ECLI:NL:RBOVE:2016:303

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
28 januari 2016
Publicatiedatum
1 februari 2016
Zaaknummer
C/08/180105 / KG ZA 15-401
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil over hypothecaire geldlening en valse inkomensdocumenten

In deze zaak heeft eiser, wonende te [plaats 1], een kort geding aangespannen tegen AEGON Levensverzekering N.V. naar aanleiding van een hypothecaire geldlening die hij in 2010 heeft verkregen. Eiser heeft AEGON aangeklaagd omdat zij zijn hypothecaire lening heeft opgezegd en zijn gegevens heeft opgenomen in het Incidentenregister en het Extern Verwijzingsregister. Eiser stelt dat hij de woning onderhands wil verkopen om de lening terug te betalen, maar AEGON heeft aangekondigd de woning executoriaal te willen verkopen. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er voldoende bewijs is dat eiser valse inkomensdocumenten heeft verstrekt bij zijn hypotheekaanvraag, wat AEGON het recht geeft om de lening op te eisen. Echter, de voorzieningenrechter heeft ook vastgesteld dat het belang van eiser om de woning onderhands te verkopen zwaarder weegt dan het belang van AEGON bij executoriale verkoop. Daarom is AEGON verboden om de woning gedurende een jaar executoriaal te verkopen, mits eiser zijn maandtermijnen aan AEGON blijft betalen. De vorderingen van eiser zijn gedeeltelijk toegewezen, en de proceskosten zijn gecompenseerd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/180105 / KG ZA 15-401
Vonnis in kort geding van 28 januari 2016
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats 1] ,
eiser,
advocaat mr. H. Dijks te Enschede,
tegen
naamloze vennootschap
AEGON LEVENSVERZEKERING N.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te 's-Gravenhage,
gedaagde,
advocaat mr. J.N. Drenth te Leeuwarden.
Partijen zullen hierna [eiser] en Aegon worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met de producties 1 tot en met 12
  • de producties 1 tot en met 5 van Aegon
  • de productie 13 van [eiser]
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van [eiser]
  • de pleitnota van Aegon.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] heeft in augustus 2010 een hypotheekaanvraag bij Aegon ingediend. Bij deze aanvraag heeft [eiser] aangegeven dat hij sinds 19 november 2009 gedurende 40 uur per week als transportplanner werkzaam is bij Samter B.V. te Deventer (verder: Samter). [eiser] heeft met betrekking tot dit dienstverband een arbeidsovereenkomst, salarisspecificaties en een werkgeversverklaring overgelegd. Op de werkgeversverklaring staat vermeld dat deze op 12 augustus 2010 is ondertekend door [B] .
2.2.
Blijkens de notariële akte van 17 september 2010 heeft Aegon een hypothecaire geldlening ter hoogte van € 151.400,00 aan [eiser] verstrekt. Tot zekerheid van terugbetaling heeft [eiser] aan Aegon een eerste recht van hypotheek op de woning van [eiser] staande en gelegen aan de [adres] [plaats 1] gegeven.
2.3.
Op de geldlening zijn de Algemene Bepalingen van geldlening en hypotheekstelling geldend van Aegon (verder: de Algemene Bepalingen) van toepassing. In artikel 4 lid 1 aanhef en onder e van deze bepalingen staat het volgende:
“Artikel 4
1. Het verschuldigde is in het geheel onmiddellijk opeisbaar:
(…)
e. indien blijkt van aan Aegon onbekende omstandigheden, die de schuldenaar kent of behoort te kennen en waarvan de schuldenaar weet of behoort te weten dat hij die omstandigheden aan Aegon had moeten meedelen aangezien zij voor Aegon van belang zijn of kunnen zijn in verband met hun invloed op de waarde van het verbondene of op de rechten van Aegon, zijn beschikkingsbevoegdheid over het verbondene, de rechtstoestand van het verbondene of daarop betrekking hebbende overeenkomsten, alsook omtrent aan de schuldenaar bekende omstandigheden welke naar het oordeel van Aegon van dien aard zijn dat de geldlening niet of niet onder dezelfde voorwaarden zou zijn verstrekt door Aegon als deze van die omstandigheden op de hoogte zou zijn geweest;”
2.4.
[eiser] heeft over de jaren 2009, 2010 en 2011 geen inkomsten uit een dienstverband met Samter opgegeven bij de belastingdienst. [eiser] heeft over die jaren wel opgave gedaan van andere (lagere) inkomsten.
