ECLI:NL:RBOVE:2016:3226

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
14 juli 2016
Publicatiedatum
23 augustus 2016
Zaaknummer
C/08/178628 / FA RK 15-2663
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging erkenning vaderschap na DNA-onderzoek en belang van het kind

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 14 juli 2016 uitspraak gedaan in een verzoek tot vernietiging van de erkenning van het vaderschap van de man over de minderjarige [A]. De man had op 5 november 2014 de erkenning van [A] gedaan, maar kwam later tot de ontdekking dat hij mogelijk niet de biologische vader was. Dit vermoeden werd versterkt door een DNA-onderzoek, waaruit bleek dat hij niet de biologische vader van [A] is. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 22 december 2015, waarbij de man, de vrouw, de bijzondere curator mr. L. van Straten en de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man slechts vijftien maanden in het leven van [A] is geweest en dat er sinds oktober 2015 geen contact meer is geweest. De bijzondere curator heeft geadviseerd om de erkenning te vernietigen, wat in het belang van het kind zou zijn. De rechtbank heeft geoordeeld dat het in het belang van [A] is dat de erkenning wordt vernietigd, omdat het niet in haar belang is dat een man die niet haar biologische vader is, in de geboorteakte vermeld staat. De rechtbank heeft daarom de erkenning van het vaderschap door de man vernietigd en het meer of anders verzochte afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Familierecht en Jeugdrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer: C/08/178628 / FA RK 15-2663
datum beschikking: 14 juli 2016 (KH)
Beschikking van de rechtbank Overijssel, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken, in de zaak van:

[verzoeker] ,

verder ook de man te noemen,
wonende te [woonplaats 1] , [adres 1] ,
verzoeker,
advocaat: mr. M. Tijken, kantoorhoudende te Oldenzaal,
tegen

1. [belanghebbende] ,

verder ook de vrouw te noemen,
wonende te [woonplaats 2] , [adres 2] ,
in persoon verschenen,
2. mr. L. van Straten,bijzondere curator over de minderjarige [A] ,
kantoorhoudende te Almelo,
belanghebbenden.

De procedure

De rechtbank heeft kennis genomen van:
  • de tussenbeschikking van deze rechtbank van 12 november 2015;
  • een schrijven met bijlage van mr. Van Straten van 10 december 2015, ingekomen op 10 december 2015;
De zaak is behandeld ter zitting van 22 december 2015. Ter zitting zijn verschenen: de man, bijgestaan door mr. Tijken, de vrouw en mr. Van Straten. De Raad voor de Kinderbescherming, verder ook de Raad te noemen, is vertegenwoordigd door de heer [B] . De standpunten van partijen zijn toegelicht. Van de behandeling heeft de griffier proces-verbaal opgemaakt.
Aan de zus van de vrouw is bijzondere toegang verleend.
De rechtbank heeft vervolgens kennis genomen van:
  • een brief met bijlage van mr. Tijken van 6 april 2016, ingekomen op 6 april 2016,
  • een brief van mr. Van Straten van 11 april 2016, ingekomen op 11 april 2016.
Op 14 april 2016 heeft de griffier op de bij de wet voorgeschreven wijze een afschrift van het ontvangen rapport betreffende het DNA-onderzoek aan de vrouw toegezonden. Binnen de gestelde termijn is er geen reactie ingekomen.
De beschikking is bepaald op heden.

De vaststaande feiten

Bij tussenbeschikking van 12 november 2015 is mr. Van Straten benoemd tot bijzondere curator over de minderjarige:
[A], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] .
Iedere verdere beslissing is aangehouden.

Het verzoek

De man heeft in eerste instantie verzocht de door hem gedane erkenning van de minderjarige [A] te vernietigen. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft de man zijn verzoek gewijzigd in die zin dat hij thans verzoekt de door hem op 5 november 2014 gedane erkenning van [A] te vernietigen.
Hoewel hij reeds een DNA-test heeft laten uitvoeren, is hij, als daarover twijfel bestaat, bereid om nogmaals een DNA-test te laten uitvoeren.

