechter heeft ook meegewogen in hoeverre partijen in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg. Gebleken is dat hoewel de zorg- en contactregeling inmiddels weer volgens afspraak plaatsvindt, de overige communicatie tussen partijen te wensen overlaat. Een verhuizing van de vrouw naar [plaats 2] zal de communicatie en het overleg tussen partijen niet ten goede komen, hetgeen niet in het belang is van de kinderen. Bovendien zouden partijen, nu zij en de kinderen de Nederlandse nationaliteit bezitten, eventuele toekomstige geschillen aan een Nederlandse rechter moeten kunnen voorleggen. Indien de vrouw met de kinderen in Duitsland zou wonen, is dit niet mogelijk.
Nu de kinderrechter geen vervangende toestemming aan de vrouw zal verlenen om met de kinderen naar [plaats 2] te verhuizen en ter zitting is gebleken dat de door partijen overeengekomen zorg- en contactregeling weer volgens afspraak verloopt, heeft de man geen belang meer bij toewijzing van zijn verzoek.
Indien zou blijken dat de zorg- en contactregeling in de toekomst weer niet wordt nagekomen, dan staat het de man vrij om een nieuw verzoek bij de rechtbank in te dienen. Ten aanzien van het verzoek van de man om de kinderen onder toezicht te stellen, oordeelt de kinderrechter dat de man niet ontvankelijk is in zijn verzoek. De kinderrechter kan, zo blijkt uit artikel 1:255, tweede lid van het Burgerlijk Wetboek (BW) een ondertoezichtstelling slechts uitspreken op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad) of het Openbaar Ministerie (het OM). Pas wanneer de Raad of het OM niet tot een verzoek ondertoezichtstelling overgaat, kan een ouder een verzoek tot ondertoezichtstelling bij de rechtbank indienen. Het verzoek van de man om de kinderen in afwachting van een raadsonderzoek voorlopig onder toezicht te stellen van Jeugdbescherming Overijssel zal worden afgewezen. De kinderrechter heeft geen ernstig vermoeden dat de grond voor een ondertoezichtstelling is vervuld. Er is op dit moment geen sprake van een acute en ernstige ontwikkelingsbedreiging.
De kinderrechter zal de proceskosten compenseren nu partijen gehuwd zijn geweest en de procedure onder meer het recht op omgang van de hieruit geboren minderjarigen betreft.

De beslissing

De kinderrechter:
1. Verstaat dat de man geen belang meer heeft bij toewijzing van zijn verzoeken en verklaart hem daarom niet ontvankelijk;
2. Wijst af het verzoek van de vrouw om vervangende toestemming voor verhuizing;
3. Compenseert de kosten van deze procedure in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.H. Olthof, in tegenwoordigheid van B. Vlietstra als griffier en in het openbaar uitgesproken op 23 november 2015.