ECLI:NL:RBOVE:2016:3118

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
4 augustus 2016
Publicatiedatum
10 augustus 2016
Zaaknummer
C/08/183966 / FA RK 16-650
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • E.V.A. Groener
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewijslevering en omkering van de bewijslast in echtscheidingsprocedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, op 4 augustus 2016 een beschikking gegeven in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man. De vrouw verzoekt om wijziging van de bijdrage in de kosten van levensonderhoud die zij aan de man moet betalen, omdat zij stelt dat de man samenwoont met een vriendin in het buitenland. De man ontkent deze samenwoning en verzoekt de rechtbank om de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw op basis van artikel 1:160 BW haar onderhoudsverplichting jegens de man kan beëindigen indien hij samenwoont met een ander. De vrouw heeft aangevoerd dat de man naar het buitenland is vertrokken en daar samenleeft met zijn vriendin, terwijl de man dit ontkent en stelt dat hij niet samenwoont. De rechtbank heeft de vrouw in bewijsnood bevonden, omdat zij niet in staat is om in het buitenland onderzoek te doen naar de situatie van de man.

De rechtbank heeft besloten om de bewijslast om te keren, wat betekent dat de man moet bewijzen dat hij niet samenwoont met zijn vriendin. De rechtbank heeft de man opgedragen om dit bewijs te leveren en heeft aangegeven dat, indien hij getuigen wil horen, de enquête op een nader te bepalen datum zal plaatsvinden in het gebouw van de rechtbank. De zaak is aangehouden om partijen de gelegenheid te geven hun verhinderdata kenbaar te maken voor de dagbepaling van de enquête. De beschikking is openbaar uitgesproken op 4 augustus 2016.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Familierecht en Jeugdrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer: C/08/183966 / FA RK 16-650
beschikking van de enkelvoudige familiekamer voor burgerlijke zaken d.d. 4 augustus 2016
inzake
[verzoekster],
verder te noemen: de vrouw,
wonende te [woonplaats 1] ,
verzoekster,
advocaat mr. D. Beuving te Hengelo Ov,
en
[verweerder],
verder te noemen: de man,
wonende te Neringa ( [het buitenland] ) ,
verweerder,
advocaat mr. A.F.B. Netters te Hengelo Ov.

1.Het procesverloop

1.1.
De rechtbank heeft kennis genomen van de navolgende bescheiden:
- het verzoek met bijlagen, binnengekomen op 15 maart 2016;
- het verweer met bijlagen, binnengekomen op 20 mei 2016;
- een op 19 juli 2016 ontvangen F9-formulier van mr. Netters met bijlage.
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft met gesloten deuren plaatsgevonden op 20 juli 2016. Ter zitting zijn verschenen, de vrouw bijgestaan door mr. Beuving en mr. Netters. De man is niet ter zitting verschenen.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn op [datum 1] te [plaats] met elkaar gehuwd.
2.2.
Bij beschikking van [datum 2] heeft de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo de echtscheiding tussen partijen uitgesproken, welke echtscheidingsbeschikking op 24 maart 2014 is ingeschreven in de registers van de Burgerlijke Stand.
2.3.
Bij voormelde echtscheidingsbeschikking heeft de rechtbank voorts, voor zover thans van belang, bepaald dat de vrouw met ingang van de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand € 777,- per maand dient te betalen aan de man als uitkering tot levensonderhoud, telkens bij vooruitbetaling te voldoen.
2.4.
Ingevolge de wettelijke indexering beloopt voormelde bijdrage met ingang van 1 januari 2016 € 793,40 per maand.

3.Het verzoek

De vrouw verzoekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bij beschikking van de rechtbank Overijssel, locatie Almelo van [datum 2] vastgestelde bijdrage in de kosten van het levensonderhoud van de man te wijzigen en deze bijdrage met ingang van 1 januari 2016 op nihil te stellen, dan wel op een zodanig bedrag en met ingang van een zodanige datum als de rechtbank juist acht.

