ECLI:NL:RBOVE:2016:1386

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
19 februari 2016
Publicatiedatum
21 april 2016
Zaaknummer
C/08/182598 / JE RK 16-230
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot gedeeltelijke gezagsuitoefening door gecertificeerde instelling voor medische behandeling van minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Overijssel op 19 februari 2016 uitspraak gedaan in een verzoek van de Stichting Jeugdbescherming Overijssel, een gecertificeerde instelling, om het gezag over de minderjarige [minderjarige] gedeeltelijk toe te kennen voor de toestemming voor een medische behandeling. De moeder van [minderjarige] heeft toestemming geweigerd voor het toedienen van het medicijn ritalin, dat noodzakelijk werd geacht voor de behandeling van de gedragsproblemen van de jongen, die gediagnosticeerd is met autisme, ADHD en ODD. De kinderrechter heeft vastgesteld dat het ouderlijk gezag over [minderjarige] door de moeder wordt uitgeoefend en dat er eerder al een ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing was verleend. De kinderrechter heeft de argumenten van de moeder, die een gedragsmatige benadering zonder medicatie prefereert, en de zorgen van de gecertificeerde instelling over de veiligheid en ontwikkeling van [minderjarige] afgewogen. De kinderrechter concludeert dat het verzoek om het gezag te overhevelen voor het toedienen van ritalin niet gerechtvaardigd is, omdat dit een te zware maatregel is en er eerst geprobeerd moet worden om met een gedragsmatige benadering vooruitgang te boeken. De kinderrechter wijst het verzoek af, met de overweging dat het in het belang van [minderjarige] is om te kijken of hij zonder medicatie kan worden geholpen in een nieuwe setting.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK OVERIJSSEL

Familierecht en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Almelo
zaakgegevens : C/08/182598 / JE RK 16-230
datum uitspraak: 19 februari 2016

beschikking gedeeltelijke gezagsuitoefening door gecertificeerde instelling

in de zaak van

Stichting Jeugdbescherming Overijssel, de gecertificeerde instelling

hierna te noemen de GI
gevestigd te Hengelo.
betreffende

[minderjarige] , geboren op [2008] te [geboorteplaats] , hierna te noemen [minderjarige] .

De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[X] , hierna te noemen de moeder,

wonende te [woonplaats] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 12 februari 2016, ingekomen bij de griffie op 12 februari 2016.
Op 16 februari 2016 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door mr. K. ter Mors;
- een vertegenwoordig(st)er van de GI, mevrouw [A] .
Bijzondere toegang is verleend aan:
- Mevrouw [B] , werkzaam bij Karakter, kinder- en jeugdpsychiatrische kliniek;
- mevrouw [C] , als behandelcoördinator werkzaam bij Karakter, kinder- en jeugdpsychiatrische kliniek;
- mevrouw [D] , werkzaam bij de school Het Mozaïek.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder.
Bij beschikking van 01 september 2015 is [minderjarige] onder toezicht van de gecertificeerde instelling gesteld tot 01 september 2016.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 18 december 2015 machtiging verleend tot uithuisplaatsing van [minderjarige] voor de duur van 3 maanden in een verblijf accommodatie jeugdhulpaanbieder.
[minderjarige] verblijft sinds 22 december 2015 bij Karakter, Centrum voor Kinder- en Jeugdpsychiatrie.

Het verzoek

De GI heeft de kinderrechter verzocht op basis van artikel 1:265e lid 1 sub b van het Burgerlijk Wetboek (BW) te bepalen dat het gezag over [minderjarige] gedeeltelijk, namelijk zover het betreft de toestemming voor het verrichten van een medische behandeling, toegekend wordt aan Stichting Jeugdbescherming Overijssel voor de duur van de uithuisplaatsing. De medische behandeling betreft het toedienen van de medicatie ritalin.

De beoordeling1.

