ECLI:NL:RBOVE:2016:604

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 februari 2016
Publicatiedatum
23 februari 2016
Zaaknummer
99.000481-43
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling wegens overtreding locatiegebod

Op 23 februari 2016 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een zaak betreffende de herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling van een veroordeelde. De veroordeelde, geboren in Colombia in 1991, was op 26 mei 2015 voorwaardelijk in vrijheid gesteld onder verschillende voorwaarden, waaronder het verblijven op het adres van zijn moeder. De officier van justitie heeft op 18 december 2015 een vordering ingediend tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling, omdat de veroordeelde zich niet aan het locatiegebod heeft gehouden. Tijdens de behandeling op 9 februari 2016 is gebleken dat de relatie tussen de veroordeelde en zijn moeder is verslechterd, waardoor de veroordeelde niet meer bij haar kon verblijven. De rechtbank heeft vastgesteld dat het locatiegebod feitelijk onuitvoerbaar is geworden, en dat de veroordeelde zich wel aan de overige voorwaarden heeft gehouden. De rechtbank heeft overwogen dat de problemen tussen de veroordeelde en zijn moeder te voorzien waren en dat de veroordeelde niet de dupe hoeft te worden van deze situatie. De rechtbank heeft de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling afgewezen en de Reclassering de taak gegeven om een geschikte woonlocatie te vinden voor de veroordeelde.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Afdeling Strafrecht

ENKELVOUDIGE/MEERVOUDIGE KAMER

Vi-zaaknummer: 99.000481-43
Parketnummer: 24-002134-12

BESLISSING HERROEPING VOORWAARDELIJKE INVRIJHEIDSTELLING

Bij onherroepelijk geworden arrest van de meervoudige kamer van het Gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden, rechtdoende in strafzaken d.d. 15 augustus 2013 is

[veroordeelde] ,geboren op [geboortedag] 1991 te [geboorteplaats] (Colombia),thans verblijvende aan de [adres 1] te [plaats 1] ,

veroordeeld tot - onder meer - een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, waarvan de tenuitvoerlegging met ingang van 9 januari 2012 is gestart;
Veroordeelde is, gelet op art. 15 van het Wetboek van Strafrecht, op 26 mei 2015 voorwaardelijk in vrijheid gesteld onder de volgende voorwaarden:
 veroordeelde zal meewerken aan Reclasseringstoezicht,
 veroordeeld zal aanwezig zijn op de locatie [adres 2] , [plaats 2] , welke voorwaarde zal worden ondersteund met elektronisch toezicht;
 veroordeeld zal meewerken aan behandeling;
 veroordeelde zal zich gedurende de proeftijd niet in Zwolle bevinden;
 veroordeelde zal zich binnen 1 dag melden bij Reclassering Nederland te Den Haag.

De vordering

De schriftelijke vordering van de officier van justitie d.d. 18 december 2015 strekt ertoe dat de rechtbank de voorwaardelijke invrijheidstelling zal herroepen voor een gedeelte van 120 dagen nu veroordeelde zich niet aan het aan de voorwaardelijke invrijheidstelling verbonden locatiegebod heeft gehouden.
Het openbaar ministerie is ontvankelijk in zijn vordering, nu de vordering op 18 december 2015 is ontvangen op de griffie van de rechtbank en de grond bevat waarop zij berust.

De behandeling ter terechtzittingHet onderzoek is gehouden ter openbare terechtzitting van 9 februari 2016.

