ECLI:NL:RBOVE:2017:4827

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
7 augustus 2017
Publicatiedatum
8 februari 2018
Zaaknummer
C/08/204831 / FA RK 17-1719 en C/08/206228 / FA RK 17-1998
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeschikking inzake verzoek stiefvader tot stiefouderadoptie en voogdij na overlijden moeder

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 7 augustus 2017 een tussenbeschikking gegeven in het kader van een verzoek tot stiefouderadoptie door de stiefvader van de minderjarige [B]. De stiefvader, die samen met de moeder van [B] was getrouwd, heeft het verzoek ingediend na het overlijden van de moeder op 9 juni 2017. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige [B] onder voorlopige voogdij is gesteld van Stichting Jeugdbescherming Overijssel. De rechtbank heeft de Raad voor de Kinderbescherming en de Stichting Jeugdbescherming Overijssel als belanghebbenden aangemerkt. Tijdens de mondelinge behandeling zijn verschillende partijen verschenen, waaronder de stiefvader, de biologische vader, en familieleden van de moeder. De rechtbank heeft geoordeeld dat er een wezenlijke belangentegenstelling kan zijn tussen de minderjarige en de overige belanghebbenden, en heeft daarom besloten een bijzondere curator te benoemen om de belangen van [B] te behartigen. De rechtbank heeft het verzoek van de stiefvader tot benoeming van een bijzondere curator op grond van artikel 1:212 BW afgewezen, maar heeft in plaats daarvan een ambtshalve benoeming van een bijzondere curator ingevolge artikel 1:250 BW gedaan. De rechtbank heeft de behandeling van de zaak aangehouden en verzocht om aanvullend rapport van de Raad voor de Kinderbescherming en de bijzondere curator. De volgende zitting is gepland op 1 december 2017.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Familierecht en Jeugdrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer: C/08/204831 / FA RK 17-1719 (adoptie en benoeming bijzondere curator)
zaaknummer: C/08/206228 / FA RK 17-1998 (voogdij)
beschikking van de rechtbank in de rechtbank Overijssel d.d. 7 augustus 2017
inzake
[A],
verder te noemen: de stiefvader,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
advocaat: mr. T. Seker te Enschede,
met betrekking tot de minderjarige:
[B],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [B] ,
dochter van
[C]en
[D].
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
Raad voor de Kinderbescherminghierna te noemen de Raad,
gevestigd te Almelo,
en
Stichting Jeugdbescherming Overijssel, de gecertificeerde instelling,hierna te noemen de GI,
gevestigd te Almelo.
Als informanten wordt aangemerkt:
[D] ,wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de vader,
en
mevrouw [E], zus van de moeder en haar vriendin
mevrouw [F], die door de moeder bij testament zijn voorgedragen om met de voogdij over [B] te worden belast.

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop inzake 204831 FA RK 17-1719 bestaat uit de navolgende bescheiden:
- het verzoek met bijlagen, binnengekomen op 14 juli 2017;
- het F9-formulier met bijlagen van stiefvader d.d. 18 juli 2017;
- het F4-formulier van stiefvader d.d. 7 augustus 2017.
1.2.
Het procesverloop ten aanzien van de zaak onder nummer 206228 A RK 17-1998 bestaat uit:
  • de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 9 juni 2017 naar aanleiding van een telefonisch verzoek daartoe, waarin de voorlopige voogdij over [B] is uitgesproken, gevolgd door een op 12 juni 2017 ingekomen schriftelijk verzoek daartoe van de raad;
  • een op 1 augustus 2017 binnengekomen rapport van de raad om de GI met de voogdij te belasten, danwel om in het geval er een natuurlijk persoon met de voogdij wordt belast de ondertoezichtstelling van [B] uit te spreken voor de duur van een jaar.
1.3.
De mondelinge behandeling van beide zaken heeft met gesloten deuren plaatsgevonden op 7 augustus 2017. Ter zitting zijn verschenen:
- de heer [A] , stiefvader,
- de heer [D] , vader en zijn partner,
- mevrouw [E] , zus van moeder,
- mevrouw [F] , vriendin van moeder en haar partner,
- de heer [G] en mevrouw [H] , namens de Raad voor de Kinderbescherming,
- mevrouw [I] en de heer [J] , namens de GI.

