In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 14 juli 2016 uitspraak gedaan in een verzoek tot vernietiging van de erkenning van het vaderschap van de man over de minderjarige [A]. De man had op 5 november 2014 de erkenning van [A] gedaan, maar kwam later tot de ontdekking dat hij mogelijk niet de biologische vader was. Dit vermoeden werd versterkt door een DNA-onderzoek, waaruit bleek dat hij niet de biologische vader van [A] is. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 22 december 2015, waarbij de man, de vrouw, de bijzondere curator mr. L. van Straten en de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man slechts vijftien maanden in het leven van [A] is geweest en dat er sinds oktober 2015 geen contact meer is geweest. De bijzondere curator heeft geadviseerd om de erkenning te vernietigen, wat in het belang van het kind zou zijn. De rechtbank heeft geoordeeld dat het in het belang van [A] is dat de erkenning wordt vernietigd, omdat het niet in haar belang is dat een man die niet haar biologische vader is, in de geboorteakte vermeld staat. De rechtbank heeft daarom de erkenning van het vaderschap door de man vernietigd en het meer of anders verzochte afgewezen.