De moeder heeft toestemming geweigerd voor de medische behandeling van [minderjarige] , indien dat met zich brengt dat aan de jongen het medicijn ritalin wordt toegediend.
2.
De jeugdbeschermer mw. [A] licht ter zitting toe dat [minderjarige] in december geplaatst is bij de kinder- en jeugdpsychiatrische kliniek Karakter nadat hij 1 ½ jaar geleden uitgevallen is op school. Het was de bedoeling dat [minderjarige] tot uiterlijk begin maart a.s. bij Karakter zou blijven. Er zou dus ook los van de huidige situatie op korte termijn ook een andere plek voor hem moeten worden gezocht. Mw. [A] denkt daarbij aan Intermetzo. [minderjarige] zou dan ook naar een andere school moeten, namelijk de Wissel, waarmee Intermetzo samenwerkt en die zich bevindt op het terrein van Intermetzo. Mw. [A] is van mening dat Karakter het meest passend is bij de problematiek van [minderjarige] , terwijl Intermetzo second best is. Er moet nog een intake komen bij Intermetzo. Karakter heeft haar ondertussen laten weten dat [minderjarige] niet bij hen kan blijven, ook niet ter overbrugging in verband met de overgang naar Intermetzo, tenzij hij behandeld mag worden met ritalin. Ondertussen is [minderjarige] sinds 15 februari 2016 weer thuis bij moeder. Indien [minderjarige] ritalin mag innemen wil Karakter de weken tot plaatsing bij Intermetzo overbruggen, tenzij daar sprake is van een al te lange wachtlijst. Zonder medicatie wil Karakter niet langer begeleiden omdat het gedrag van [minderjarige] dan voor haar medewerkers niet langer te hanteren is en de veiligheid van andere kinderen in haar instelling niet meer gewaarborgd kan worden. Mw. [A] stelt dat bij [minderjarige] sprake van psychiatrisch te duiden problematiek. Daarom is ook gekozen voor Karakter, daar was [minderjarige] eerder geweest en het advies was om de behandeling voort te zetten. [minderjarige] is gediagnosticeerd met autisme, ADHD en ODD. De gecertificeerde instelling verzoekt om [minderjarige] het medicijn ritalin te mogen toedienen en daarmee de opname bij Karakter veilig te stellen.
3.
Ter zitting voert mr. Ter Mors namens moeder naast materieel inhoudelijk verweer ook formeel verweer tegen de wettelijke grondslag van het verzoek. Het gaat de GI om het in de plaats van moeder geven van toestemming voor het toedienen van ritalin aan [minderjarige] . Daarvoor is artikel 1:265e lid 1 sub b BW een te zware maatregel. De GI had haar verzoek volgens hem moeten baseren op artikel 1:265h BW. Het verzoek ziet op het toedienen van ritalin en niet op iets anders. Mr. Ter Mors heeft ter zitting aangegeven zich te verbazen over het feit dat nu als alternatief Intermetzo wordt genoemd, terwijl bij de zitting in december 2015 benadrukt werd dat er geen enkele andere mogelijkheid was dan Karakter, inclusief een uithuisplaatsing. Dit was de meest vergaande en ingrijpende beslissing voor [minderjarige] . Moeder wilde wel graag dat [minderjarige] weer naar school kon, maar kon niet achter de plaatsing bij Karakter staan. Zij verkoos een gedragsmatige benadering zoals van Intermetzo boven de psychiatrische benadering van Karakter. Moeder wil niet dat [minderjarige] medicatie toegediend krijgt met zoveel bijwerkingen als ritalin. Ook is er slecht gecommuniceerd, moeder wist niet dat het op school slecht ging met [minderjarige] . Pas op 11 februari 2016 heeft zij dat gehoord.
4.
Moeder stelt ter zitting ervan overtuigd te zijn dat een gedragsmatige benadering zonder medicatie beter past bij de problematiek van [minderjarige] . Moeder ervaart een groot verschil tussen wat er tegen haar wordt verteld en hetgeen wordt gerapporteerd. Zij stelt een groot tegenstander te zijn van het toedienen van ritalin, vanwege de bijwerkingen, maar ook omdat het haarzelf wel lukt om hem gedragsmatig te beïnvloeden, zonder medicatie. Daarom is zij ook voorstander van een gedragsmatige benadering van de problematiek van [minderjarige] .
5.
