ECLI:NL:RBOVE:2017:4819

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
21 november 2017
Publicatiedatum
25 januari 2018
Zaaknummer
6258106 \ CV EXPL 17-5491
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.A.O.M. van Aerde
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van parkeerkosten en schadevergoeding na ongeoorloofd verlaten van parkeergarage

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 21 november 2017 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Q-Park Operations Netherlands II B.V. en een gedaagde die zonder betaling de parkeergarage heeft verlaten. De eiseres, Q-Park, vorderde betaling van parkeerkosten, een schadevergoeding voor het ongeoorloofd verlaten van de garage, en buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde erkende dat hij zonder te betalen de garage had verlaten, maar voerde aan dat hij zijn parkeerkaart was verloren en dat hij geen contact kon krijgen met de helpdesk. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde niet voldoende bewijs had geleverd voor zijn verweer en dat de vordering van Q-Park terecht was. De kantonrechter oordeelde dat de boete van € 300,00 voor het ongeoorloofd verlaten van de garage niet als oneerlijk of onredelijk bezwarend kon worden aangemerkt. De vordering tot betaling van de incassokosten werd afgewezen omdat eiseres niet had voldaan aan de eisen die de Hoge Raad had gesteld. De gedaagde werd veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 349,50, vermeerderd met wettelijke rente, en in de kosten van de procedure.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : 6258106 \ CV EXPL 17-5491
Vonnis van 21 november 2017
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Q-PARK OPERATIONS NETHERLANDS II B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Maastricht,
eiseres
,
gemachtigde: mr. C.F.P.M. Spreksel,
tegen
[gedaagde] ,
wonende te [plaats] ,
gedaagde,
verschenen in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 17 augustus 2017
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek.
1.2.
Gedaagde is in de gelegenheid gesteld te reageren op de inhoud van de conclusie van repliek, maar hij heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 19 september 2016 te 21:30 uur heeft de bestuurder van een motorvoertuig van het merk Volkswagen en type Passat, met [kenteken] de parkeergarage van eiseres te Zwolle aan het Maagjesbolwerk 54 (parkeergarage Maagjesbolwerk) verlaten door kort achter een andere auto aan te rijden en aldus de geopende slagboom te passeren zonder tevoren een uitrijkaart aan de terminal aan te bieden. Deze gedraging wordt wel treintje-rijden genoemd. Het voorval is op beeld vastgelegd; de daarvan opgemaakte DVD is in het geding gebracht. Het [kenteken] stond op 19 september 2016 op naam van gedaagde.

3.Het geschil

3.1.
De vordering
Eiseres vordert - samengevat – betaling van de parkeerkosten tegen het tarief van een verloren kaart (€ 49,50), aanvullende schadevergoeding onder andere ter ontmoediging van het in haar ogen verwerpelijke treintje-rijden (€ 300,00), buitengerechtelijke incassokosten (€ 52,43) en tot slot de veroordeling van gedaagde in de kosten van de procedure. Zij legt aan haar vordering ten grondslag dat gedaagde zonder betaling van de parkeerkosten de parkeergarage heeft verlaten en zij wijst op haar algemene voorwaarden, die reeds door het binnenrijden van de garage op de overeenkomst van toepassing zijn geworden, waarin de gevolgen van niet-betaling staan omschreven.
3.2.
Het verweer
Gedaagde erkent dat hij zonder te betalen de garage heeft verlaten, maar voert aan dat hij die avond zijn parkeerkaart was verloren. Daarop heeft hij meerdere keren via de helpdeskknop verbinding gezocht met de helpdesk, maar die verbinding is niet tot stand gekomen. Omdat hij in verband met zijn werk in Engeland naar Schiphol moest, heeft hij met een andere automobilist afgesproken dat hij kort achter die ander aan mocht rijden en heeft hij zo, treintje rijdend, de parkeergarage verlaten. Hij accepteert dat hij alsnog het tarief verloren kaart moet betalen, maar vindt de boete van € 300,00 absurd hoog.

