Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
[verzoekster] ,
[belanghebbende] ,
Het procesverloop
De vaststaande feiten
De standpunten van partijen
Het is juist dat de kinderen niet zijn gedoopt en dat partijen niet ingeschreven stonden bij een kerk, maar daar is volgens de man een reden voor. Tijdens de voorbereiding van hun huwelijk hebben ouders daar ook samen over gesproken en daarom zijn zij getrouwd in een nog andere gemeente, namelijk te weten die van de Ontmoetingskerk in Rijssen. Na de geboorte van de kinderen hebben ouders over het dopen afgesproken dat de kinderen op latere leeftijd zelf kunnen beslissen bij welke gemeente zij zich willen laten dopen. De man stelt voorts dat tijdens het huwelijk van partijen de verschillende visies van ouders qua geloof wel vaker strijd hebben opgeleverd, maar nooit met betrekking tot de schoolkeuze. [Y] is volgens vader een oecumenische basisschool en staat ingeschreven als een Protestant-Christelijke school bij de onderwijsinspectie. Volgens de website van [Y] wordt dagelijks begonnen met de lesmethode van Trefwoord en is het oecumenische aspect essentieel voor de school. In Trefwoord worden dagelijks o.a. bijbelverhalen en christelijke feestdagen besproken. De man ziet geen reden, ook geen praktische, om af te wijken van zijn keuze voor een christelijke basisschool.
Hierdoor hoeft niet uitgezocht te worden in hoeverre [minderjarige 1] voor- dan wel achterloopt ten aanzien van een nieuwe lesmethode. Dergelijke zaken zijn voor ouders thuis moeilijk te compenseren, daar waar er wel afspraken zijn te maken ten aanzien van het invullen van het beleven van het geloof en de mogelijkheid om de kinderen christelijk op te voeden.
Moeder zou vader kunnen vragen wat zij er binnen de opvoedsituatie aan kan doen om hem enigszins gerust te stellen in het idee dat zijn kinderen aspecten van de christelijke opvoeding zullen missen.
De beoordeling van het geschil en de motivering van de beslissing
art. 1:253a lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen, in geval van gezamenlijke uitoefening van het gezag, geschillen hieromtrent op verzoek van de ouders of een van hen aan de rechtbank worden voorgelegd.
Dat is volgens moeder nadelig ten opzichte van een klas met een vaste groep. Dat argument wordt door onderzoek weersproken. Doordat er steeds minder kinderen worden geboren dalen de leerlingaantallen, waardoor scholen er soms niet aan ontkomen om groepen samen te voegen. Uit onderzoek is gebleken dat kinderen in een combinatiegroep niet slechter af zijn dan in een homogene (“gewone”) klas. Combinatiegroepen zijn niet nadelig voor de ontwikkeling van een kind. Leerlingen in een combinatiegroep leren net zo veel als anderen kinderen. Ook lijdt het welbevinden van de kinderen niet onder een combinatiegroep. Een eventuele plaatsing van [minderjarige 1] in een combinatieklas bij [Y] , hoeft daarom geen negatieve gevolgen te hebben voor haar ontwikkeling.
Het vorenstaande betekent dat er twee mogelijkheden zijn: of [minderjarige 1] blijft op de christelijke school in [plaats 2] waar binnenkort dan ook [minderjarige 2] naartoe zal gaan, hetgeen wel extra reistijd met zich brengt, of de kinderen worden door ouders ingeschreven op de oecumenische basisschool [Y] in [plaats 1] .