ECLI:NL:RBOVE:2016:4712

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
24 oktober 2016
Publicatiedatum
29 november 2016
Zaaknummer
C/08/187871 / FA RK 16-1449
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om wijziging van gezag over minderjarige in het belang van het kind

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 24 oktober 2016 uitspraak gedaan in een verzoek tot wijziging van het gezag over een minderjarige, ingediend door de moeder. De moeder verzocht de rechtbank om haar alleen met het gezag over hun kind, [X], te belasten, omdat zij van mening was dat het gezamenlijk gezag met de vader niet in het belang van het kind was. De rechtbank heeft kennisgenomen van verschillende stukken, waaronder het verzoek van de moeder en het verweer van de vader, die het verzoek afwees en pleitte voor verbetering van de communicatie tussen de ouders.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders sinds hun echtscheiding in 2009 niet in staat zijn geweest om op een constructieve manier met elkaar te communiceren over de opvoeding van hun kind. De vader heeft in het verleden seksueel overschrijdend gedrag vertoond, wat heeft geleid tot trauma bij het kind. De rechtbank oordeelde dat het in het belang van [X] was om het gezamenlijk gezag te beëindigen, omdat de huidige situatie een onaanvaardbaar risico met zich meebracht voor de emotionele en psychologische ontwikkeling van het kind.

De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om het verzoek van de moeder toe te wijzen en haar alleen met het gezag over [X] te belasten, met de verklaring dat deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad is. De rechtbank heeft het meer of anders verzochte afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Familierecht en Jeugdrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer: C/08/187871 / FA RK 16-1449
beschikking van de rechtbank in de rechtbank Overijssel d.d. 24 oktober 2016
inzake
[verzoekster],
verder te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster,
advocaat: mr. C.A.F. Schoemaker te Deventer,
en
[belanghebbende],
verder te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats] ,
belanghebbende,
advocaat: mr. W.G. ten Brummelhuis te Oldenzaal.

1.Het procesverloop

1.1.
De rechtbank heeft kennis genomen van de navolgende bescheiden:
- het verzoek met bijlagen, binnengekomen op 17 juni 2016;
- het verweer met bijlagen, binnengekomen op 20 september 2016;
- de op 21 september 2016 ontvangen brief van [X] , het minderjarige kind van de vader en de moeder, waarin deze zijn mening over het onderhavige verzoek kenbaar heeft gemaakt;
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft met gesloten deuren plaatsgevonden op 21 september 2016. Ter zitting zijn verschenen:
- de ouders, beiden bijgestaan door hun advocaat,
- de heer B.A.M. Giesen, namens de Raad voor de Kinderbescherming, verder te noemen “de raad”.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn [2003] te [plaats] met elkaar gehuwd, uit welk huwelijk is geboren het navolgende minderjarige kind:
[X], geboren te Enschede op [2004] .
De vader en de moeder zijn gezamenlijk belast met het gezag over [X] . [X] heeft zijn hoofdverblijfplaats bij de moeder.
2.2.
Bij beschikking van 30 september 2009 heeft de rechtbank de echtscheiding tussen de vader en de moeder uitgesproken, welke echtscheidingsbeschikking op
7 januari 2010 is ingeschreven in de registers van de Burgerlijke Stand.

3.Het verzoek

De moeder verzoekt de rechtbank bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het gezamenlijk gezag te beëindigen en de moeder te belasten met het eenhoofdig gezag over [X] . Volgens moeder is wijziging van het gezag in het belang van [X] noodzakelijk. Er is een onaanvaardbaar risico dat [X] klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zal komen. [X] is getraumatiseerd in de relatie met vader. De wetenschap dat vader voor bepaalde dingen zijn toestemming moet geven als gezaghebbende ouder, is voor [X] dermate verwarrend en belastend, dat dit niet in het belang is van [X] .

4.Het verweer

De vader verzoekt de rechtbank het verzoek van moeder af te wijzen dan wel het verzoek aan te houden in afwachting van de resultaten van deelname aan het project ‘ouderschap blijft’ of ‘kinderen uit de knel’ van Jarabee. Volgens vader is geen sprake van de situatie waarbij er een onaanvaardbaar risico zou zijn dat [X] bij het in stand blijven van het gezamenlijk gezag klem of verloren zou raken tussen de ouders. Wel is vader met moeder van mening dat het in het belang is van [X] zou zijn als de communicatie tussen zijn beide ouders zou verbeteren.

