In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel op 1 november 2016 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening van verzoekster, een vleesvarkenshouderij in Raalte. Verweerder, het college van burgemeester en wethouders van Raalte, had op 14 september 2016 een besluit genomen waarin verzoekster werd gelast het gebruik van een weegbrug te staken, onder het opleggen van een dwangsom van € 5.000,00 per overtreding. Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat zij de weegbrug nodig heeft voor haar bedrijfsvoering. De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoekster een spoedeisend belang heeft, aangezien het niet kunnen gebruiken van de weegbrug een aanzienlijke impact heeft op haar bedrijfsvoering.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de begunstigingstermijn die door verweerder was gesteld, niet in redelijkheid kon worden vastgesteld op ongeveer één maand. Dit leidde tot de beslissing om het bestreden besluit te schorsen, met terugwerkende kracht tot zes weken na de uitspraak in de bodemzaak. De voorzieningenrechter heeft ook overwogen dat de kosten van de rechtsbijstand voor verzoekster door verweerder vergoed moeten worden, en dat er geen rechtsmiddel openstaat tegen deze uitspraak. De uitspraak benadrukt het belang van een redelijke termijn voor handhaving en de noodzaak voor bestuursorganen om zorgvuldig om te gaan met handhavingsbesluiten.