5.1.De rechtbank overweegt als volgt.
In de aanvraag zijn de (gebruiks)activiteiten waarvoor een omgevingsvergunning wordt gevraagd, omschreven als onder andere automotive, innovatieve bedrijvigheid en excursies, productpresentaties, etc. Hierbij is verwezen naar een bijgevoegde uitgebreidere toelichting. In deze toelichting, die als bijlage 2 aan de ruimtelijke onderbouwing is gehecht, is een toelichting gegeven op wat in dit kader wordt verstaan onder de termen ‘automotive’, ‘innovatieve bedrijvigheid’ en ‘excursies’. Verder is toegelicht dat de aanvraag mede ziet op ondersteunende en ondergeschikte horeca en verblijfsrecreatie in de vorm van groepsaccommodaties, ondersteunend aan een evenement, en wat hier onder wordt verstaan. In de aanvraag zijn de activiteiten begrensd qua gebied (kaart 1a bij de aanvraag), aantallen bezoekers en categorie bedrijvigheid (maximaal categorie 4.2 van de Staat van bedrijven in de VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering). Bij brief van 26 oktober 2015 is deze aanvraag, voor wat betreft excursies/productpresentaties, aangepast. Deze wijziging van de aanvraag is als bijlage 3 aan de ruimtelijke onderbouwing gehecht.
De rechtbank constateert dat deze beroepsgrond van eisers is gebaseerd op het niet lezen dan wel het niet correct lezen van bijlagen 2 en 3, behorende bij de ruimtelijke onderbouwing. De, volgens eisers, onduidelijke term ‘automotive’ is immers nader geconcretiseerd in bijlage 2. Verder blijkt uit bijlage 2 dat evenementen moeten worden geschaard onder de noemers ‘automotive’ en ‘excursies’ en niet, zoals eisers veronderstellen, ‘beperkt recreatief gebruik’. Onder dit laatste wordt verstaan ondergeschikte verblijfsrecreatie in groepsaccommodaties. Evenementen c.q. activiteiten met een publieksaantrekkende werking zijn inderdaad, qua aantal evenementen, onbeperkt aangevraagd en vergund. Deze evenementen zijn daarentegen in omvang beperkt, te weten maximaal 500 bezoekers per dag. Daarnaast zijn er 12 evenementen per jaar aangevraagd en vergund met een maximum aantal bezoekers van 4.500. Het vergunnen van deze evenementen ziet enkel op het gebruik. Of er daarnaast nog aanvullende vergunningen nodig zijn, zoals een evenementenvergunning en/of een milieuvergunning en/of een milieumelding, valt buiten het thans voorliggende toetsingskader. Motorcross en karten in de openlucht zijn niet toegestaan want deze activiteiten zijn in voornoemde Staat van bedrijven geduid als een categorie 5.1 of 5.3. Of Van Eck in advertenties activiteiten van een zwaardere categorie aanprijst, is voor de thans ter beoordeling voorliggende omgevingsvergunning niet relevant. Bepalend is immers hetgeen is vergund.
Kaart 1a van bijlage 2, behorende bij de ruimtelijke onderbouwing (gedingstuk 2) betreft de afbakening van het projectgebied, hetgeen ook bij deze kaart staat vermeld. Kaart 1b van bijlage 2 bij de ruimtelijke onderbouwing behoort niet tot het bestreden besluit en betreft dan ook niet de vergunde situatie. Dit is verwoord in de Nota samenvatting en beantwoording zienswijzen (hierna: Nota zienswijzen; gedingstuk 22), aldus verweerder.
Alhoewel het de duidelijkheid niet ten goede komt indien de omvang van de bestreden omgevingsvergunning deels moet worden achterhaald via de Nota zienswijzen, is er geen sprake van strijd met de rechtszekerheid. De verleende omgevingsvergunning en bijlage 2 en kaart 1a van de ruimtelijke onderbouwing zijn afdoende duidelijk omschreven zodat duidelijk is wat wel is vergund en, daaruit voortvloeiend, wat niet.
Deze beroepsgrond slaagt dan ook niet.
6. Tussen partijen is niet in geschil dat het ontplooien van de gevraagde (en vergunde) activiteiten op het perceel in strijd is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan “Buitengebied 1996”. Voorts is tussen partijen niet in geschil dat verweerder zich terecht bevoegd heeft geacht om af te wijken van dit bestemmingsplan door het nemen van een projectafwijkingsbesluit ex artikel 2.1, eerste lid, onder c, juncto artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3º, van de Wabo. De rechtbank onderschrijft deze gedeelde standpunten.
7. Eisers stellen in hun beroepschrift, samengevat weergegeven, dat verweerder in redelijkheid niet heeft kunnen concluderen dat het project niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening (hetgeen op basis van artikel 2.12, eerste lid, van de Wabo is vereist) en daarom geen omgevingsvergunning had mogen verlenen. Daartoe hebben eisers aangevoerd dat het project in strijd is met gemeentelijk en provinciaal ruimtelijk beleid en hebben zij verwezen naar de aspecten geluid, flora en fauna en natuur. Verder hebben eisers (impliciet) gesteld dat verweerder in strijd met het vertrouwensbeginsel heeft gehandeld alsmede dat de verleende omgevingsvergunning niet handhaafbaar is.
De rechtbank zal deze beroepsgronden geclusterd en samengevat weergegeven, hieronder bespreken.
De rechtbank merkt hierbij op dat onderdelen van meerdere beroepsgronden geen betrekking hebben op de thans voorliggende omgevingsvergunning maar daarentegen zien op andere vergunningstrajecten voor andere activiteiten op locatie De Strip dan wel op andere percelen. Verder zien onderdelen van meerdere beroepsgronden op de thans in procedure zijnde bestemmingsplannen voor de voormalige luchthaven Twente. De rechtbank zal deze beroepsgronden niet bespreken. De rechtbank beperkt zich dan ook tot de beroepsgronden die zien op de omgevingsvergunning die op 11 juli 2016 is verleend en zoals die is omschreven onder het kopje ‘Procesverloop’.