ECLI:NL:RBOVE:2017:2969

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
25 juli 2017
Publicatiedatum
25 juli 2017
Zaaknummer
ak_17_910
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afsluiting van de parallelweg N331 voor motorvoertuigen door de provincie Overijssel

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel geoordeeld over de rechtmatigheid van een verkeersbesluit van de provincie Overijssel, waarbij de parallelweg langs de N331 is afgesloten voor motorvoertuigen, met uitzondering van agrarisch verkeer, vrachtverkeer boven 3.500 kg, aanwonenden en exploitatie aanliggende percelen. Eiseres, een bedrijf gevestigd aan de Ruimzichtweg, heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, omdat zij meent dat haar belangen onvoldoende zijn meegenomen in de besluitvorming. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres als belanghebbende kan worden aangemerkt, omdat haar bedrijfsvoering afhankelijk is van de parallelweg.

De rechtbank heeft het procesverloop uiteengezet, waarbij het primaire besluit op 11 februari 2016 werd genomen en het bestreden besluit op 28 februari 2017 werd aangepast. Eiseres heeft aangevoerd dat de afsluiting van de parallelweg leidt tot onveilige situaties in de nieuwbouwwijk Stadshagen en dat alternatieve routes langer en kostbaarder zijn. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres tegen het verkeersbesluit gewogen en geconcludeerd dat de provincie in redelijkheid tot het besluit heeft kunnen komen. De rechtbank heeft daarbij de belangen van verkeersveiligheid en het tegengaan van sluipverkeer zwaarder laten wegen dan de individuele belangen van eiseres.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard, waarbij zij heeft benadrukt dat de belangenafweging door de provincie niet onevenwichtig was. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft de uitspraak openbaar gedaan, met de mogelijkheid voor eiseres om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 17/910

uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , te Zwolle, eiseres,

gemachtigde: mr. D.S. Peperkoorn,
en

gedeputeerde staten van Overijssel, verweerder.

Procesverloop

Op 11 februari 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder een verkeersbesluit genomen tot het gesloten verklaren van de parallelweg langs de provinciale weg N331 (plaatselijk bekend als de Hasselterweg) tussen de Ruimzichtweg en de Euroweg voor alle motorvoertuigen, uitgezonderd aanwonenden en exploitatie aanliggende percelen.
Tegen dit besluit heeft een aantal belanghebbenden, onder wie eiseres, bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 28 februari 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaren deels gegrond en deels ongegrond verklaard en het verkeersbesluit aangevuld met een uitzondering voor agrarisch verkeer en vrachtverkeer met een gewicht > 3.500 kg, zodat het besluit komt te luiden: “het instellen van een gesloten verklaring voor alle motorvoertuigen op de parallelweg N331 gedeelte tussen de Ruimzichtweg en de Euroweg, uitgezonderd agrarisch verkeer en vrachtverkeer met een gewicht > 3.500 kg, aanwonenden en exploitatie aanliggende percelen.”
Eiseres heeft tegen dat besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 juli 2017.
Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar directeur [naam] en door haar gemachtigde. Voor verweerder zijn verschenen mr. M. Mastenbroek en H. Bolding.

