ECLI:NL:RBOVE:2017:3573

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
15 september 2017
Publicatiedatum
15 september 2017
Zaaknummer
ak_zwo_17_1439
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om plaatsing verkeersspiegel en niet-ontvankelijkheid bezwaar

In deze zaak heeft eiser op 22 mei 2017 bezwaar gemaakt tegen de afwijzing door het college van burgemeester en wethouders van Deventer van zijn verzoek om een verkeersspiegel te plaatsen op de kruising Kieftenweg/Molenstraat te Diepenveen. Bij besluit van 1 juni 2017 heeft verweerder het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 4 september 2017 is eiser verschenen, terwijl verweerder met kennisgeving niet aanwezig was.

De rechtbank heeft overwogen dat op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een bezwaar kan worden gemaakt tegen een besluit. Echter, volgens verweerder was het verzoek van eiser geen formele aanvraag maar een melding van een gevaarlijke verkeerssituatie, en de reactie van de gemeente was geen besluit in de zin van de Awb. Eiser was het hier niet mee eens en stelde dat de afwijzing van zijn verzoek een publiekrechtelijke rechtshandeling was, waardoor er sprake was van een appellabel besluit.

De rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit niet voldoende gemotiveerd was, wat aanleiding gaf tot vernietiging. Desondanks besloot de rechtbank om de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand te laten, omdat er geen wettelijke basis was voor het college om een besluit te nemen over het plaatsen van een verkeersspiegel. Het plaatsen van een verkeersspiegel werd gezien als een feitelijke handeling zonder rechtsgevolgen, waardoor de afwijzing van het verzoek geen besluit was. Het bezwaar van eiser werd terecht niet-ontvankelijk verklaard.

De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit, maar liet de rechtsgevolgen in stand. Verweerder werd opgedragen het griffierecht van € 168,-- aan eiser te vergoeden. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 17/1439

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], te [woonplaats], eiser,

en

het college van burgemeester en wethouders van Deventer, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft op 22 mei 2017 bezwaar gemaakt tegen de afwijzing door verweerder van zijn verzoek om een verkeersspiegel te plaatsen op de kruising Kieftenweg/Molenstraat te Diepenveen.
Bij besluit van 1 juni 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen dat besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 september 2017.
Eiser is verschenen. Verweerder is met kennisgeving niet verschenen.

Overwegingen

1.1
Op grond van het bepaalde in artikel 8:1, eerste lid juncto artikel 7:1, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het mogelijk tegen een besluit bezwaar te maken.
1.2
Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, van de Awb wordt onder een besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. Van een rechtshandeling is sprake indien de handeling is gericht op rechtsgevolg.
2.1
Verweerder stelt zich in het verweerschrift op het standpunt dat eisers verzoek om een verkeersspiegel te plaatsen geen formele aanvraag is maar een melding van een gevaarlijke verkeerssituatie en dat de reactie daarop van de gemeente dat zij terughoudend is met het plaatsen van verkeersspiegels, geen besluit is in de zin van de Awb.
2.2
Eiser is het daar niet mee eens. Hij is – kort samengevat – van mening dat de afwijzing van zijn verzoek tot het plaatsen van een verkeersspiegel een publiekrechte rechtshandeling inhoudt, zodat sprake is van een appellabel besluit.
De rechtbank overweegt als volgt.
3.1
De rechtbank stelt vast dat verweerder in het bestreden besluit niet heeft gemotiveerd waarom geen sprake is van een besluit waartegen bezwaar kan worden gemaakt. Pas in het bestreden besluit is daarvoor een onderbouwing gegeven. Nu het bestreden besluit niet is voorzien van een voldoende motivering, komt het reeds om die reden voor vernietiging in aanmerking. Het beroep is daarom gegrond.
3.2
De rechtbank ziet echter aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Awb de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand te laten.
Daartoe heeft de rechtbank het volgende overwogen.
3.3
In de Wegenverkeerswet 1994 noch in enig ander wettelijk voorschrift is aan het college van burgemeester en wethouders de bevoegdheid toegekend om een besluit als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb te nemen over het plaatsen van een verkeersspiegel. Voor het plaatsen van een verkeersspiegel is dan ook geen verkeersbesluit nodig.
Het plaatsen van een verkeersspiegel is een feitelijke handeling die geen rechtsgevolgen in het leven roept. De mededeling dat het verzoek om plaatsing van een verkeersspiegel is afgewezen is daarom niet op rechtsgevolg gericht.
3.4
Hieruit volgt dat de afwijzing van eisers verzoek om een verkeersspiegel te plaatsen geen besluit is in de hiervoor genoemde zin. Het bezwaar van eiser is dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard. Hetgeen van de zijde van eiser is aangevoerd kan niet tot een andersluidend oordeel leiden.
4. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 168,-- aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.W.M. Bunt, rechter, in aanwezigheid van G. Kootstra, als griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.