De veroordeelde is
nietter terechtzitting verschenen.
Ter terechtzitting is verschenen mr. M.L. Plas, advocaat te Utrecht, die verklaarde door de veroordeelde uitdrukkelijk te zijn gemachtigd om deze ter terechtzitting te verdedigen.
Voorts was aanwezig P. Dirken, reclasseringsmedewerker.
De raadsvrouw van veroordeelde heeft het woord gevoerd en, zakelijk weergegeven, aangevoerd dat de vordering dient te worden afgewezen nu veroordeelde zich aan alle andere voorwaarden heeft gehouden maar dat het locatiegebod en –verbod lastig zijn voor veroordeelde om zich aan te houden. Van het openbaar ministerie moet hij namelijk verblijven op het adres van zijn moeder. De rechtbank Den Haag, waar de voorlopige hechtenis van veroordeelde is geschorst voor andere feiten, heeft als schorsingsvoorwaarde gesteld dat hij zich niet zal begeven in een straal van 500 meter van datzelfde adres. Daarnaast heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de voorwaarden tot op heden niet zijn aangepast hoewel dit wel tot de mogelijkheden behoort. Tot slot heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de Reclassering destijds al had aangegeven het geen goed idee te vinden dat veroordeelde bij zijn moeder ging wonen.
Dhr. P. Dirken van Reclassering Den Haag heeft het woord gevoerd en, zakelijk weergegeven, aangevoerd dat veroordeelde zich houdt aan alle andere voorwaarden maar dat huisvesting een probleem is. Momenteel woont veroordeelde bij zijn vriendin maar daar kan hij zich niet in laten schrijven omdat dan de uitkering van zijn vriendin in gevaar komt. Veroordeelde is wel over grenzen heen gegaan bij zijn moeder en heeft volgens dhr. Dirken verwijtbaar gedrag laten zien. Voorts heeft dhr. Dirken aangevoerd dat men momenteel bezig is met huisvesting bij De Brug in Katwijk voor een doorstroomwoning voor veroordeelde. De uitkomst daarvan is nog niet bekend.
De officier van justitie heeft het woord gevoerd en primair aanhouding van de zaak verzocht omdat tot op heden nog geen uitsluitsel is gegeven over de plek waar veroordeelde eventueel terecht zou kunnen voor zijn huisvesting.
Subsidiair heeft de officier van justitie gesteld dat veroordeelde vlak na zijn vrijlating in de problemen is gekomen met zijn moeder maar dat hij zich verder aan de afspraken houdt en dat veroordeelde in staat moet worden gesteld een doorstart te maken.
De officier van justitie verzoekt de rechtbank (subsidiair) de vordering derhalve af te wijzen.

De beoordeling

De rechtbank overweegt het volgende.
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat veroordeelde een voorwaarde die aan zijn voorwaardelijke invrijheidstelling is verbonden - namelijk dat hij zal verblijven op het adres van zijn moeder - heeft overtreden. De problemen tussen veroordeelde en zijn moeder zijn dusdanig geëscaleerd dat de moeder op 17 december 2015 heeft aangegeven dat veroordeelde niet meer bij haar kon verblijven.
De rechtbank komt derhalve tot de conclusie dat het locatiegebod (verblijven op het adres van zijn moeder) feitelijk onuitvoerbaar is geworden.
Daarnaast overweegt de rechtbank dat de Reclassering het, zij het met enige reserve, toestaat dat veroordeelde bij zijn vriendin verblijft. Voorts heeft de rechtbank vastgesteld dat veroordeelde zich wel houdt aan de overige gestelde voorwaarden.
Veroordeelde is mogelijk het verwijt te maken dat het verblijf bij zijn moeder niet is verlopen zoals dat werd gehoopt. Daar staat tegenover dat de Reclassering het openbaar ministerie al in een vroeg stadium had aangegeven aarzelingen te hebben bij de uitvoerbaarheid van die voorwaarde. Naar het oordeel van de rechtbank waren de problemen tussen veroordeelde en zijn moeder dan ook te voorzien. De rechtbank is van oordeel dat veroordeelde hier op dit moment niet de dupe van hoeft te worden.
In dit licht bezien ziet de rechtbank onvoldoende grond om de vordering toe te wijzen, mede gezien de looptijd van de voorwaardelijke invrijheidstelling en de omvang van het openstaande strafrestant.
Gezien de resttijd van de voorwaardelijke invrijheidstelling ziet de rechtbank ook geen reden om de vordering gedeeltelijk ten uitvoer te leggen. Om dezelfde reden heeft de rechtbank geen aanleiding gevonden het verzoek om aanhouding van de behandeling van de zaak, zoals de officier van justitie dat ter zitting heeft gedaan, in te willigen.
De rechtbank laat het aan de Reclassering over, in samenspraak met het openbaar ministerie, om een geschikte andere woonlocatie te vinden waar het voor de voorwaardelijke invrijheidstelling noodzakelijk geachte locatiegebod kan worden gerealiseerd.
De vordering zal dan ook worden afgewezen.

Toepasselijke wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen: 15, 15a en 15f Sr
.

Beslissing

De rechtbank wijst de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling af.
Aldus gegeven door mr. G.A. Versteeg, voorzitter, mrs. L.J.C. Hangx en S.M. Milani, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.A. van den Hoek als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 februari 2016.