4.De beoordeling

4.1.
Naar het oordeel van de kantonrechter staat zowel de gedraging zelf als de identiteit van de bestuurder vast. Gedaagde erkent de parkeergarage te hebben verlaten zonder eerst te betalen.
4.2.
Hij voert als verweer dat hij wel wilde betalen, maar dat dit zonder parkeerkaart niet goed mogelijk is. Hij heeft verbinding gezocht met de helpdesk, maar vergeefs, want hij kreeg geen contact.
4.3.
Eiseres heeft daarop gesteld dat elke oproep via de helpknoppen naar de QCR (Q-Park Control Room) wordt gelogd en dat er uit het logging overzicht geen oproep van gedaagde blijkt. De kantonrechter begrijpt dat eiseres hiermee wil zeggen dat op 19 september 2016 rond 21:30 uur geen hulp-oproep vanuit het Maagjesbolwerk naar de QCR is gegaan. Dat betekent dat het thans aan gedaagde is om zijn lezing van het verhaal te bewijzen. Hij voert immers het verweer dat zijn niet-betaling hem niet kan worden toegerekend. Gedaagde heeft de juistheid van zijn lezing evenwel niet aangetoond. Na de opmerkingen van eiseres heeft hij in het geheel niet meer gereageerd. Daarom kan zijn lezing niet worden aanvaard.
4.4.
Artikel 6.3 van de Algemene Voorwaarden Parkeren luidt:
‘Het zonder voorafgaande betaling van het verschuldigde parkeergeld met het voertuig verlaten van de parkeerfaciliteit, bijvoorbeeld door middel van het zogenoemde “treintje rijden” waarbij de parkeerder direct achter zijn voorganger onder de slagboom doorrijdt, is onder geen beding toegestaan.
De parkeerder is in dat geval het door Q-Park voor de betreffende parkeerfaciliteit vastgestelde tarief “verloren kaart” verschuldigd (afhankelijk van de parkeerfaciliteit bedraagt dit éénmaal, tweemaal of driemaal het geldende dagtarief), vermeerderd met een bedrag aan aanvullende schadevergoeding ad € 300,- en zulks onverminderd de rechten van Q-Park tot het vorderen van overige daadwerkelijk geleden (gevolg)-schade. Het hiervoor genoemde tarief “verloren kaart” laat onverlet het recht van Q-Park om de parkeerder de werkelijke parkeerkosten in rekening te brengen mochten die hoger zijn dat het tarief “verloren kaart”.
Gedaagde heeft aangevoerd dat vooral de hier bedoelde boete absurd hoog is.
4.5.
Nu de overeenkomst tussen partijen als consumentenovereenkomst moet worden aangemerkt, dient de kantonrechter ambtshalve te beoordelen of voormeld beding in de algemene voorwaarden als oneerlijk beding of als onredelijk bezwarend beding in de zin van artikel 6:233 aanhef en onder a BW moet worden aangemerkt (vgl. HR 13 september 2013, ECLI:NL:HR:2013:691). Volgens artikel 3 lid 1 van Richtlijn 93/13 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (hierna: de Richtlijn) wordt een beding als oneerlijk beschouwd indien het, in strijd met de goede trouw, het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van de partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort. In de bijlage bij de Richtlijn wordt vermeld dat een beding onder meer oneerlijk kan zijn als dat beding tot doel of tot gevolg heeft de consument die zijn verbintenissen niet nakomt, een onevenredig hoge schadevergoeding op te leggen. Een beding is daarnaast vernietigbaar, indien het, gelet op de aard en de overige inhoud van de overeenkomst, de wijze waarop de voorwaarden tot stand zijn gekomen, de wederzijds kenbare belangen van partijen en de overige omstandigheden van het geval, onredelijk bezwarend is voor de wederpartij (artikel 6:233 aanhef en onder a BW).
4.6.
De kantonrechter is van oordeel dat de boete in een redelijke verhouding staat tot de (te verwachten) schade door de gedraging waarop de boete is gesteld. Eiseres maakt aanzienlijke kosten voor het onderhoud van haar garage en mag verlangen dat elke gebruiker aan de bestrijding van die kosten bijdraagt. Voorts maakt eiseres aanzienlijke kosten om diegenen die zich aan die bijdrage onttrekken op te sporen en ter verantwoording te roepen. Het is niet onredelijk dat eiseres de kosten daarvan doorbelast aan de hier bedoelde bestuurders. Tegen deze achtergrond, zoals door eiseres onbetwist is aangevoerd, is het boetebeding niet aan te merken als een oneerlijk beding in de zin van de Richtlijn of een onredelijk bezwarend beding in de zin van artikel 6:233 aanhef en onder a BW. Dat betekent dat eiseres recht heeft op een boetebedrag van € 300,00 per keer dat de garage door middel van ‘treintje-rijden’ in de zin van artikel 6.3 van de Algemene Voorwaarden, dus zonder te betalen, is verlaten. Het verweer van gedaagde moet ook op dit punt worden verworpen.
4.7.
De vordering met betrekking tot de incassokosten is niet toewijsbaar. Eiseres heeft in de dagvaarding geen aandacht geschonken aan het arrest van de Hoge Raad van 25 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2704, waarin onder meer de eisen zijn verduidelijkt, die worden gesteld aan de bepaling van de ingangsdatum van de veertien dagen, waarbinnen gedaagde de vordering nog zonder incassokosten kan voldoen. In haar zogeheten veertiendagenbrief van 4 november 2016 heeft eiseres een onjuist aanvangsmoment (binnen 16 dagen na heden en/of binnen 16 dagen na dagtekening) gekozen en daarom wordt dit onderdeel van de vordering afgewezen.
4.8.
Gedaagde is de overwegend in het ongelijk gestelde partij en moet daarom worden veroordeeld in de kosten van de procedure. De bedragen worden hierna in het dictum vermeld.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt gedaagde tegen bewijs van kwijting aan eiseres te betalen een bedrag van € 349,50, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 20 november 2016 tot de dag van algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt gedaagde in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van eiseres begroot op:
 € 120,00 voor salaris gemachtigde
 € 83,51 voor explootkosten
 € 117,00 voor griffierecht
 € 30,00 voor nakosten
te vermeerderen met de wettelijke rente over deze kosten vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.O.M. van Aerde, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 21 november 2017.