ECLI:NL:RBOVE:2016:1582

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
3 mei 2016
Publicatiedatum
4 mei 2016
Zaaknummer
C/08/184506 / KG ZA 16-108
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • J. van der Hulst
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot opheffing van conservatoir beslag in kort geding

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 3 mei 2016 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Holland Trading B.V. en Netfreight Schiffahrts- und Speditions GmbH. Holland Trading, vertegenwoordigd door advocaat mr. C.E. van Staveren, vorderde de opheffing van een conservatoir beslag dat door Netfreight was gelegd op haar bankrekening. Dit beslag was gelegd ter verzekering van een vordering van Netfreight op Holland Trading, die in een eerdere bodemprocedure was toegewezen tot een bedrag van € 25.000,00. Holland Trading stelde dat het beslag onterecht was, omdat het vorderingsrecht van Netfreight ondeugdelijk zou zijn, en dat het beslag haar bedrijfsvoering ernstig hinderde.

De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat Holland Trading niet voldoende had aangetoond dat het beslag ondeugdelijk was. De rechtbank overwoog dat het belang van Netfreight bij het handhaven van het beslag zwaarder woog dan het belang van Holland Trading bij opheffing ervan. De voorzieningenrechter wees de vordering van Holland Trading af en veroordeelde haar in de proceskosten, die aan de zijde van Netfreight werden begroot op € 1.435,00. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor de partij die opheffing van een beslag vordert om voldoende bewijs te leveren van de ondeugdelijkheid van de vordering waarop het beslag is gebaseerd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer / rolnummer: C/08/184506 / KG ZA 16-108
Vonnis in kort geding van 3 mei 2016
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HOLLAND TRADING B.V.,
gevestigd te Steenwijk,
eiseres,
advocaat mr. C.E. van Staveren te Zwolle,
tegen
de rechtspersoon naar Duits recht
NETFREIGHT SCHIFFAHRTS - UND SPEDITIONS GMBH,
gevestigd te Hamburg, Duitsland,
gedaagde,
advocaat mr. R. Smink te Enschede.
Partijen zullen hierna Holland Trading en Netfreight genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van Holland Trading
  • de pleitnota van Netfreight.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Netfreight heeft op 12 mei 2015 met verlof van de voorzieningenrechter van deze rechtbank conservatoir derdenbeslag gelegd op de bankrekening(en) van Holland Trading bij de Coöperatieve Rabobank Meppel-Staphorst-Steenwijkerland U.A. te Meppel (hierna te noemen: de bank), ter verzekering van het verhaal van een door gestelde vordering op Holland Trading, met inbegrip van kosten begroot voorlopig begroot op € 130.000,00.
2.2.
Blijkens de verklaring derdenbeslag ex artikel 475 lid 2 Rv van de bank valt onder het beslag een bedrag van € 197.533,29. De bank heeft zich het recht voorbehouden tot verrekening van een tegenvordering van haar van € 121.871,00.
2.3.
Netfreight heeft vervolgens Holland Trading betrokken in een bodemprocedure en daarin gevorderd dat Holland Trading wordt veroordeeld tot betaling aan haar van een bedrag van € 100.000,00, vermeerderd met handelsrente en kosten.
2.4.
Deze rechtbank heeft bij vonnis van 2 maart 2016 (zaaksnummer C/08/171859/HA ZA 15-280) Holland Trading veroordeeld om aan Netfreight een bedrag te betalen van € 25.000,00, vermeerderd met de wettelijke handelsrente als bedoeld in art. 6:119a BW over dit bedrag met ingang van 13 mei 2015 tot de dag van volledige betaling.
2.5.
De reconventionele vordering van Holland Trading tot opheffing van op 12 mei 2015 gelegd beslag is afgewezen nu naar het oordeel van de bodemrechter niet kan worden gesproken van een ondeugdelijk vorderingsrecht omdat de vordering van Netfreight voor een bedrag van € 25.000,00 toewijsbaar is.
2.6.
Ter zake van dit vonnis heeft Netfreight op 1 april 2016 Holland Trading een dagvaarding wegens hoger beroep betekend en de zaak in appel aanhangig gemaakt bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Holland Trading heeft zich in die procedure gesteld.
2.7.
Holland Trading heeft niet aan de onder 2.4 vermelde veroordeling voldaan.