Overwegingen

1.1
De rechtbank ziet zich in de eerste plaats ambtshalve voor de vraag gesteld of verweerder terecht heeft geconcludeerd dat eiseres belanghebbende is in de zin van de artikelen 1:2, 7:1 en 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
(de Afdeling), zie bijvoorbeeld de uitspraak van 9 maart 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BP7190, is met het stellen van het vereiste van het zijn van belanghebbende een zekere begrenzing beoogd ten aanzien van de mogelijkheid tegen een besluit bezwaar te maken en beroep in
te stellen. Het is niet de bedoeling van de wetgever geweest om tegen een verkeersbesluit beroep open te stellen voor een ieder. Bij verkeersbesluiten dient dan ook van geval tot geval te worden onderzocht wiens belangen rechtstreeks bij een dergelijk besluit zijn betrokken. Een persoon wordt slechts als belanghebbende bij een verkeersbesluit aangemerkt, indien hij een bijzonder, individueel belang heeft bij dat besluit, welk belang zich in voldoende mate onderscheidt van de andere weggebruikers.
1.2
Het bedrijf van eiseres is gevestigd aan de Ruimzichtweg . De bedrijfsvoering van eiseres strekt zich uit over verschillende sectoren, te weten: veeg- en reinigingswerkzaamheden, calamiteitensupport, containerverhuur en grondverzetwerkzaamheden. Gelet op de ligging van het bedrijf maakt zij voor haar bedrijfsvoering veelvuldig gebruik van de parallelweg langs de N331. Eiseres is daarom belanghebbende bij het in geding zijnde verkeersbesluit, zodat haar bezwaar en beroep tegen dat besluit ontvankelijk zijn.
2. Eiseres is het niet eens met het (gewijzigde) verkeersbesluit. Zij is van mening dat haar belangen onvoldoende zijn betrokken bij de besluitvorming, met name omdat verweerder haar bezwaren in het bestreden besluit niet meer heeft behandeld aangezien met het gewijzigde verkeersbesluit zou zijn tegemoetgekomen aan het overgrote deel van de bezwaren.
Ondanks het feit dat bij het bestreden besluit ook een uitzondering voor agrarisch verkeer
en zwaar vrachtverkeer is gemaakt, is eiseres naar haar zeggen door de afsluiting van de parallelweg nog altijd genoodzaakt om met haar overige voertuigen, personenauto’s en transportbusjes, alternatieve routes te nemen, waarbij het volgens eiseres bij afrijden in zuidelijke richting al snel onvermijdelijk is om door de nieuwbouwwijk Stadshagen met veel rotondes te rijden. In deze wijk zijn veel spelende en fietsende jonge kinderen aanwezig die vaak niet of nauwelijks op het verkeer letten. Eiseres meent dan ook dat door het verkeersbesluit een nog veel onveiliger situatie in de nieuwbouwwijk is ontstaan, waarbij zij ten zeerste vreest voor een ongeval waarbij een van haar voertuigen betrokken is.
Het doel van het verkeersbesluit, het waarborgen van de verkeersveiligheid, had volgens eiseres ook met een minder vergaande maatregel, bijvoorbeeld de aanleg van een fietspad
of een extra aansluiting op de parallelweg N331, bereikt kunnen worden. Deze alternatieven zijn door verweerder verworpen omdat het realiseren daarvan jaren zou duren. Eiseres kan zich niet voorstellen dat dat het geval is. Zij wijst er op dat langs de Euroweg in Hasselt wel een fietspad is aangelegd naar aanleiding van een dodelijk ongeval in december 2015.
De besluitvorming daartoe heeft geen jaren geduurd, aldus eiseres.
Eiseres stelt voorts dat de geslotenverklaring van de parallelweg N331 nadelige gevolgen heeft voor haar bedrijfsvoering omdat het afreizen in noordelijke en zuidelijke richting meer tijd kost en hogere kosten tot gevolg heeft. Aangezien calamiteitensupport in Oost-Nederland onderdeel uitmaakt van haar dienstverlening, is het volgens eiseres van groot belang dat zij binnen een kort tijdsbestek met haar voertuigen op een locatie aanwezig kan zijn. Door de geslotenverklaring van de parallelweg kan dat niet meer binnen dezelfde tijd als voorheen.
Daarnaast is het bedrijf minder goed bereikbaar geworden, waardoor sommige
bezorgdiensten te kennen hebben gegeven niet meer bij haar te willen bezorgen.
De rechtbank overweegt als volgt.
3. Op grond van artikel 2, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: de WVW 1994) kunnen de krachtens deze wet vastgestelde regels strekken tot:
a. het verzekeren van de veiligheid van de weg;
b. het beschermen van weggebruikers en passagiers;
c. het instandhouden van de weg en het waarborgen van de bruikbaarheid daarvan;
d. het zoveel mogelijk waarborgen van de vrijheid van het verkeer.
Op grond van artikel 2, tweede lid, van de WVW 1994 kunnen de krachtens deze wet
vastgestelde regels voorts strekken tot:
a. het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade
alsmede de gevolgen voor het milieu, bedoeld in de Wet milieubeheer;
b. het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte aantasting van het karakter
of van de functie van objecten.
