Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.[eiser 1] ,
[eiser 2],
1.[gedaagde 1] ,
[gedaagde 2],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 26 april 2017;
- het proces-verbaal van getuigenverhoor, gehouden op 12 september 2017;
- het proces-verbaal van voortzetting van getuigenverhoor, gehouden op 2 oktober 2017;
- de akte na enquête tevens akte overlegging productie van [eiser 1] c.s.;
- de akte na enquête tevens uitlaten productie van [gedaagde 2] .
2.De verdere beoordeling
Ik beheer de financiële situatie van mijn ouders. Bij het dicteren voeg ik nog toe, dat de leningen met [gedaagde 1] zijn aangegaan en [gedaagde 1] altijd van plan is geweest om de leningen terug te betalen, maar [gedaagde 2] wil daar niet aan meewerken. (…) Op uw vraag of er schulden van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn verrekend met mijn ouders, antwoord ik ontkennend. Het heeft mij verbaasd dat deze stelling is ingenomen op basis van slechts een stuk papier, terwijl er nooit bedragen door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] aan mijn ouders zijn overgemaakt. (…) Het kan zijn dat ik het niet weet, maar meestal weet ik het wel. Ik heb nooit stukken of bewijsstukken gezien dat het bedrag van € 320.000,- door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] is betaald.
(…)
Op uw vraag of ik aanwezig ben geweest bij een gesprek met de bank in november 2013, antwoord ik dat als er bij de bank gesprekken waren ik daar meestal bij aanwezig was. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] waren nooit in staat om zelf panden aan te kopen. Wij moesten altijd garant staan voor die panden. Op uw vraag of bij één van die gesprekken de ‘vaststellingsovereenkomst’ aan de orde is gekomen, antwoord ik: “Niet dat ik weet.”
U houdt mij voor dat u de indruk heeft dat de brief die in de procedure is overgelegd en die is ondertekend door mijn vader, mijn brief is. Het klopt dat de brief niet door mijn vader is geschreven. Mijn vader is daartoe niet in staat. Ik heb de brief geschreven en aan mijn ouders voorgelezen, waarna mijn vader het heeft getekend.
V: In het document staat dat de schuld is verrekend. Wat kunt u daarover verklaren?
A: Nee. Hoe is dat dan gelopen? Wat voor bewijs is er? Via welke bank is dat gegaan?
(…)
A: Nee ze hebben ons niets gegeven.
V: Heeft u geld geleend van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] ?
A: Nee, daar weet ik niets van.
(…)
A: Als het zo geweest is gaat het misschien om kleine leningen, maar we hebben eigenlijk nooit geld van hen gehad.
V: Heeft u geld geleend van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] ?
A: Nee, hij heeft nooit geld gegeven. Hij heeft alleen ons dat papier laten tekenen. Ik weet niet wat er in dat papier staat. Hij heeft mij nooit geld gegeven. (…) Nu zegt hij dat hij het betaald heeft. Ik zou niet weten waar hij dat bedrag vandaan heeft.
V: Zijn er in de periode van 1997 tot en met 2008 diverse bedragen door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] aan u ter beschikking gesteld.
A: Ze hebben mij nooit geld gegeven. Als ze dat zouden hebben gedaan, waar zouden ze dat vandaan moeten halen.
U houdt mij voor dat ik een schuld had van € 320.000,00 aan mijn ouders en vraagt mij of mijn ouders ook een schuld hadden bij ons. Het antwoord is nee.
Klopt het dat er niets viel te verrekenen. Er viel niets te verrekenen.
- partij B in 2007 voornemens was een pand te kopen aan de [adres 1] te [plaats] en dat partij A (…) een financiering heeft afgesloten ten bedrage van € 320.000,= (…)
- partij B door deze financiering het pand aan de [adres 2] te [plaats] heeft kunnen aankopen;
- partij A en partij B op basis hiervan de navolgende afspraken hebben gemaakt.
[eiser 1] en [B]- zijnde geen partijen in deze procedure - te vorderen heeft. Er is geen sprake van een kennelijke fout als bedoeld in artikel 31 Rv in het tussenvonnis van 26 april 2016. Voor zover [gedaagde 2] heeft bedoeld de rechtbank te verzoeken terug te komen op een bindende eindbeslissing overweegt de rechtbank dat [gedaagde 2] onvoldoende feiten en omstandigheden heeft aangevoerd op grond waarvan kan worden aangenomen dat sprake is geweest van een evidente feitelijke of juridische misslag of een onjuiste feitelijke grondslag waarop die beslissing berust.
3.De beslissing
€ 320.000,00 nog steeds geldig is;