3.Het geschil

3.1.
Holland Trading vordert samengevat - Netfreight te veroordelen de op 12 mei 2015 ten laste van Holland Trading gelegde (derden)beslagen op de heffen, althans te matigen tot het bedrag waartoe Holland Trading is veroordeeld bij eerdergenoemd vonnis van 2 maart 2016, op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per dag. Voorts vordert Holland Trading veroordeling van Netfreight in de proceskosten.
3.2.
Netfreight voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De voorzieningenrechter stelt vast dat Netfreight op 12 mei 2015 naast het beslag onder de bank tevens derdenbeslag heeft gelegd onder [A] te [plaats] , maar bij gebreke van elke onderbouwing ter zake van (de opheffing van) laatstbedoeld beslag en gelet op het ter zitting gehouden betoog, verstaat hij de vordering van Holland Trading als weergegeven onder 3.1 aldus dat deze enkel strekt tot opheffing van het onder de bank gelegde derdenbeslag.
4.2.
Holland Trading heeft zich op het standpunt gesteld dat met het vonnis van 2 maart 2016 in elk geval summierlijk is gebleken van 75 % van de ondeugdelijkheid van de vordering van Netfreight, met het oog waarop het beslag is gelegd. Van de vordering van € 100.000,00 is immers een bedrag van € 25.000,00 toegewezen. Bovendien is Holland Trading door het beslag niet in staat aan de veroordeling tot betaling van € 25.000,00 te voldoen, waardoor de wettelijke rente oploopt en Holland Trading schade lijdt. Het in stand houden van het beslag althans de weigering dit te matigen, is onrechtmatig.et 9nstandHet
Om die reden dient het beslag opgeheven dan wel gematigd ter worden tot het bedrag waartoe Holland Trading is veroordeeld, onder de toezegging dat Holland Trading vervolgens direct aan de veroordeling zal voldoen, waartoe zij nu door het beslag niet in staat is.
4.3.
Voor het voldoen aan haar betalingsverplichting door Holland Trading is opheffing van het beslag niet nodig, zo heeft Netfreight betoogd. Niettemin wil zij wel instemmen met opheffing van het beslag voor een bedrag van circa € 30.000, zoals Holland Trading heeft bepleit, mits dit bedrag door Holland Trading aan haar wordt voldaan en mits het beslag voor het overige blijft liggen. Zij beroept zich op artikel 704, lid 2 Rv, inhoudende dat het beslag, ingeval de eis in hoofdzaak wordt afgewezen, niet vervalt zolang die uitspraak niet in kracht van gewijsde is gegaan. Dit laatste is aan de orde nu zij in appel is gegaan. Volgens Netfreight heeft Holland Trading onvoldoende feitelijke gronden aangevoerd om een opheffing van het beslag te rechtvaardigen. Als alternatief is Netfreight bereid om afgifte van een bankgarantie van € 100.000,00 door Holland Trading te aanvaarden en in dat geval het beslag op te heffen.
4.4.
Volgens art. 705 lid 2 Rv dient het beslag te worden opgeheven indien summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht blijkt. Dit brengt mee dat het in de eerste plaats op de weg ligt van degene die de opheffing vordert om met inachtneming van de beperkingen van de voorzieningenprocedure aannemelijk te maken dat de door de beslaglegger gepretendeerde vordering ondeugdelijk of onnodig is (HR 14 juni 1996, NJ 1997/481). Er zal evenwel beslist moeten worden aan de hand van wat door beide partijen naar voren is gebracht en summierlijk met bewijsmateriaal is onderbouwd. Die beoordeling kan niet geschieden los van de in een zodanig geval vereiste afweging van de wederzijdse belangen, waarbij dient te worden beoordeeld of het belang van de beslaglegger bij handhaving van het beslag op grond van de door deze naar voren gebrachte omstandigheden zwaarder dient te wegen dan het belang van de beslagene bij opheffing van het beslag. De Hoge Raad heeft hier aan toegevoegd dat een conservatoir beslag naar zijn aard ertoe strekt om te waarborgen dat, zo een vooralsnog niet vaststaande vordering in de bodemprocedure wordt toegewezen, verhaal mogelijk zal zijn, terwijl de beslaglegger bij afwijzing van de vordering zal kunnen worden aangesproken voor de door het beslag ontstane schade.
4.5.
Ingevolge artikel 704 lid 2 Rv vervalt van rechtswege het beslag indien de eis in de hoofdzaak wordt afgewezen en deze afwijzing in kracht van gewijsde is gegaan.
4.6.