Artikel 15, eerste lid, van de WVW 1994 bepaalt dat de plaatsing of verwijdering van de bij
algemene maatregel van bestuur aangewezen verkeerstekens en onderborden, voor zover
daardoor een gebod of verbod ontstaat of wordt gewijzigd, geschiedt krachtens een
verkeersbesluit.
Op grond van artikel 12 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer
(hierna: het BABW) moet de plaatsing of verwijdering van het bord C12, zoals opgenomen in bijlage 1, behorende bij het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, geschieden
krachtens een verkeersbesluit.
Ingevolge artikel 21 van het BABW dient de motivering van het verkeersbesluit in ieder geval te vermelden welke doelstelling of doelstellingen met het verkeersbesluit worden beoogd.
Volgens deze bepaling wordt bij de motivering aangegeven welke van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de WVW 1994 genoemde belangen ten grondslag liggen aan het
verkeersbesluit. Indien tevens andere dan de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de wet genoemde belangen in het geding zijn, wordt voorts aangegeven op welke wijze de belangen
tegen elkaar zijn afgewogen.
Ingevolge artikel 24, aanhef en onder a, van het BABW worden verkeersbesluiten genomen na overleg met de korpschef van het betrokken regionale politiekorps.
Artikel 25, eerste lid van het BABW stelt dat verkeersbesluiten als gevolg waarvan het verkeer op wegen anders dan die waarop het verkeersbesluit betrekking heeft rechtstreeks en
ingrijpend wordt beïnvloed, worden genomen na overleg met het ten aanzien van die andere
wegen bevoegd gezag.
4.1
Volgens vaste rechtspraak is het kader waarbinnen een verkeersbesluit moet worden genomen en beoordeeld, gegeven in artikel 21 van het BABW gelezen in samenhang met artikel 2 van de WVW 1994.
De bevoegdheid om verkeersbesluiten te nemen kent ruime beoordelingsmarges en het is aan het daartoe bevoegde orgaan om de belangen die bij het al dan niet nemen van een verkeersbesluit zijn betrokken tegen elkaar af te wegen. De rechter dient te toetsen of sprake is van een zodanige onevenwichtigheid in de afweging van de belangen, dat moet worden geoordeeld dat het bestuursorgaan niet in redelijkheid tot het verkeersbesluit heeft kunnen komen.
4.2
Op 22 oktober 2015 is de nieuwe rondweg om Stadshagen, wegvak van de provinciale weg N331, plaatselijk bekend als Hasselterweg, in gebruik genomen inclusief de Boxem-tunnel (onder de Oude Wetering).
4.3
Sinds die openstelling wordt de parallelweg langs de N331 veelvuldig gebruikt door sluipverkeer van en naar Hasselt. Aangezien veel sluipverkeer gebruik maakt van de parallelweg via de Werkerlaan in de wijk Stadshagen neemt de verkeersveiligheid af, met name voor kwetsbare verkeersdeelnemers zoals het fietsverkeer. De poller, een paal in het wegdek die bij aanwezigheid van een auto na enige wachttijd omlaag gaat, die door de gemeente Zwolle is geplaatst in de Werkerlaan ten zuiden van de Ruimzichtweg , werkt onvoldoende ontmoedigend voor het sluipverkeer tussen Stadshagen en Hasselt.
4.4
In december 2015 heeft in de nacht een dodelijk ongeluk plaatsgevonden op de Euroweg. Enkele weken voor dit ongeval is op de parallelweg tussen de rotonde Euroweg en Hasselt ook een scholier aangereden die op weg was naar school. Het dodelijk ongeval, samen met verzoeken vanuit de gemeenten Zwolle en Zwartewaterland om maatregelen te treffen, is de directe aanleiding geweest tot het nemen van het in geding zijnde verkeers-besluit.
4.5
Het gevolg van het primaire verkeersbesluit was dat gemotoriseerd verkeer, uitgezonderd aanwonenden en exploitatie aanliggende percelen, niet meer van de parallelweg gebruik kon maken en diende om te rijden via de daarvoor geschikte wegen. Feitelijk kwam het besluit er op neer dat, met uitzondering van fietsers en bromfietsers, bijna geen verkeer meer gebruik kon maken van de parallelweg.
4.6
Bij de heroverweging in bezwaar heeft verweerder geconcludeerd dat in het primaire besluit onvoldoende rekening was gehouden met belangen van derden. De ingediende
bezwaarschriften hebben er dan ook toe geleid dat het verkeersbesluit is aangepast.
4.7
Het doel van het nemen van het verkeersbesluit was het tegengaan van sluipverkeer en het verbeteren van de verkeersveiligheid op de parallelweg, met name voor kwetsbare
verkeersdeelnemers zoals het fietsverkeer. Ook na heroverweging is verweerder van mening dat de verkeersveiligheid doorslaggevend gewicht heeft en dat andere belangen in beginsel hieraan ondergeschikt zijn. Dit neemt volgens verweerder echter niet weg dat ook rekening moet worden gehouden met belangen van derden, zoals bijvoorbeeld het belang van het vracht- en landbouwverkeer en de belangen van omwonenden, en met de effecten op de verkeersveiligheid elders.
4.8