2.5.
Op 4 februari 2014 hebben twee financieel rechercheurs van de politie Aegon bezocht, omdat uit een lopend politieonderzoek informatie over [eiser] bekend was geworden. Volgens de financieel rechercheurs is de aan [eiser] verstrekte hypothecaire geldlening zeer waarschijnlijk verkregen op basis van valselijk opgestelde inkomensdocumenten.
2.6.
Aegon heeft op 5 mei 2014 tegen [eiser] aangifte gedaan van (vermoedelijke) valsheid in geschrifte en oplichting, omdat [eiser] volgens Aegon geen inkomen uit dienstverband met Samter heeft genoten.
2.7.
Op 19 augustus 2014 is [B] door de politie als verdachte verhoord. In het proces-verbaal van dit verhoor staat het volgende:
“A: (…) Samter B.V. heeft alleen maar op papier bestaan, maar nooit in de praktijk. (…)
V: Hoeveel werknemers had Samter B.V.?
A: Alleen [A][vader van [eiser] ; toevoeging voorzieningenrechter]
en ik waren betrokken bij Samter B.V. Er waren verder geen werknemers.
V: Hoe groot was de omzet?
A: Er was geen omzet, omdat Samter B.V. alleen op papier bestond.
V: Hoeveel loonheffing werd aan de belastingdienst afgedragen?
A: Geen.
O: Op 12 augustus 2010 is er ten behoeve van [eiser] , [adres] een werkgeversverklaring ondertekend. Met [eiser] wordt bedoeld [eiser] , geboren op [geboortedatum] te [plaats 2] . U was toen geen algemeen directeur en enig aandeelhouder meer van Samter B.V. Aan de verdachte wordt de werkgeversverklaring welke afkomstig zou zijn van Samter B.V. en aan Aegon verstrekt is getoond.
V: Wat is hierop uw reactie?
A: Ik ken dit document in het geheel niet. De met de hand ingevulde werkgeversverklaring is ingevuld met een handschrift dat beslist niet van mij is. Ook is het niet mijn handtekening, maar een slechte imitatie er van. In de tijd dat ik verantwoordelijk was, heb ik wel eens handtekeningen gezet, maar beslist niet onder dit document.
V: Wat was uw functie bij Samter B.V. op 12 augustus 2010 wel?
A: Geen.
(…)
V: Wie heeft de werkgeversverklaring voor [eiser] te [plaats 1] ondertekend?
A: Weet ik niet.
V: Is [eiser] daadwerkelijk bij Samter B.V. werkzaam geweest in de periode dat u nog bestuurder was?
A: Nee, we hadden geen personeel.
V: Hoeveel verdiende [eiser] ?
A: Niets, want er was geen personeel. (…)”
2.8.
Aegon heeft [eiser] bij brief van 12 maart 2015 bericht dat zijn gegevens zijn opgenomen in het Incidentenregister en het Extern Verwijzingsregister.
2.9.
Bij brief van 10 november 2015 heeft Aegon de aan [eiser] verstrekte hypothecaire geldlening per 1 december 2015 opgezegd. [eiser] is daarbij meegedeeld dat de hoofdsom van € 151.400,00, vermeerderd met rente en kosten, uiterlijk op 1 december 2015 aan Aegon moet zijn terugbetaald en dat bij gebreke daarvan de woning gedwongen zal worden verkocht.
2.10.
De Nederlandse Vereniging van Banken, het Verbond van Verzekeraars, de Vereniging van Financieringsondernemingen in Nederland en de Stichting Fraudebestrijding Hypotheken hebben gezamenlijk een signaleringssysteem opgezet, dat regeling vindt in het Protocol Incidentenwaarschuwingssysteem Financiële Instellingen (verder: het Protocol). In het Protocol is – voor zover thans van belang – het volgende opgenomen:
“(…)
Incident:een gebeurtenis die als gevolg heeft, zou kunnen hebben of heeft gehad dat de belangen, integriteit of veiligheid van de cliënten of medewerkers van een Financiële Instelling, de Financiële Instelling zelf of de financiële sector als geheel in het geding zijn of kunnen zijn, zoals het falsificeren van nota’s, identiteitsfraude, skimming, verduistering in dienstbetrekking, phishing en opzettelijke misleiding.