Het vorenstaande brengt naar het oordeel van de Hoge Raad mee dat een vordering tot opheffing van een conservatoir beslag op de grond dat de vordering tot verzekering waarvan het beslag is gelegd door de bodemrechter in eerste aanleg is afgewezen, in het geval dat tegen die afwijzing hoger beroep is ingesteld, niet zonder meer moet worden toegewezen, maar dat ook in dat geval de wederzijdse belangen van partijen moeten worden afgewogen. De omstandigheid dat de bodemrechter in eerste aanleg uitspraak heeft gedaan, dient daarbij wel te worden meegewogen. Van de voorzieningenrechter kan niet worden gevergd dat hij een voorlopige beoordeling geeft van de kans van slagen van het door de beslaglegger tegen het vonnis in eerste aanleg ingestelde hoger beroep [1] .
4.7.
Met inachtneming van bovenstaande maatstaf oordeelt de voorzieningenrechter als volgt.
4.8.
De bodemrechter heeft in zijn vonnis geen rechtsgrond(en) aanwezig geoordeeld voor de toewijzing van de gehele vordering, waarvoor het beslag door Netfreight is gelegd. Dit oordeel is door het instellen van hoger beroep evenwel onderworpen aan een nadere beoordeling door een hogere rechter.
De bodemrechter heeft bij hetzelfde vonnis de vordering bij wege van eis in reconventie van Holland Trading tot opheffing van het beslag, op de grond dat het ingeroepen vorderingsrecht van Netfreight ondeugdelijk is, afgewezen bij gebreke van een nadere motivering en toelichting van/op deze eis. Daarbij heeft de bodemrechter voorts overwogen dat, gelet op de gedeeltelijke toewijzing van de vordering van Netfreight in de hoofdzaak, niet kan worden gesproken van een ondeugdelijk vorderingsrecht.
4.9.
De voorzieningenrechter weegt het aldus gebleken oordeel van de bodemrechter in het kader van dit kort geding aldus mee, dat daarmee het standpunt van Holland Trading dat met dat oordeel reeds summierlijk de ondeugdelijkheid van het gelegde beslag is gebleken, onvoldoende is onderbouwd c.q. onvoldoende steun vindt in dat oordeel.
4.10.
Holland Trading heeft gesteld dat het voortduren van het beslag voor haar een oplopen van de wettelijke handelsrente van de toegewezen vordering van Netfreight meebrengt en dat zij door het gelegde beslag ernstig in haar bedrijfsuitoefening wordt gehinderd.
Het belang van Netfreight is erin gelegen dat zij ter zake van haar vordering op Holland Trading een waarborg behoudt tot voldoening, totdat omtrent die vordering in hogere instantie zal zijn beslist.
4.11.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is Holland Trading er niet in geslaagd het door haar gestelde belang – hinder in de bedrijfsvoering – zodanig te onderbouwen dat hierin een reden gevonden zou moeten worden om de vordering in kort geding toe te wijzen. Holland Trading heeft niet méér aangevoerd dan dat zij handelsgeld benodigd is voor inkoop. Daartegenover staat dat het beslag reeds elf maanden geleden is gelegd. Dit in aanmerking genomen, heeft Holland Trading op geen enkele wijze inzicht gegeven in problemen in de bedrijfsvoering als gevolg van het beslag, in die zin dat het beslag daadwerkelijk méér of verdergaande consequenties voor het bedrijf met zich brengt dan enkel “hinder”. Bij de voorliggende vordering had dat zeker op haar weg gelegen.
In zoverre is aan (het argument van) deze hinder geen groter gewicht toe te kennen dan aan de hinder die Netfreight ondervonden heeft en ondervindt voor haar bedrijfsvoering doordat zij een bedrag van € 100.000,00 ten laste van de bedrijfsvoering aan Holland Trading heeft betaald en haar vordering tot terugbetaling vooralsnog niet (volledig) is toegewezen.
4.12.
Bij het voorgaande geldt dat de bereidheid van Holland Trading om het door de bodemrechter toegewezen gedeelte van de vordering van Netfreight te voldoen, geen ander licht op de belangenafweging doet schijnen. Netfreight heeft immers gesteld ermee te kunnen instemmen dat het beslag wordt opgeheven tot het bedrag van circa € 30.000,00 waartoe Holland Trading is veroordeeld, mits dit bedrag aan Netfreight wordt voldaan en mits het beslag voor het overige blijft liggen.
4.13.
De voorzieningenrechter komt tot de slotsom dat de vordering van Holland Trading moet worden afgewezen.
4.14.
Holland Trading zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Netfreight worden begroot op:
- griffierecht € 619,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 1.435,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vordering af,
5.2.
veroordeelt Holland Trading in de proceskosten, aan de zijde van Netfreight tot op heden begroot op € 1.435,00,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. van der Hulst en in het openbaar uitgesproken op 3 mei 2016.