4.3Het oordeel van de rechtbank
Op basis van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is het volgende komen vast te staan.
Verdachte is op 13 maart 2017 naar de woning van aangever gegaan. In het trappenhuis van de flat waar aangever woont heeft een worsteling tussen verdachte en aangever plaatsgevonden.
Aangever is op diverse plaatsen gewond geraakt en heeft steekverwondingen aan zijn borst, buik en rug en een verwonding aan zijn vinger opgelopen. Verdachte heeft, behoudens letsel aan zijn gezicht (een blauw oog, een bloeduitstorting op het jukbeen en een verkleuring boven de linker wenkbrauw) en schaafwonden en verkleuringen op zijn lichaam, geen snijverwondingen.
Verdachte en aangever hebben elk een verklaring afgelegd over het ontstaan van het letsel van aangever. Deze verklaringen zijn tegenstrijdig aan elkaar.
De verklaring van verdachte
Verdachte heeft verklaard dat hij naar aangever wilde gaan om zaken uit het verleden uit te spreken. Hij is aan het einde van de middag naar de woning van aangever gegaan, is de portiek binnengegaan en is de trap opgelopen. Als verdachte tussen de tweede en de derde verdieping (daar waar aangever woont) is, verlaat aangever zijn woning en loopt de trap af. Hij komt op een agressieve manier op verdachte af. Aangever begon gelijk te slaan. Toen pakte aangever een mes en sloeg hij verdachte met de achterkant van het mes op zijn oog. Er ontstond een worsteling tussen de derde en de eerste verdieping waarbij beiden een paar keer tegen een muur zijn gebotst. Op enig moment heeft verdachte het mes in handen weten te krijgen en is hij vertrokken. Hij heeft niet gemerkt hoe aangever de steekverwondingen heeft opgelopen.
De verklaring van aangever
Aangever heeft verklaard dat hij en verdachte, nadat hem was gebleken dat verdachte bij hem in de woning wilde komen, samen naar beneden zijn gelopen en dat verdachte zich op de tweede verdieping ineens heeft omgedraaid en hem gelijk twee of drie keer heeft gestoken. Daarop is tussen aangever en verdachte een vechtpartij ontstaan op de trap en zijn zij uiteindelijk op de eerste verdieping terechtgekomen. Tijdens de vechtpartij heeft verdachte aangever weer gestoken; twee keer in de rug en een keer in de zij. Ter afwering van een messteek door verdachte heeft aangever het mes bij het snijgedeelte vastgepakt, waarna verdachte het mes terugtrok en aangever gewond raakte aan zijn rechter vinger. Nadat verdachte aangever twee keer in de rug heeft gestoken heeft aangever verdachte gepakt, een trap of kopstoot gegeven, waarna verdachte enkele traptreden naar beneden is gevallen. Aangever is daarna naar zijn woning gegaan en heeft gehoord dat verdachte is weggegaan.
De betrouwbaarheid en de geloofwaardigheid van de verklaringen van aangever en verdachte
De rechtbank zal voor de beantwoording van de bewijsvraag de betrouwbaarheid en de geloofwaardigheid van beide verklaringen dienen te beoordelen.
Met betrekking tot de verklaringen van aangever concludeert zij dat deze worden ondersteund door objectief bewijsmateriaal. Zo blijkt uit de letselrapportage van de GGD-arts drs. M. Evers van 1 juni 2017 dat het letsel van aangever twee steekwonden aan de borst, drie steekwonden aan de rug en één snijwond aan de rechter hand betreft. Het letsel is daarbij steeds scherprandig en 1 tot 2 cm lang, en de conclusie van de GGD-arts is dat de verwondingen van aangever goed kunnen passen bij de door aangever beschreven toedracht.
De verklaringen van verdachte worden niet ondersteund door objectief bewijsmateriaal. Verdachte heeft enkel een blauw oog en een paar schaafwonden en blauwe plekken opgelopen. Hij heeft geen snijverwondingen. Dit laatste is zeer opmerkelijk gelet op de door verdachte geschetste toedracht. Verdachte zou met een mes zijn aangevallen door een veel sterkere en zwaardere aangever. Verdachte zou bijna direct na aanvang van de aanval de overhand op aangever hebben gekregen, door het mes vast te grijpen en zodoende te voorkomen dat hij zelf werd geraakt. Dit zou hij hebben volgehouden terwijl hij en aangever tijdens een daaropvolgende worsteling van meerdere trappen af zijn gegaan en daarbij meerdere malen tegen een muur zijn gebotst. Niet alleen laat het zich lastig voorstellen dat verdachte de aanval met een mes door een veel grotere en sterkere aangever heeft weten af te wenden en afgewend te houden gedurende een lange (en buitengewoon) dynamische worsteling, het is in deze door verdachte geschetste gang van zaken bijna niet voor te stellen dat hij geen letsel heeft opgelopen door het mes. Opmerkelijk vindt de rechtbank verder dat verdachte heeft verklaard dat aangever na de worsteling de trap naar boven zou zijn opgerend, hetgeen de rechtbank gelet op de zware verwondingen die aangever heeft opgelopen en de toestand waarin hij kort na het gebeuren werd aangetroffen, volkomen onaannemelijk voorkomt.
