In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 8 september 2017 uitspraak gedaan in een kort geding tussen BALR B.V. en [A], die als eenmanszaak kleding verkoopt. BALR B.V., houdster van verschillende merken, waaronder het Benelux beeldmerk, vorderde dat [A] zou worden verboden om inbreukmakend gebruik te maken van het BALR-merk. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was van merkinbreuk door [A], die t-shirts met het BALR-merk had verkocht zonder toestemming. BALR had eerder geprobeerd om [A] te sommeren om de inbreuk te staken, maar zonder resultaat. De voorzieningenrechter oordeelde dat er een spoedeisend belang was bij de vordering van BALR, omdat [A] weigerde de onthoudingsverklaring te ondertekenen en geen informatie verstrekte over de herkomst van de inbreukmakende goederen.
De rechtbank heeft [A] bevolen om onmiddellijk te stoppen met het gebruik van het BALR-merk en om binnen een week volledige opgave te doen van de producten die hij had verkocht. Tevens zijn er dwangsommen opgelegd voor het geval [A] zich niet aan deze verplichtingen houdt. De proceskosten werden aan de zijde van BALR begroot op € 7.459,62, te vermeerderen met wettelijke rente. De termijn voor het instellen van een bodemprocedure werd vastgesteld op zes maanden na de datum van het vonnis. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.