Het standpunt van belanghebbenden

Zowel de vrouw als de bijzondere curator kunnen instemmen met een nieuwe DNA-test, te meer nu de vrouw zwanger is van een tweede kindje, waarvan de man mogelijk ook de vader zou kunnen zijn. De bijzondere curator heeft zowel in haar brief als ter zitting verklaard het in het belang van het kind te vinden, dat duidelijkheid ontstaat over het vaderschap.
De Raad kan eveneens instemmen met een nieuw DNA-onderzoek, zodat na de geboorte van het tweede kindje eveneens het DNA kan worden onderzocht in verband met het mogelijke vaderschap van de man.

De beoordeling van het verzoek en de motivering van de beslissing

De inhoud van gemelde tussenbeschikking geldt als hier herhaald en ingelast.
Tijdens de mondelinge behandeling zijn partijen overeengekomen om alsnog een DNA-onderzoek te laten verrichten ten kantore van de Raad, in samenspraak met de bijzondere curator en de Raad. Dat onderzoek heeft inmiddels plaatsgevonden.
Nadien is op 6 april 2016 het DNA Test Report van het DNA Diagnostics Center binnengekomen. Uit dat DNA rapport blijkt dat de man niet de biologische vader is van [A] . Ook blijkt daaruit dat hij niet de biologische vader is van het, inmiddels geboren, tweede kindje van de vrouw.
De man verzoekt daarom het door hem gedane verzoek tot gegrondverklaring van ontkenning vaderschap toe te wijzen. De rechtbank begrijpt daaruit echter, gezien zijn ter zitting gewijzigde verzoek, dat hij echter bedoelt te verzoeken dat de door hem gedane erkenning van [A] wordt vernietigd.
De bijzondere curator acht het, gelet op de uitslag van het DNA onderzoek, in het belang van de minderjarige [A] dat de door de man gedane erkenning wordt vernietigd. Zij verwijst naar het eerder door haar op 10 december 2015 uitgebrachte advies.
De vrouw heeft geen verweer gevoerd.
Uit artikel 1:205 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) volgt dat een verzoek tot vernietiging van de erkenning, op de grond dat de erkenner niet de biologische vader van het kind is, kan worden ingediend door de erkenner, indien hij door bedreiging, dwaling, bedrog of, tijdens zijn minderjarigheid, door misbruik van omstandigheden daartoe is bewogen. De man heeft onweersproken gesteld dat hij op 15 oktober 2015 bekend is geworden met feiten die erop duiden dat hij vermoedelijk niet de biologische vader is van het kind. Naar aanleiding van het DNA-onderzoek is thans komen vast te staan dat hij niet de biologische vader is van [A] , maar enkel die vaststelling is nog onvoldoende om tot vernietiging van de erkenning door de man over te gaan.
Bij de beoordeling van een verzoek als het onderhavige staat namelijk het belang van het kind centraal en is een nadere afweging van de belangen van alle betrokkenen noodzakelijk.
Naar het oordeel van de rechtbank is het in het belang van [A] dat de erkenning door de man wordt vernietigd. De man is slechts vijftien maanden in de leven van [A] geweest en er is sinds oktober 2015 geen contact meer geweest tussen de man en [A] . [A] heeft door de vernietiging geen juridische vader meer, maar de rechtbank is van oordeel dat dit niet aan toewijzing van het verzoek van de man in de weg staat. Het is immers niet in het belang van [A] te achten dat een man die niet haar biologische vader is en die haar feitelijk niet meer verzorgt in de geboorteakte vermeld staat.
Gelet op bovenstaande zal de rechtbank de door de man gedane erkenning van [A] vernietigen.

De beslissing

De rechtbank:
I. vernietigt de op 5 november 2014 gedane erkenning van het vaderschap over het kind
[A], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] .
II. wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.H. Olthof, in tegenwoordigheid van M.T. Hovius-Huisman als griffier en in het openbaar uitgesproken op 14 juli 2016.
Een afschrift van deze beschikking wordt gezonden aan de raad voor de kinderbescherming te Almelo en de in deze beschikking vermelde gegevens worden door die raad opgenomen in zijn registratie.
Tegen deze beschikking kan – uitsluitend door tussenkomst van een advocaat – hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden:
door verzoeker en door degene(n) aan wie een afschrift van de beschikking (vanwege de griffier) is verstrekt of verzonden: binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.