ECLI:NL:RBOVE:2017:1549
Rechtbank Overijssel
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de werkloosheidsuitkering van een in Duitsland gewoond hebbende werknemer na verhuizing naar Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, op 6 april 2017 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Eiser, die in 2005 naar Duitsland verhuisde en daar in dienst was bij Morssinkhof-Rymoplast GmbH, heeft een WW-uitkering aangevraagd na zijn verhuizing naar Nederland op 2 februari 2016. Eiser was ziek geworden en ontving Krankengeld van zijn werkgever tot zijn verhuizing. De Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) heeft in een besluit van 27 mei 2016 vastgesteld dat eiser recht heeft op een WW-uitkering, maar deze niet wordt uitbetaald omdat hij door eigen schuld werkloos is geworden. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het UWV heeft dit ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat eiser niet als grensarbeider kan worden aangemerkt volgens de Verordening (EG) Nr. 883/2004. Eiser heeft tijdens zijn ziekteperiode van Duitsland naar Nederland verhuisd en heeft geen werkzaamheden meer verricht voor zijn werkgever in Duitsland. De rechtbank concludeert dat Nederland niet bevoegd is om over de WW-aanvraag van eiser te oordelen, omdat hij niet voldoet aan de voorwaarden voor grensarbeid. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken van de Centrale Raad van Beroep en de rechtbank Amsterdam ter ondersteuning van haar oordeel.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser ongegrond verklaard, wat betekent dat het UWV terecht heeft besloten dat eiser geen recht heeft op een WW-uitkering vanuit Nederland. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan door rechter D. Hardonk-Prins, in aanwezigheid van griffier H. Richart.