In deze zaak heeft de rechtbank Overijssel geoordeeld dat de gemeente Enschede een aanvraag voor bijzondere bijstand ten onrechte buiten behandeling heeft gelaten. De eiser, die onder bewind is gesteld, had op 15 september 2015 bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van het beschermingsbewind. De gemeente heeft de aanvraag opgeschort omdat niet alle gevraagde informatie was verstrekt en heeft deze vervolgens niet in behandeling genomen. De rechtbank oordeelt dat de gemeente niet zelf mag bepalen welke informatie nodig is om de aanvraag te beoordelen, aangezien de noodzaak van de onderbewindstelling al door de kantonrechter is vastgesteld. De rechtbank benadrukt dat de gemeente zich moet houden aan de wetgeving en dat het niet aan hen is om te beoordelen of er goedkopere oplossingen zijn. De rechtbank verklaart het beroep van de eiser gegrond en vernietigt het bestreden besluit van de gemeente. Tevens wordt de gemeente opgedragen om opnieuw te beslissen op het bezwaar van de eiser, met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank veroordeelt de gemeente in de proceskosten van de eiser.