5.De beoordeling

Het gezag
De rechtbank dient te beslissen op het verzoek van de moeder om haar alleen met het gezag over [X] te belasten.
Het wettelijk criterium
De ouders oefenen gezamenlijk het gezag over [X] uit. Ingevolge artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechtbank op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of een van hen het gezamenlijk gezag, bedoeld in de artikelen 251, tweede lid, 252, eerste lid, 253q, vijfde lid, of 277, eerste lid, beëindigen, indien nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. De rechter bepaalt alsdan dat het gezag over een kind aan één ouder toekomt indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
Het standpunt van de raad
De aanwezige vertegenwoordiger van de raad heeft ter zitting naar voren gebracht dat het zorgelijk is dat [X] zo angstig is voor vader. Op het voorstel van vader om samen met moeder deel te nemen aan een project ter verbetering van de onderlinge communicatie, is de raad van mening dat er in dat kader al genoeg is geprobeerd, zonder dat dit tot een positief resultaat heeft geleid. Wel is de raad bereid om onderzoek te doen, mocht de rechtbank dit nodig achten.
Het oordeel
De rechtbank is van oordeel dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden, nu het laatste contact tussen vader en [X] ongeveer in 2012 heeft plaatsgevonden. De vrouw is daarom ontvankelijk in haar verzoek.
De rechtbank acht zich op grond van de stukken en de mondelinge behandeling ter zitting voldoende voorgelicht om een verantwoorde beslissing te kunnen nemen, zodat geen noodzaak bestaat om een (nader) onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming te verzoeken.
De rechtbank stelt voorop dat het uitgangspunt van de wetgever is dat de ouders gezamenlijk het gezag uitoefenen. Voor gezamenlijk gezag is in het algemeen vereist dat ouders in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening en dat zij beslissingen van enig belang over hun kind in gezamenlijk overleg kunnen nemen op een wijze die niet belastend is voor het kind en zijn veiligheid niet in gevaar brengt, dan wel dat zij ten minste in staat zijn vooraf afspraken te maken over situaties die zich rond het kind kunnen voordoen, zodanig dat het kind niet klem of verloren raakt tussen de ouders. Het gaat dan onder meer om beslissingen over medische behandelingen, schoolkeuze en het aanvragen van een paspoort, maar niet om beslissingen over de dagelijkse opvoeding. In het geval ouders niet (meer) samenleven en moeizaam of niet communiceren, kan dat betekenen dat, waar nodig, de verzorgende ouder die beslissingen kan nemen die voor het dagelijkse leven en de veiligheid van (spoedeisend) belang zijn voor het kind en dat de niet-verzorgende ouder deze beslissingen niet blokkeert. Ook is het van belang dat ouders ten minste in staat zijn het kind buiten hun onderlinge problemen te houden. Het ontbreken van een goede communicatie tussen de ouders brengt evenwel niet zonder meer mee dat in het belang van het kind het ouderlijk gezag aan één van de ouders moet worden toegekend.
In dit geval is sprake van de situatie dat de communicatie tussen de ouders al sinds enkele jaren geheel ontbreekt. In de loop der jaren is gebleken dat de ouders niet met elkaar kunnen communiceren, althans niet in staat zijn om gezamenlijk afspraken te maken in het belang van [X] . Ondanks meerdere pogingen om de onderlinge communicatie tussen de ouders te verbeteren, tot een ondertoezichtstelling aan toe, is dit tot op heden niet gelukt. In de praktijk is het zo dat moeder beslist en vader zijn toestemming geeft, als dit nodig is. De rechtbank is dan ook van oordeel dat in dit geval niet, althans onvoldoende, is gebleken dat bij voortzetting van het gezamenlijk gezag er een onaanvaardbaar risico is dat [X] klem of verloren zou raken tussen de ouders.
Naar het oordeel van de rechtbank is in dit geval sprake van het tweede criterium, te weten dat wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt. Uit de ingekomen stukken en de behandeling ter zitting komt duidelijk naar voren dat [X] een kwetsbare jongen is, die zwaar getraumatiseerd is in de relatie met vader vanwege het seksueel overschrijdend gedrag van vader dat volgens [X] in het verleden plaats heeft gevonden. Op grond van wat [X] heeft meegemaakt, vertrouwt hij vader niet en is hij bang voor zijn vader. Om die reden wil hij niet dat vader over zijn leven beslist, hetgeen ook heel duidelijk naar voren komt in de brief van [X] die door de advocaat van moeder ter zitting is overgelegd. Het feit dat vader op dit moment kan meebeslissen over belangrijke dingen aangaande [X] , brengt voor de jongen zoveel spanning met zich mee dat dit niet goed is voor zijn ontwikkeling. Dit acht de rechtbank niet in het belang van [X] . De rechtbank is daarom van oordeel dat het verzoek van moeder dient te worden toegewezen.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
beëindigt het gezamenlijk gezag en belast de moeder met ingang van heden alleen met het ouderlijk gezag over
[X], geboren te [plaats] op [2004] ;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven te Almelo door mr. J.H. Olthof, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 24 oktober 2016 in tegenwoordigheid van G.H. Mensink-Heuver, griffier.