ECLI:NL:RBOVE:2016:3380
Rechtbank Overijssel
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot terugbetaling van onverschuldigde betaling door zorgverlener; vraag naar de kwalificatie van een vorderingsbrief als besluit in de zin van de Awb
In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 6 september 2016 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een zorgverlener, eiseres, en de Raad van Bestuur van de Sociale Verzekeringsbank, verweerder. Eiseres ontving over de periode van februari tot en met september 2015 een bedrag van € 1.144,- van verweerder, dat zij volgens verweerder ten onrechte had ontvangen omdat er geen zorg was geleverd. Verweerder heeft eiseres op 20 januari 2016 een vorderingsbrief gestuurd waarin hij het bedrag terugvorderde. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze vorderingsbrief, maar verweerder verklaarde dit bezwaar op 18 maart 2016 niet-ontvankelijk, stellende dat de vorderingsbrief geen besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) was.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de vorderingsbrief van verweerder niet kan worden aangemerkt als een publiekrechtelijk besluit, maar als een privaatrechtelijke rechtshandeling. Dit betekent dat er geen rechtsverhouding tussen eiseres en verweerder was die door het bestuursrecht werd beheerst. De rechtbank concludeert dat verweerder het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard en komt niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van de zaak. Het beroep van eiseres is ongegrond verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.
De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.