Bij de beoordeling van geloofwaardigheid en de betrouwbaarheid van de verklaring van verdachte, vindt de rechtbank verder van belang dat de verklaring van verdachte op belangrijke punten inconsistent is. Zo heeft verdachte steeds wisselend verklaard over hoe het afpakken van het mes van aangever zou zijn gegaan. Ter zitting heeft verdachte in eerste instantie verklaard dat hij het mes dat aangever in zijn hand zou hebben gehad, tijdens de worsteling onafgebroken heeft vastgehouden. Toen verdachte vervolgens geconfronteerd werd met de vraag hoe het in dat geval zou kunnen dat aangever twee messteken in zijn rug heeft opgelopen (aangever zou zijn hand dan immers achter zijn rug hebben moeten manoeuvreren om de steekverwondingen in de rug op te lopen), kon hij dat niet verklaren en wist hij zich ineens niet meer te herinneren hoe hij de hand van aangever heeft vastgehad en of hij (de hand/arm met daarin) het mes tijdens de worsteling onafgebroken vastgehouden heeft gehad. Daar waar het gaat om cruciale punten kan verdachte zich niets meer herinneren en daar waar het gaat om ondergeschikte punten, is er met zijn geheugen niets mis.
De rechtbank betrekt bij het vorenstaande ook de verklaringen van getuige [slachtoffer ] en getuige [getuige 2] . [slachtoffer ] heeft verklaard dat toen hij aan verdachte vroeg wat hij had gedaan, verdachte niet letterlijk heeft verklaard dat hij [slachtoffer ] heeft neergestoken, maar dat verdachte zei dat als hij het niet had gedaan, dan had [slachtoffer ] dit wel gedaan. [getuige 2] heeft verklaard dat verdachte onderweg naar het politiebureau heeft gezegd dat hij en [slachtoffer ] met elkaar aan het duwen en trekken waren en dat hij [slachtoffer ] had geraakt met een mes.
De rechtbank is gelet op het vorenstaande van oordeel dat de verklaring van aangever betrouwbaar is en wordt ondersteund door de inhoud van het procesdossier, terwijl de verklaringen van verdachte inconsistent en ongeloofwaardig zijn en verder niet worden ondersteund. De rechtbank is dan ook van oordeel dat bewezen is dat het verdachte is geweest die met een mes naar aangever is gegaan, de confrontatie met aangever heeft gezocht en tijdens de daaropvolgende worsteling de steekverwondingen heeft toegebracht.
Aangever heeft steekverwondingen opgelopen met een breedte van 1 tot 2 centimeter in borst, buik en rug. Gelet op het feit dat aangever meerdere lagen kleding droeg en het mes daar doorheen is gestoken, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders dan dat verdachte het mes met kracht in het lichaam van het slachtoffer heeft gestoken. De verklaring van verdachte dat de verwondingen wellicht (ongemerkt) zijn toegebracht in de worsteling op de trappen, acht de rechtbank ook om deze reden niet aannemelijk. Gelet op hetgeen reeds is overwogen acht de rechtbank bewezen dat verdachte de steekverwondingen opzettelijk heeft toegebracht. De rechtbank is van oordeel dat verdachte door meermalen met kracht met een mes in het bovenlichaam (borst, buik en rug) van aangever te steken, opzet op diens dood heeft gehad. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat bij het steken met een mes in de borst, de buik en de rug, er gestoken wordt in of in de nabijheid van vitale organen en (slag)aders, hetgeen vervolgens kan leiden tot de dood.
Alles overziend is de rechtbank van oordeel dat op basis van de verklaringen van aangever in samenhang met voornoemde letselbeschrijving van de GGD-arts en de verklaring van getuige [slachtoffer ] en getuige [getuige 2] wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte op 13 maart 2017 heeft geprobeerd aangever van het leven te beroven door hem meermalen met een mes te steken.