(…)
3.1.1
Iedere Deelnemer heeft een Incidentenregister, waarin door de betreffende Deelnemer gegevens van (rechts)personen worden vastgelegd ten behoeve van het in artikel 4.1.1 Protocol genoemde doel, naar aanleiding van of betrekking hebbend op een (mogelijk) Incident. (…)
3.1.2
Aan het Incidentenregister is het Extern Verwijzingsregister gekoppeld. Dit Extern Verwijzingsregister is raadpleegbaar door de Deelnemers, alsmede de Organisatie van de Deelnemers via een Verwijzingsapplicatie en bevat uitsluitend Verwijzingsgegevens die onder strikte voorwaarden conform artikel 5.2 Protocol door de Deelnemers mogen worden opgenomen.
(…)
4.1.1
Met het oog op het kunnen deelnemen aan het Waarschuwingssysteem is iedere Deelnemer gehouden de volgende doelstelling voor het vastleggen van gegevens in het Incidentenregister te hanteren: Het geheel aan verwerkingen ten aanzien van het Incidentenregister heeft tot doel het ondersteunen van activiteiten gericht op het waarborgen van de veiligheid en de integriteit van de financiële sector, daaronder mede begrepen (het geheel van) activiteiten die gericht zijn:
  • op het onderkennen, voorkomen, onderzoeken en bestrijden van gedragingen die kunnen leiden tot benadeling van de branche waar de financiële instelling deel van uitmaakt, van de economische eenheid (groep) waartoe de financiële instelling behoort, van de financiële instelling zelf, alsmede van haar cliënten en medewerkers;
  • op het onderkennen, voorkomen, onderzoeken en bestrijden van oneigenlijk gebruik van producten, diensten en voorzieningen en/of (pogingen) tot strafbare of laakbare gedragingen enlof overtreding van (wettelijke) voorschriften, gericht tegen de branche waar de financiële instelling deel van uitmaakt, de economische eenheid (groep) waartoe de financiële instelling behoort, de financiële instelling zelf, alsmede haar cliënten en medewerkers;
  • op het gebruik van en de deelname aan waarschuwingssystemen.
(…)
5.2.1
De Deelnemer dient de Verwijzingsgegevens van (rechts)personen die aan de hierna onder a en b vermelde criteria voldoen en na toepassing van het onder c genoemde proportionaliteitsbeginsel op te nemen in het Extern Verwijzingsregister.
a.
a) De gedraging(en) van de (rechts)persoon vormden, vormen of kunnen een bedreiging vormen voor (I) de (financiële) belangen van cliënten en/of medewerkers van een Financiële instelling, alsmede de (Organisatie van de) Financiële instelling(en) zelf of (II) de continuïteit en/of de integriteit van de financiële sector.
b) In voldoende mate staat vast dat de betreffende (rechts)persoon betrokken is bij de onder a bedoelde gedraging(en). Deze vaststelling betekent dat van strafbare feiten in principe aangifte of klachten wordt gedaan bij een opsporingsambtenaar.
c) Het proportionaliteitsbeginsel wordt in acht genomen. Dit houdt in dat Veiligheidszaken vaststelt, dat het belang van opname in het Externe Verwijzingsregister prevaleert boven de mogelijk nadelige gevolgen voor de Betrokkene als gevolg van opname van zijn Persoonsgegevens in het Extern Verwijzingsregister.
(…)”

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert dat de voorzieningenrechter bij – uitvoerbaar bij voorraad verklaard – vonnis:
I. een verbod aan Aegon zal opleggen tot verkoop van de woning staande en gelegen aan de [adres] [plaats 1] en kadastraal bekend als “ [plaats 1] , sectie B, [nummer] ”, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 160.000,00, althans een zodanige dwangsom als de voorzieningenrechter in goede jusitie vermeent te behoren;
II. een bevel aan Aegon zal opleggen om de melding in het Incidentenregister en Extern Verwijzingsregister door te halen en doorgehaald te laten, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 voor iedere dag of dagdeel dat de inschrijving in het Incidentenregister en Extern Verwijzingsregister staat vermeld;
III. Aegon zal veroordelen tot betaling van de kosten van deze procedure;
3.2.
Aegon voert gemotiveerd verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het spoedeisend belang bij de vorderingen van [eiser] is in voldoende mate gegeven en is ook niet door Aegon bestreden.
4.2.
