In deze zaak heeft eiser op 22 mei 2017 bezwaar gemaakt tegen de afwijzing door het college van burgemeester en wethouders van Deventer van zijn verzoek om een verkeersspiegel te plaatsen op de kruising Kieftenweg/Molenstraat te Diepenveen. Bij besluit van 1 juni 2017 heeft verweerder het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 4 september 2017 is eiser verschenen, terwijl verweerder met kennisgeving niet aanwezig was.
De rechtbank heeft overwogen dat op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een bezwaar kan worden gemaakt tegen een besluit. Echter, volgens verweerder was het verzoek van eiser geen formele aanvraag maar een melding van een gevaarlijke verkeerssituatie, en de reactie van de gemeente was geen besluit in de zin van de Awb. Eiser was het hier niet mee eens en stelde dat de afwijzing van zijn verzoek een publiekrechtelijke rechtshandeling was, waardoor er sprake was van een appellabel besluit.
De rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit niet voldoende gemotiveerd was, wat aanleiding gaf tot vernietiging. Desondanks besloot de rechtbank om de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand te laten, omdat er geen wettelijke basis was voor het college om een besluit te nemen over het plaatsen van een verkeersspiegel. Het plaatsen van een verkeersspiegel werd gezien als een feitelijke handeling zonder rechtsgevolgen, waardoor de afwijzing van het verzoek geen besluit was. Het bezwaar van eiser werd terecht niet-ontvankelijk verklaard.
De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit, maar liet de rechtsgevolgen in stand. Verweerder werd opgedragen het griffierecht van € 168,-- aan eiser te vergoeden. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.