4.1.De rechtbank begrijpt deze beroepsgrond aldus dat eiser een beroep doet op het gebruiksovergangsrecht van bestemmingsplan 2009. De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende.
Artikel 35.2 van bestemmingsplan 2009 bevat het gebruiksovergangsrecht.
Artikel 35.2.1 van bestemmingsplan 2009 bepaalt dat het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
Artikel 35.2.4 van bestemmingsplan 2009 bepaalt dat sublid 35.2.1 niet van toepassing is op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Bestemmingsplan 2009 is op 3 december 2009 in werking getreden. Wil eiser met succes een beroep doen op het gebruiksovergangsrecht, dan dient eiser allereerst te bewijzen dat hij de recreatiewoning op 3 december 2009 gebruikte voor permanente bewoning en dat dit gebruik onafgebroken is voortgezet. Eerst en nadat eiser in dit bewijs is geslaagd, dient te worden onderzocht of het bepaalde in artikel 35.2.4 van bestemmingsplan 2009 in de weg staat aan een succesvol beroep op het gebruiksovergangsrecht.
In casu heeft eiser volstaan met stellen dat hij de recreatiewoning sinds 11 juli 2007 gebruikt voor permanente bewoning en dat hij zich pas 5½ jaar nadien, op 14 december 2012, in de gemeentelijke basisregistratie heeft laten inschrijven op dit adres. De reden voor deze late inschrijving is dat eiser eind 2012 een bijstandsuitkering nodig had en hij daarvoor pas in aanmerking kon komen nadat hij zich als bewoner van de recreatiewoning had laten registreren. De inschrijving in de gemeentelijke basisregistratie is geschied op advies van de gemeente Hellendoorn, aldus eiser.
De rechtbank overweegt hieromtrent in de eerste plaats dat zij het onvoldoende aangetoond acht dat eiser reeds voor de gebruikspeildatum (3 december 2009) permanent in de recreatiewoning woonde en zich eerst na het verstrijken van 5½ jaar heeft laten registeren als bewoner van de recreatiewoning. Eiser heeft ook geen bewijzen aangedragen die zijn stelling onderschrijven. Eiser heeft dan ook niet bewezen dat hij de recreatiewoning op de gebruikspeildatum gebruikte voor permanente bewoning. De rechtbank oordeelt in de tweede plaats dat, zelfs al zou eiser wel hebben bewezen dat hij de recreatiewoning op 3 december 2009 permanent bewoonde en hij dit gebruik onafgebroken heeft voortgezet, het bepaalde in artikel 35.2.4 van bestemmingsplan 2009 in de weg staat aan een succesvol beroep op het gebruiksovergangsrecht. Immers, in het aan bestemmingsplan 2009 voorafgaande bestemmingsplan (bestemmingsplan “Buitengebied 1995”) was de permanente bewoning van de recreatiewoning eveneens als strijdig gebruik aangemerkt.
De rechtbank oordeelt dat het gebruiken van de recreatiewoning op het perceel ten behoeve van permanente bewoning in strijd is met bestemmingsplan 2009 en dat geen beschermende werking kan worden ontleend aan het gebruiksovergangsrecht van dit bestemmingsplan. Verweerder heeft zich dan ook terecht en op goede gronden bevoegd geacht om hiertegen handhavend op te treden door middel van het opleggen van een last onder dwangsom. Voor de volledigheid voegt de rechtbank hieraan toe dat, nu het bestemmingsplan tot stand is gekomen onder vigeur van de Wet ruimtelijke ordening, artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo van toepassing is zodat verweerder terecht dit artikel als geschonden norm heeft gehanteerd. De rechtbank verwijst in dit kader naar de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtsrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling), onder andere de uitspraak van 28 oktober 2015, ECLI:NL:RVS:20153294, overweging 7.1.
De aanwending van de bevoegdheid
5. Gelet op het algemeen belang dat is gediend met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
6. Eiser heeft niet gesteld dat er een concreet zicht op legalisatie bestaat. Nu dit geen ambtshalve te toetsen aspect is, volstaat de rechtbank met deze constatering.
7. Eiser stelt dat er sprake is van dermate bijzondere omstandigheden dat verweerder geen gebruik had mogen maken van zijn handhavingsbevoegdheid. In dat kader heeft eiser, samengevat weergegeven, gesteld dat verweerder omstreeks 30 maart 2015 het “Overzicht Bewoning recreatiewoningen De Tolplas” op internet heeft geplaatst. In dat overzicht is een stuk (ambtelijke) tekst opgenomen dat betrekking heeft op de permanente bewoning van de recreatiewoning door eiser. Uit dat stuk tekst blijkt dat eiser financiële problemen heeft, de recreatiewoning heeft gekocht voor € 100.000,- met een zware hypotheek en bij verkoop zal blijven zitten met een restschuld. Verweerder heeft deze tekst zeer spoedig nadien van internet gehaald maar op dat moment was deze informatie al opgepikt door de media. Er zijn vervolgens artikelen over hem en zijn financiële positie geschreven en die artikelen zijn nog steeds op internet te vinden.
Eiser stelt dat hij de recreatiewoning, door deze krantenartikelen op internet, niet meer zal kunnen verkopen voor een marktconforme prijs van € 139.000,- maar dat ‘koopjesjagers’ zullen wachten tot de prijs is gezakt tot € 100.000,- of nog lager. Als hij geen marktconforme prijs ontvangt, kan hij niet verhuizen naar een andere woning. Tevens beschikt hij niet over de financiële middelen om naast de kosten van de recreatiewoning ook nog de kosten van een andere woning te dragen. De door verweerder aangehaalde jurisprudentie van de Afdeling, waaruit blijkt dat de omstandigheid dat een overtreder in ernstige financiële problemen komt door de opgelegde last onder dwangsom niet kan worden geduid als een bijzondere omstandigheid, is in casu niet van toepassing. Uit die jurisprudentie blijkt immers dat de overtreder deze financiële gevolgen zelf heeft veroorzaakt door een recreatiewoning te kopen en vervolgens permanent te gaan bewonen. Hiervan is in casu geen sprake nu de financiële problemen, te weten het niet kunnen verkopen van de recreatiewoning voor een marktconforme prijs van ongeveer € 139.000,-, zijn veroorzaakt door de publicatie van informatie over eisers financiële positie op internet door verweerder. Eiser is van mening dat hierdoor zijn situatie dermate afwijkt van zowel de casusposities in de door verweerder aangehaalde Afdelingsjurisprudentie als de overige personen die op recreatiepark De Tolplas een recreatiewoning permanent bewonen, dat verweerder had moeten overwegen om het strijdige gebruik alsnog te vergunnen dan wel te gedogen.
Ter zitting heeft eiser hieraan toegevoegd dat hij een uitkering van de gemeente Hellendoorn ontvangt. Indien hij de recreatiewoning niet meer mag bewonen, raakt hij deze uitkering kwijt en heeft hij geen inkomsten meer.