Allereerst zal worden beoordeeld of Aegon de gegevens van [eiser] heeft mogen opnemen in het Extern Verwijzingsregister. De criteria daarvoor zijn vastgelegd in artikel 5.2.1 van het Protocol. Daarbij heeft te gelden dat op grond van vaste jurisprudentie (onder meer HR 29 mei 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH4720) een redelijk vermoeden van een strafbaar feit, zoals fraude, niet voldoende is om een dergelijke registratie te handhaven. Anderzijds is een veroordeling door de strafrechter niet vereist. Er moet sprake zijn van zodanige concrete feiten en omstandigheden dat zij een als strafbaar feit te kwalificeren bewezenverklaring – in de zin van artikel 350 Sv – kunnen dragen en in dat verband een zwaardere verdenking van een strafbaar feit opleveren
4.3.
De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat in dit geval het meer dan redelijke vermoeden bestaat dat [eiser] bij zijn hypotheekaanvraag valse inkomensgegevens heeft verstrekt, waardoor is voldaan aan de in artikel 5.2.1 onder a en b van het Protocol genoemde criteria voor de registratie van zijn gegevens. Hiervoor is redengevend dat uit de door Aegon overgelegde bankafschriften van de zakelijke ING-rekening van Samter blijkt dat in de periode van 2 juli 2010 tot 1 september 2010 slechts acht transacties hebben plaatsgevonden. Gezien dit geringe aantal transacties is aannemelijk dat in Samter hoe genaamd geen activiteiten hebben plaatsgehad, hetgeen ook wordt ondersteund door de verklaringen van [B] tijdens het politieverhoor. Weliswaar is door [eiser] naar voren gebracht dat [B] deze verklaringen heeft afgelegd om “zijn straatje schoon te vegen”, maar [eiser] heeft dat op geen enkele wijze geconcretiseerd. Daarnaast is van belang dat [eiser] zijn inkomsten bij Samter niet bij de belastingdienst heeft opgegeven. Dat hij dit zou zijn vergeten, zoals door hem ter zitting is gesteld, wordt onvoldoende aannemelijk geacht, te meer nu hij wel opgave heeft gedaan van (geringere) inkomsten uit andere werkzaamheden. [eiser] heeft bovendien desgevraagd ter zitting niet kunnen toelichten waaruit zijn werkzaamheden als fulltime transportplanner in concreto bestonden. [eiser] heeft in dit verband verklaard dat zijn functie inhield dat hij contact opnam met relaties over het vervoer van vrachten en dat hij telefonisch contact onderhield met de vrachtwagenchauffeurs, maar onduidelijk is gebleven op welke wijze hij het transport van de vrachten plande en hoe hij zijn werk combineerde met zijn studie tandheelkunde. Ook was hij niet in staat om namen van relaties te noemen en evenmin, behalve [B] , namen van vrachtwagenchauffeurs, terwijl er naar zijn zeggen twee of drie vrachtwagens voor Samter zouden hebben gereden en de chauffeurs hem steeds telefonisch op de hoogte zouden hebben gehouden van hun locatie.
4.4.
Vervolgens dient gelet op het bepaalde in artikel 5.2.1 onder c van het Protocol te worden beoordeeld of de opname in het Extern Verwijzingsregister ook proportioneel is. Naar het voorshandse oordeel van de voorzieningenrechter is dat het geval, omdat aangenomen wordt dat [eiser] ter verkrijging van een hypothecaire geldlening valse inkomensgegevens heeft overgelegd, waardoor het belang van Aegon (en de financiële sector) bij registratie dient te prevaleren boven de nadelige gevolgen voor [eiser] als gevolg van die registratie.
4.5.
Gezien het vorenstaande moet voorshands worden geoordeeld dat de registratie van [eiser] in het Extern Verwijzingsregister is gerechtvaardigd.
4.6.
In artikel 4.1.1 van het protocol is het doel van het Incidentenregister omschreven. Dit register is in beginsel alleen voor intern gebruik binnen een financiële instelling en aan registratie hierin worden minder strenge eisen gesteld dan aan registratie in het Extern Verwijzingsregister. Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat ook opname van de gegevens van [eiser] in het Incidentenregister voorshands is gerechtvaardigd.
4.7.