2.De feiten

2.1.
[B] is geboren uit de relatie van moeder met de heer [D] . De heer [D] heeft [B] erkend. Moeder was alleen belast met het ouderlijk gezag. Zij is overleden op
9 juni 2017. [B] is opgegroeid in het gezinsverband van moeder en stiefvader maar verblijft vanwege haar problematiek bij Karakter.
2.2.
Vanwege het overlijden van de met het gezag belaste ouder is [B] bij beschikking van deze rechtbank van 9 juni 2017 onder voorlopige voogdij gesteld van Stichting Jeugdbescherming Overijssel.

3.Het verzoek

De stiefvader verzoekt de rechtbank bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
een bijzondere curator voor de minderjarige [B] te benoemen;
de adoptie van [B] uit te spreken door stiefvader.

4.De beoordeling

Benoeming bijzondere curator
4.1.
Stiefvader heeft verzocht om op grond van artikel 1: 212 Burgerlijk Wetboek (BW) een bijzonder curator te benoemen. De rechtbank is van oordeel dat dit verzoek van vader moet worden afgewezen en dat een ambtshalve benoeming van een bijzonder curator ingevolge artikel 1:250 BW passender is gezien de complexiteit van deze zaak.
4.1.1.
Artikel 1:212 BW ziet immers alleen op de benoeming van een bijzonder curator in zaken van afstamming. Wanneer in aangelegenheden betreffende diens verzorging en opvoeding, dan wel het vermogen van de minderjarige, de belangen van de met het gezag belaste ouders of één van hen dan wel van de voogd of de beide voogden in strijd zijn met die van de minderjarige, benoemt de rechtbank, indien de zaak reeds aanhangig is, indien zij dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk acht, op verzoek van een belanghebbende of ambtshalve een bijzondere curator om de minderjarige ter zake, zowel in als buiten rechte, te vertegenwoordigen.
4.1.2.
De rechtbank is op basis van de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting is aangevoerd, van oordeel dat er (mogelijk) sprake is van een wezenlijke belangentegenstelling tussen de minderjarige en de overige belanghebbenden. Er is veel gaande in het leven van [B] op dit moment. Van belang is dat een neutrale deskundige naast [B] komt te staan. De rechtbank acht het dan ook in het belang van [B] noodzakelijk een bijzondere curator te benoemen.
4.1.3.
Vooropgesteld moet worden dat de bijzondere curator uitsluitend [B] vertegenwoordigt en dus uitsluitend diens belangen behartigt.
4.1.4.
Wanneer de bijzondere curator belemmeringen ervaart in de uitoefening van haar taak dient zij onmiddellijk de rechtbank (en de overige belanghebbenden) te informeren.
4.1.5.
De bijzondere curator dient zelfstandig te toetsen of het belang van het kind is gediend met toewijzing dan wel afwijzing van het voorliggende verzoek (HR 31-10-2003, RvdW 2003/167), en de bijzondere curator kan derhalve niet volstaan met het afgaan op mededelingen van de advocaat van de stiefvader of overige partijen. In beginsel wordt van de bijzondere curator verwacht dat zij de betrokkenen persoonlijk spreekt. In het door de bijzondere curator in te dienen verslag dienen de bevindingen te worden weergegeven, onder vermelding van de bron.
Verzoek tot stiefouderadoptie
4.2.
Stiefvader heeft daarnaast ook een verzoek tot stiefouderadoptie ingediend. Het is bekend geworden dat moeder een testament had opgesteld waarin zij haar zus, mevrouw [E] en haar vriendin, mevrouw [F] , samen tot voogden van [B] heeft benoemd. Ter zitting is gebleken dat mevrouw [E] en mevrouw [F] hier niet eerder door moeder over op de hoogte zijn gesteld. Over enige aanvaarding is nog niets
bekend. Nu ook de biologische vader van [B] in beeld is gekomen dient voorkomen te worden dat [B] in een onmogelijke positie wordt gedreven.
4.2.1.
Bij brief van 21 juli 2017 is aan de advocaat van stiefvader verzocht om de nodige stukken nog in het geding te brengen, welke deels zijn ontvangen. Mr. Seker wordt alsnog in de gelegenheid gesteld om de ontbrekende stukken/informatie binnen een termijn van vier weken in het geding te brengen.
Voogdij
4.3.
Bij beschikking van 9 juni 2017 heeft de kinderrechter in deze rechtbank de gecertificeerde instelling Stichting Jeudgbescherming Overijssel belast met de voorlopige voogdij over [B] .
4.3.1.
Nu door de raad op 1 augustus 2017 primair een verzoek is gedaan om voormelde GI met de voogdij te belasten, loopt de bij beschikking van 9 juni 2017 uitgesproken voorlopige voogdij door. In het geval de rechtbank bepaalt dat een natuurlijke persoon met de voogdij wordt belast, verzoekt de raad [B] onder toezicht te stellen van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Overijssel en deze ondertoezichtstelling uit te spreken voor de duur van een jaar.
4.4.
De rechtbank acht zich op dit moment ten aanzien van de stiefouderadoptie en de voogdij onvoldoende voorgelicht om een goede beslissing te kunnen nemen. Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen zal de rechtbank de beslissingen ten aanzien van beide procedures aanhouden en de behandeling van beide zaken verwijzen naar de meervoudige kamer die de behandeling zal voortzetten op na te melden datum.
4.4.1.
Aan de raad voor de kinderbescherming wordt verzocht om de rechtbank op uiterlijk
17 november 2017indien gewenst aanvullend te rapporteren en te adviseren mede naar aanleiding van het door de stiefvader ingediende adoptieverzoek waar het gaat om de meest wenselijke gezagsvoorziening voor [B] en (eventueel) afzonderlijk te rapporteren en te adviseren op het hiervoor genoemde adoptieverzoek van stiefvader.
4.4.2.
Aan de bijzondere curator wordt verzocht om eveneens op
17 november 2017haar bevindingen aan de rechtbank, met een kopie aan de advocaat van partijen en aan de raad, kenbaar te maken en haar standpunt over de beide verzoeken in te nemen.