Mw. [C] verwijst desgevraagd naar de schriftelijke medicatieverantwoording van Karakter, die als bijlage bij het verzoekschrift is meegestuurd. De situatie is daarin goed beschreven. [minderjarige] is door overprikkeling niet stuurbaar en ondanks alle inzet stagneert daardoor zijn ontwikkeling. Karakter bevestigt dat zij zonder ritalin niets voor [minderjarige] kan betekenen. De situatie bij Karakter was onhoudbaar. Daarom is hij nu bij moeder thuis. Karakter kon de veiligheid van de andere kinderen niet langer garanderen vanwege de gedragsproblemen van [minderjarige] die voortkomen uit informatieverwerkingsproblemen. De opname bij Karakter zou nog duren tot 4 maart a.s. Hij zat bij Karakter op een behandelgroep met volop stimulans tot ontwikkelen. Ook de opbouw op school ging niet goed. Hij liet daar een forse achteruitgang in zijn gedrag zien, waardoor de schoolgang is gestopt. Bij ritalin merk je snel of het werkt. [minderjarige] heeft nog niet eerder medicatie gebruikt. Er bestaat volgens mw. [C] een sterke aanleiding tot medicatie, ondanks de grote terughoudendheid daarin van Karakter. Het is een laatste keus. Alles is geprobeerd, maar was onvoldoende helpend. Thuis bij moeder gaat hij niet naar school, heeft hij ook minder contacten. Thuis zijn zonder school betekent tijdverlies voor [minderjarige] . Zonder medicatie zal de psychiatrie niet kunnen helpen en zal de gedragsmatige benadering moeten worden geprobeerd. Ze denkt dan aan een ZIB groep van Intermetzo, doch de verwachting van mw [C] is dat ook daar vroeg of laat hetzelfde punt bereikt wordt: zonder medicatie gaat het niet. Karakter is volgens haar de beste plek voor [minderjarige] . Bij een psychiatrische benadering wordt veel meer naar het kind gekeken, hoe het zich ontwikkelt vanuit zijn eigen mogelijkheden. Er is sprake van een visieverschil tussen Karakter en moeder.
6.
Mw. [D] van Het Mozaïek zegt dat [minderjarige] meer aansturing nodig heeft dan de school hem kan bieden. Hij moet vanwege zijn gedrag één-op-één aansturing hebben. Ook op school kon de veiligheid van klasgenoten niet worden gegarandeerd. Op dit moment is behandeling meer aangewezen dan onderwijs. [minderjarige] beschikt over een gemiddeld IQ. Ritalin is ADHD medicatie die de aandacht moet reguleren, zodat het in zijn brein rustiger wordt en hij de informatie beter kan filteren en beter zijn aandacht kan richten op de belangrijke dingen. Nu reageert [minderjarige] op elke prikkel. Ritalin werkt prikkel dempend. Het Mozaïek heeft op grond van ervaring met kinderen met soortelijke problematiek die wel medicatie gebruiken goede hoop dat ritalin bij [minderjarige] zal werken, maar daarover bestaat geen zekerheid vooraf. Het Mozaïek heeft dezelfde opvatting als Karakter en heeft dus ook een visieverschil met moeder.
7.
De kinderrechter kan op basis van artikel 1:265e lid 1 sub b BW het gezag van ouders ten aanzien van het geven van toestemming voor een medische behandeling overhevelen naar de GI als het gaat om minderjarigen jonger dan twaalf jaar, zoals [minderjarige] . Dit wetsartikel is bedoeld om de gecertificeerde instelling in algemene zin bevoegd te maken om over elke medische behandeling van de onder toezicht gestelde minderjarige te beslissen. Dit in tegenstelling tot artikel 1:265h BW, waarin de kinderrechter verzocht kan worden om voor een specifieke medische behandeling toestemming te geven, ondanks dat de ouder(s) met gezag hier niet mee instemmen. De reikwijdte van het verzochte op basis van artikel 1:265e lid 1 sub b BW strekt verder dan zoals dit bedoeld is in artikel 1:265h BW. Als volstaan kan worden met een eenmalige vervangende toestemming op basis van artikel 1:265h BW, dan is het overhevelen van gezag ten aanzien van elke medische behandeling niet gelegitimeerd, want dat zou in strijd zijn met artikel 8 EVRM (Europees Verdrag van de Rechten van de Mens).
8.