Aegon heeft de totale geleende geldsom opgeëist vanwege het verstrekken van valselijk opgestelde inkomensdocumenten. Door Aegon is in dit verband onweersproken betoogd dat zij zich door de valse inkomensgegevens geen goed beeld heeft kunnen vormen van de inkomenspositie van [eiser] en dat zij zonder deze valse gegevens niet tot het verstrekken van de hypothecaire lening zou zijn overgegaan. Gelet hierop moet voorshands worden aangenomen dat Aegon op grond van artikel 4 lid 1 aanhef en onder e van de Algemene Bepalingen de lening van [eiser] heeft mogen opeisen.
4.8.
[eiser] heeft de opgeëiste geldlening niet tijdig aan Aegon terugbetaald en is daartoe
– naar zijn stelling – ook niet in staat, omdat hij vanwege zijn registratie in het Incidentenregister en in het Extern Verwijzingsregister de woning niet kan herfinancieren. Aegon mag daarom in beginsel overgaan tot het executoriaal verkopen van de woning.
4.9.
In een executiegeschil kan de voorzieningenrechter een executie op grond van een hypotheekrecht slechts schorsen, indien hij van oordeel is dat de executant met die executie misbruik van zijn executiebevoegdheid zal maken. Hiervan is onder meer sprake indien de executant, in aanmerking nemende de onevenredigheid tussen het belang bij de uitoefening (voortzetting) van de executie en het belang dat daardoor wordt geschaad, naar redelijkheid niet tot die uitoefening had kunnen komen.
4.10.
Overwogen wordt dat niet in geschil is dat [eiser] geen betalingsachterstand bij Aegon heeft en dat hij door zijn werk als waarnemend tandarts over voldoende inkomen beschikt om de maandtermijnen stipt aan Aegon te blijven voldoen. Daarnaast is door [eiser] onweersproken naar voren gebracht dat de verkoopopbrengst van zijn woning bij een executoriale verkoop aanzienlijk lager zal zijn dan bij een onderhandse verkoop en dat hij als gevolg daarvan met een restschuld zal achterblijven. [eiser] wenst de woning onderhands te verkopen teneinde een hogere verkoopopbrengst te realiseren, waarmee Aegon kan worden terugbetaald. Ter zitting heeft [eiser] gevraagd hem daarvoor een termijn van één jaar te gunnen. Door Aegon is aangevoerd dat zij de woning executoriaal wil verkopen, omdat zij haar relatie met [eiser] wenst te beëindigen. Zij heeft echter ter zitting ook kenbaar gemaakt dat zij nog niet is overgegaan tot het treffen van executoriale maatregelen en dat zij in beginsel bereid is [eiser] de gelegenheid te geven de woning onderhands te verkopen. Tegen de door [eiser] gevraagde termijn van één jaar is door Aegon geen bezwaar gemaakt. Dit alles overziende is de voorzieningenrechter van oordeel dat het belang van [eiser] om in de gelegenheid te worden gesteld de woning onderhands te verkopen zwaarder weegt dan het belang dat Aegon heeft bij executoriale verkoop.
4.11.
Op grond van het vorenstaande zal het door [eiser] onder I gevraagde verbod worden toegewezen voor de duur van één jaar, onder de voorwaarde dat [eiser] de maandtermijnen steeds stipt aan Aegon zal betalen. [eiser] heeft derhalve tot 28 januari 2017 de gelegenheid om de woning onderhands te verkopen.
4.12.
De gevorderde dwangsom zal als volgt worden toegewezen.
4.13.
De vorderingen van [eiser] zullen voor het overige worden afgewezen.
4.14.
Aangezien elk van partijen als op enig punt in het ongelijk gesteld is te beschouwen, zullen de proceskosten worden gecompenseerd op de hierna te vermelden wijze.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verbiedt Aegon de woning staande en gelegen aan de [adres] [plaats 1] en kadastraal bekend als “ [plaats 1] , sectie B, [nummer] ” gedurende een periode van één jaar executoriaal te verkopen, onder de voorwaarde dat [eiser] telkens stipt de maandtermijnen aan Aegon zal betalen, met bepaling dat dit verbod vervalt indien deze voorwaarde niet stipt wordt nagekomen,
5.2.
veroordeelt Aegon om aan [eiser] een dwangsom te betalen van € 25.000,00 ineens als zij niet aan de in 5.1 uitgesproken hoofdveroordeling voldoet,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.R. Hidma en in het openbaar uitgesproken op 28 januari 2016.