Uitgangspunt van het nieuwe verkeersbesluit blijft volgens verweerder dat sluipverkeer op de parallelweg moet worden tegengegaan ter bevordering van de verkeersveiligheid voor kwetsbare verkeersdeelnemers. Vanuit dit uitgangspunt vindt verweerder het onwenselijk dat personenauto’s over de parallelweg rijden. De reden hiervan is dat deze parallelweg onderdeel uitmaakt van de hoofdfietsroute (scholieren en woon-werkverkeer) tussen Zwolle en Hasselt. Het inhalen en tegemoetkomen van (groepen) fietsers op de relatief smalle parallelweg wordt beschouwd als een risico. Een aanrijding tussen een motorvoertuig en fietser kan resulteren in zwaar letsel. Dit risico wordt nog eens verhoogd wanneer het sluipverkeer zich niet houdt aan de maximum snelheid. Daarbij komt dat een bestuurder veelal geneigd is om de verliestijd bij de poller in te halen op zijn vervolgroute.
4.9
Het nieuwe verkeersbesluit, waarbij de parallelweg wordt opengesteld voor agrarisch verkeer en vrachtverkeer met een gewicht > 3.500 kg, aanwonenden en exploitatie aanliggende percelen, moet er volgens verweerder toe leiden dat het sluipverkeer verder zal afnemen. Hier staat tegenover dat het agrarisch- en vrachtverkeer dat over de parallelweg rijdt weer iets zal toenemen ten opzichte van de huidige situatie. Om sluipverkeer verder te ontmoedigen is de gemeente Zwolle in oktober 2016 overgegaan tot het verhogen van de wachttijd bij de poller op de Werkerlaan van 3 naar 5 minuten.
4.1
De mogelijkheid voor agrarisch verkeer en vrachtverkeer > 3.500 kg om gebruik te blijven maken van de parallelweg heeft volgens verweerder als (wenselijk) gevolg dat het agrarisch- en vrachtverkeer geen grote omrijafstand heeft over de Nieuwe Wetering of gebruik hoeft te maken van de route door de wijk Stadshagen, waar ook veel fietsverkeer is. Ook voor aanwonenden van de Nieuwe Wetering en de Wolfshagenweg heeft het nieuwe verkeersbesluit naar de mening van verweerder positieve gevolgen. Een deel van het gemotoriseerd verkeer zal immers weer gebruik maken van de parallelweg en zal derhalve geen gebruik hoeven te maken van de omrijroute, met als gevolg dat dit verkeer op die plaatsen geen onevenredige overlast of onveiligheid zal veroorzaken.
4.11
Voor personenautoverkeer blijft het verboden om over de parallelweg te rijden; deze voertuigen dienen gebruik te (blijven) maken van de beschikbare alternatieve routes. Verweerder is van oordeel dat het belang van het tegengaan van sluipverkeer, waardoor de verkeersveiligheid op de parallelweg verbetert voor met name kwetsbare verkeersdeelnemers zoals het fietsverkeer, zwaarder weegt dan het belang van de bereikbaarheid van aanwonen-den voor derden, het belang van de extra reisafstand voor ander personenautoverkeer en belangen van gebruikers en omwonenden van de omrijroutes.
4.12
Het verkeersbesluit is genomen met het oog op het verzekeren van de veiligheid op de weg en het tegengaan van sluipverkeer. Verweerder heeft de verkeersveiligheid beoordeeld in samenwerking met de gemeenten Zwartewaterland en Zwolle en met de politie.
4.13
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de met het verkeersbesluit gediende belangen zwaarder mogen laten wegen dan de individuele belangen van eiseres.
De rechtbank merkt hierbij op dat bij plannen als deze wellicht alternatieve oplossingen denkbaar zijn. De vraag die voorligt is echter niet of deze andere oplossingen misschien
de voorkeur zouden hebben van de bewoners en andere belanghebbenden, maar of verweerder in redelijkheid tot het nu voorliggende besluit heeft kunnen komen.
4.14
In dit geval is de rechtbank van oordeel dat de door verweerder gemaakte belangen-afweging niet zodanig onevenwichtig is dat verweerder niet in redelijkheid tot het bestreden verkeersbesluit heeft kunnen komen. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat het bij de voertuigen van eiseres die bij afrijden in zuidelijke richting door de wijk Stads-hagen moeten rijden alleen lichte voertuigen betreft, zoals personenauto’s en busjes. Deze voertuigen maken gebruik van de route Werkerlaan-Milligerlaan-Stadshagenallee. Naar eiseres ter zitting heeft verklaard, gaat het daarbij om circa 40 verkeersbewegingen per dag (20 heen en 20 terug). Bovendien zijn er op deze wegen voorzieningen voor fietsers naast de hoofdroute (fietsstroken of gescheiden fietspaden) of er zijn fietsroutes door de wijk, zodat geen sprake behoeft te zijn van fietsverkeer op de rijbaan.
4.15
Aan de omstandigheid dat sommige besteldiensten niet meer bij eiseres zouden willen bezorgen in verband met de verminderde bereikbaarheid, wat daar overigens ook van zij, heeft verweerder minder gewicht mogen toekennen dan aan de met het verkeersbesluit gediende verkeersveiligheid.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Oosterveld, voorzitter, en mr. D. Hardonk-Prins en
mr. J.H. Keuzenkamp, leden, in aanwezigheid van G. Kootstra, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.