De kinderrechter stelt vast dat [minderjarige] een jongen van 7 jaar is met een gemiddeld IQ, die al 1½ jaar geen onderwijs heeft genoten. In november/december 2015 is gekozen voor een behandeling binnen de setting van de kinder- en jeugdpsychiatrische kliniek van Karakter, inclusief uithuisplaatsing en opbouw van onderwijs binnen Het Mozaïek, speciaal onderwijs, verbonden aan Karakter. Karakter stelt thans niet verder te willen met [minderjarige] , tenzij hij ritalin mag gebruiken. Moeder is daar een tegenstander van. Mét ritalin zal [minderjarige] nog tot 5 maart a.s. bij Karakter mogen blijven en misschien nog iets langer als op korte termijn de overstap naar een ZIB groep van Intermetzo of een soortgelijke instelling kan worden gemaakt. De kinderrechter heeft begrepen dat zowel bij Karakter als ook bij Het Mozaïek onderwijs momenteel geen prioriteit heeft. Behandeling staat nu op de voorgrond. De werking van de medicatie ritalin zou al wel heel snel zichtbaar kunnen zijn, zodat [minderjarige] misschien in de nabije toekomst met medicatie wel weer zou kunnen starten met de schoolgang. Het staat vast dat hij zonder medicatie niet meer bij Karakter en Mozaïek geplaatst kan worden of blijven. Mét medicatie kan hij bij Karakter terugkomen tot in principe begin maart 2016, derhalve nog ca. twee weken, misschien iets langer. Of hij nog weer naar school kan hangt ervan af of de medicatie aan zal slaan. Moeder is er op tegen dat [minderjarige] ritalin zou moeten slikken, vanwege de bijwerkingen, maar zij ziet ook de noodzaak niet. Door haar eigen aanpak ervaart zij thuis geen problemen met [minderjarige] en zij staat ook helemaal niet achter de psychiatrische aanpak waar de gecertificeerde instelling voor heeft gekozen. Overigens lukt het haar niet om met haar aanpak [minderjarige] naar een school te laten gaan. Zij ziet in, zo begrijpt de kinderrechter moeders standpunt, dat [minderjarige] wel in een instelling zal moeten verblijven om met de juiste aanpak vandaaruit naar een school te kunnen gaan.
9.
De kinderrechter stelt vast dat het wat Karakter betreft om een beperkte periode gaat: enkele weken, misschien iets langer. Daarna moet [minderjarige] naar een andere setting als Intermetzo. Een setting waarvan moeder thans denkt dat zij daar meer achter kan staan. Hoe er in een dergelijk vervolgtraject tegen toedienen van medicatie bij [minderjarige] aangekeken wordt, is nog onduidelijk. De kinderrechter zal voor de korte resterende periode waar het thans om gaat niet een verzoek toewijzen waardoor de jeugdbeschermer de bevoegdheid zou krijgen om tegen de wens van moeder medicatie aan het kind te laten toedienen waarover in Nederland, zowel door ouders als door professionals, nogal wisselend wordt gedacht. Overigens is door de gecertificeerde instelling een wettelijk kader aan het verzoek ten grondslag is gelegd dat niet bedoelt is voor het doel dat met het verzoek wordt nagestreefd. Met artikel 1:265e lid 1BW moet zeer terughoudend worden omgegaan aangezien een gedeeltelijke gezagsbeperking in het kader van een ondertoezichtstelling met machtiging uithuisplaatsing diep ingrijpt in de rechten van de minderjarige en zijn ouder(s), in het bijzonder als het gaat om het geven van toestemming voor een medische behandeling. Moeder zal zich echter wel moeten realiseren dat zij, ook na plaatsing van [minderjarige] in een door haar gewenste setting als Intermetzo vroeg of laat weer voor de vraag kan komen te staan: medicatie of stoppen met school en plaatsing. Het kan dan ook in het belang van [minderjarige] zijn om het toch eens met medicatie te proberen. [minderjarige] kan niet blijvend zonder onderwijs en als zijn problematiek onderwijs in de weg staat en enkel een gedragsmatige benadering onvoldoende blijkt, zal er een moment komen waarop medicatie een laatste remedie is. Nu is het wat de kinderrechter betreft daarvoor nog te vroeg. Uitgaande van het belang van [minderjarige] en de wens van moeder met gezag is het verantwoord om eerst tijdens een periode van opname in een instelling als Intermetzo met een gedragsmatige benadering te bezien of met een behandeling zonder medicatie voldoende vooruitgang wordt geboekt. In het bijzonder of in die setting verantwoorde schoolgang mogelijk is, zodat [minderjarige] aan zijn leerplicht voldoet en gebruik kan maken van zijn recht op bij hem passend onderwijs.

De beslissing

De kinderrechter wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.H. Olthof, kinderrechter, in tegenwoordigheid van
G. Masselink-Jasper als griffier en in het openbaar uitgesproken op 19 februari 2016.