In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 20 december 2016 uitspraak gedaan in een geschil over een omgevingsvergunning die was verleend voor de uitbreiding van een bedrijfspand te Vriezenveen. De eiser, vertegenwoordigd door mr. J.H.B. Averdijk, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Twenterand, dat op 21 januari 2016 een omgevingsvergunning had verleend aan de derde-partij, een bakkerij, voor de uitbreiding van hun pand. Eiser betoogde dat het gebruik van de omgevingsvergunning in strijd zou zijn met het vigerende bestemmingsplan, omdat er aan de oostzijde van de bakkerij een laad- en losplaats was ingetekend die niet was toegestaan volgens het bestemmingsplan.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de omgevingsvergunning in strijd is met het bestemmingsplan, omdat het laden en lossen aan de oostzijde van de bakkerij niet is toegestaan. De rechtbank oordeelde dat het gebruik van de omgevingsvergunning niet gefaciliteerd mag worden door nieuwe (ver)bouwactiviteiten, en dat het primaire besluit niet kon worden verleend op basis van gebruiksovergangsrecht. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en bepaald dat verweerder opnieuw moet beslissen over het bezwaar van eiser, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens is verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiser.
De uitspraak benadrukt het belang van de planvoorschriften en dat uitbreiding van een bedrijfspand niet is toegestaan als dit in strijd is met het bestemmingsplan. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om de overige beroepsgronden van eiser te bespreken, omdat het beroep reeds gegrond werd verklaard op basis van de strijdigheid met het bestemmingsplan.