4.Het verweer

De man verzoekt de rechtbank de vrouw in haar verzoek niet-ontvankelijk te verklaren dan wel dit verzoek af te wijzen en de beschikking van de rechtbank Overijssel, locatie Almelo van [datum 2] te bekrachtigen.

5.De beoordeling

5.1.
De vrouw stelt dat de man naar [het buitenland] is vertrokken en daar samenleeft met zijn vriendin, waardoor op grond van artikel 1:160 BW haar onderhoudsverplichting jegens de man is geëindigd. Bovendien zijn door het vertrek van de man zijn kansen op de arbeidsmarkt verkeken. De man erkent dat hij in [het buitenland] een vriendin heeft, doch niet met haar samenleeft. Hij is juist naar [het buitenland] vertrokken om met zijn vriendin te onderzoeken of zij samen verder kunnen. Ze wonen echter perse niet samen, doch op verschillende adressen. Zijn kansen op de arbeidsmarkt acht de man zonder meer al uitermate beperkt. Hij is 63 jaar oud en is gedurende het huwelijk van partijen hoofdzakelijk huisman geweest.
5.2.
De man wijst erop dat de vrouw moet bewijzen dat er sprake is van een samenwoning als bedoeld in artikel 1:160 BW nu hij dit uitdrukkelijk en gemotiveerd ontkend. De vrouw stelt dat er in deze sprake moet zijn van omkering van de bewijslast nu de man is vertrokken en de vrouw daardoor in bewijsnood is komen te verkeren.
5.3.
Door de man is een stuk overgelegd, kennelijk in de […] taal, waaruit zou moeten blijken dat de man op nummer 12 a van een straat woont. Zijn vriendin, aldus de man, woont op nummer 3. De man is echter opgeroepen op het adres [woonplaats 3] , [het buitenland] . Het door de man overgelegde stuk acht de rechtbank onvoldoende om aan te nemen dat de man en zijn vriendin niet op hetzelfde adres wonen, althans verblijven.
5.4.
De rechtbank is het met de vrouw eens dat in deze de bewijslast moet worden omgekeerd. Van de vrouw kan niet worden verwacht dat zij in een vreemd land als [het buitenland] onderzoek gaat doen naar het dagelijkse leven van de man. De vrouw verkeert dus in bewijsnood. Op zich zou dat geen reden hoeven te zijn om de bewijslast om te keren. Artikel 150 Rv schrijft voor dat de rechter tot een afwijkende verdeling van de bewijslast kan komen als dit uit de eisen van redelijkheid billijkheid voortvloeit. Dat de bewijsnood is ontstaan door toedoen van de andere partij kan naar het oordeel van de rechtbank een reden zijn voor omkering van de bewijslast. De rechtbank acht zich hierbij gesteund door de conclusie van de Procureur Generaal bij de Hoge Raad van 28 september 2012 (ECLI:NL:PHR:2012:BW9870). De rechtbank zal daarom de man belasten met het bewijs dat hij niet samenwoont als bedoeld in artikel 1:160 BW. Het feit dat de man een negatieve bewijsopdracht krijgt maakt het naar het oordeel van de rechtbank niet anders.

6.De beslissing

De rechtbank:
I. draagt de man op door alle middelen rechtens te bewijzen dat hij niet samenleeft met zijn […] vriendin als bedoeld in artikel 1:160 BW;
II. bepaalt dat, indien de man zijn bewijs wil leveren door het doen horen van getuigen, de enquête op nader te bepalen datum zal plaatsvinden in het gebouw van deze rechtbank locatie Almelo tegenover mr. E.V.A. Groener;
III. bepaalt dat de zaak wordt aangehouden tot
17 augustus 2016om partijen de gelegenheid te geven hun verhinderdata kenbaar te maken voor de dagbepaling van de enquête;
IV. houdt verder iedere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven te Almelo door mr. E.V.A. Groener en in het openbaar uitgesproken op 4 augustus 2016 in tegenwoordigheid van mr. A.C.M. Heerdink, griffier.