Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.De procedure
- het verzoekschrift,
- de brief van 12 oktober 2016 van de zijde van Google,
- het verweerschrift,
- de mondelinge behandeling op 19 december 2016,
- de pleitnota’s van partijen.
2.De feiten
31 augustus 2016 heeft Google dit verzoek van [verzoeker] afgewezen.
3.Het verzoek en het verweer
13 mei 2014 in de zaak C-131/12, Costeja, ECLI:EU:C:2014:317 (hierna: het
Costeja-arrest) beroept [verzoeker] zich op zijn recht op verwijdering van verwerkte persoonsgegevens dan wel zijn recht op bezwaar tegen verwerking van persoonsgegevens. Er is sprake van strijd met de kwaliteitseisen, ontoelaatbare gegevensverwerking en bijzondere redenen, zodat is voldaan aan de criteria voor het recht op uitwissing van persoonsgegevens.
De inhoud van het Facebook-bericht, dat verschijnt als op URL 1 wordt geklikt, is onrechtmatig omdat het in strijd is met de waarheid en de maatschappelijke zorgvuldigheid.
4.De beoordeling
artikel 16 Wbp. Voorts is niet gebleken van een van de uitzonderinggronden die limitatief en exclusief zijn opgesomd in artikel 22 Wbp op de toepassing van het verbod tot verwerking van de strafrechtelijke persoonsgegevens.
artikel 3 Wbp, hetzij - buitenwettelijk - op grond van artikel 11 en artikel 16 Handvest, artikel 10 EVRM en artikel 7 Grondwet.
artikel 11 en artikel 16 Handvest, artikel 10 EVRM en artikel 7 Grondwet, faalt evenzeer, nu, mede gelet op de summiere toelichting van Google, er geen aanleiding is om te concluderen dat in het onderhavige geval de Wbp buiten toepassing moet blijven om de rechten en belangen van anderen te beschermen. Daarbij komt dat in de Wbp ruimte wordt geboden om dergelijke fundamentele rechten en belangen mee te wegen.