5.De beslissing inzake 204831 FA RK 17/1719

De rechtbank:
benoemt - met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen – over voornoemde minderjarige tot bijzondere curator ex artikel 1: 250 BW advocaat mr. M.S. Flokstra,
Deurningerstraat 37a te 7571 BA Oldenzaal;
II. gelast de raad voor rechtsbijstand ressort Arnhem om mr. Flokstra aan de minderjarige toe te voegen;
III. wijst af het verzoek van de stiefvader tot benoeming van een bijzondere curator ex artikel 1:212 BW;
IV. bepaalt dat stiefvader binnen vier weken na heden de bij brief van 21 juli 2017 verzochte stukken/informatie alsnog in het geding zal brengen.
V. houdt iedere verdere beslissing aan.

6.de beslissing inzake beide procedures

VI. verzoekt de bijzondere curator
op uiterlijk 17 november 2017schriftelijk verslag te doen van haar bevindingen en daarbij een standpunt over de beide verzoeken in te nemen;
VII. verzoekt aan de raad voor de kinderbescherming om de rechtbank (indien gewenst aanvullend) te adviseren en te rapporteren omtrent de meest in het belang van [B] zijnde gezagsvoorziening en daarbij tevens te betrekken het door de stiefvader ingediende adoptieverzoek en afzonderlijk ten aanzien van het door stiefvader ingediende adoptieverzoek;
VIII. houdt iedere verdere beslissing ten aanzien van beide procedures aan en bepaalt dat de behandeling van de beide procedures zal worden voortgezet voor de meervoudige kamer in deze rechtbank op 1 december 2017 om 9.30 uur;
Deze beschikking is gegeven te Almelo door mr. J.H. Olthof, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 7 augustus 2017 in tegenwoordigheid van de griffier.
Een afschrift van deze beschikking wordt gezonden aan de Raad voor de Kinderbescherming en de in deze beschikking vermelde gegevens worden door die Raad opgenomen in zijn registratie.
Tegen deze beschikking kan – uitsluitend door tussenkomst van een advocaat – hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden:
door de verzoeker en door de in de procedure verschenen belanghebbenden: binnen drie maanden, te rekenen van de dag van de uitspraak;
door de echtgenoot die in eerste aanleg niet is verschenen: binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking aan hem in persoon dan wel binnen drie maanden nadat zij op andere wijze is betekend en openlijk bekend is gemaakt;
door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.