ECLI:NL:RBOVE:2018:3914

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
18 oktober 2018
Publicatiedatum
17 oktober 2018
Zaaknummer
ak_ 17 _ 2725
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van maatwerkvoorziening voor huishoudelijke ondersteuning in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 18 oktober 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde, en het college van burgemeester en wethouders van Losser. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een besluit van verweerder, waarin haar aanvraag voor een maatwerkvoorziening voor huishoudelijke ondersteuning was afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres, gezien haar medische situatie, niet in staat is om huishoudelijke taken uit te voeren en dat de toegekende ondersteuning van twee uur per week onvoldoende is. De rechtbank oordeelt dat het beleid van verweerder, dat enkel voorziet in vooraf vastgestelde modules, niet voldoet aan de eisen van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015. De rechtbank heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en het primaire besluit herroepen. Eiseres komt nu in aanmerking voor drie uur huishoudelijke ondersteuning per week. Tevens heeft de rechtbank bepaald dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht moet vergoeden en dat verweerder in de proceskosten van eiseres wordt veroordeeld tot een bedrag van € 2.004,--.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 17/2725

uitspraak van de meervoudige kamer in het geschil tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres,

gemachtigde: mr. K. Wevers,
en

het college van burgemeester en wethouders van Losser, verweerder,

gemachtigde: K.A.G. Tijhaar en K. Wassen.

Procesverloop

Bij besluit van 22 mei 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder eiseres op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) in aanmerking gebracht voor een gewijzigde maatwerkvoorziening voor huishoudelijke ondersteuning, basismodule, met ingang van 22 mei 2017 en geldig voor onbepaalde tijd.
Bij besluit van 8 november 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 juni 2018. Eiseres is verschenen bij gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiseres woont alleen. Zij is bekend met een reumatische en een psychische aandoening
en is beperkt door pijnklachten, vooral van de handen en de knieën. Eiseres ontving een maatwerkvoorziening in de vorm van huishoudelijke ondersteuning basis; het kunnen beschikken over een leefbaar huishouden. Zij ontving dit voor drie uur per week.
Naar aanleiding van jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) is het gemeentelijk beleid per 1 april 2017 gewijzigd. Thans geldt het Beleidskader huishoudelijke ondersteuning 2018 (het beleidskader).
Verweerder heeft Argonaut Advies B.V. (Argonaut) verzocht om een medisch advies.
Op 23 februari 2017 heeft Argonaut geadviseerd over de huishoudelijke hulp. Vervolgens heeft de besluitvorming plaatsgevonden zoals hiervoor in de rubriek ‘Procesverloop’ is uiteengezet.
2. Aan het bestreden besluit ligt ten grondslag dat aan eiseres met ingang van
22 mei 2017 een maatwerkvoorziening voor huishoudelijke ondersteuning bij zware huishoudelijke taken (basismodule) wordt toegekend. Verweerder heeft daarbij verwezen naar het rapport van Argonaut van 23 februari 2017. Verweerder heeft zich bij het resultaat ‘leefbaar huishouden’ gebaseerd op een onderzoek dat is verricht door het bureau HHM.
De uitkomsten van dit onderzoek zijn vertaald naar activiteiten en frequenties in een basismodule huishoudelijke ondersteuning waarbij het te behalen resultaat is dat eiseres
kan beschikken over een leefbaar huishouden. Volgens verweerder heeft eiseres niet met medische stukken onderbouwd dat de geïndiceerde huishoudelijke ondersteuning niet juist dan wel onvoldoende zou zijn.
3. Eiseres stelt zich – samengevat weergegeven – op het standpunt dat de hulpomvang ten onrechte niet is gebaseerd op een deugdelijk protocol zoals het CIZ- en MO-protocol. Volgens eiseres dienen het zware huishoudelijke werk alsmede lichte werkzaamheden en de verzorging van de was volledig te worden overgenomen. Volgens het CIZ-protocol is daarom een urenaantal van vijf uur per week nodig. De toegekende ondersteuning van in de praktijk twee uur per week is ruim onvoldoende. De normtijden die verweerder hanteert zijn volgens eiseres niet gebaseerd op objectieve criteria, steunend op een deugdelijk onderzoek door een derde die geen belang heeft bij de uitkomst van dat onderzoek. Ook het nieuwe beleid van verweerder waarop de besluitvorming is gebaseerd, houdt een indicatie in resultaten in, zonder de uren te noemen, waarbij de zorgaanbieder mag bepalen hoeveel hulp daadwerkelijk wordt ingezet. Het HHM-rapport, dat als onderbouwing dient, is volgens eiseres geen objectieve maatstaf die voldoet aan de voorwaarden die de CRvB heeft gesteld. Volgens eiseres is het besluit dan ook onvoldoende concreet. Zo moet concreet zijn welke activiteiten moeten worden verricht om het resultaat te bereiken, hoeveel tijd daarvoor nodig is en met welke frequentie deze activiteiten moeten worden verricht. Verweerder heeft onvoldoende gemotiveerd waarom de ondersteuning die eiseres thans krijgt, voldoende is om een schoon en leefbaar huis te bereiken, zo stelt zij.
4. De rechtbank overweegt als volgt
4.1
Niet in geschil is dat eiseres, gelet op haar medische situatie en de daaruit voortvloeiende beperkingen, niet in staat is om huishoudelijke taken uit te voeren. Verweerder heeft eiseres gelet hierop geïndiceerd voor een maatwerkvoorziening, voor de resultaatgebieden “leefbaar huishouden/schoon en leefbaar huis”.
4.2
Partijen zijn verdeeld over de vraag of met de toegekende maatwerkvoorziening voor huishoudelijke ondersteuning een passende bijdrage aan de zelfredzaamheid van eiseres wordt geleverd. Daarbij spitst het geschil zich toe op de vraag of vanwege de medische gesteldheid van eiseres, zij naast de zware huishoudelijke taken, ook ondersteund moet worden in de lichte huishoudelijke taken en de wasverzorging. Ook is in geschil of de aanspraken van eiseres voldoende zijn geconcretiseerd, nu verweerder in haar beleid uitgaat van resultaatsgebieden en in het besluit noch in het beleidskader is geconcretiseerd hoeveel tijd met de toegekende maatwerkvoorziening gemoeid is.
4.3
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zijn besluitvorming heeft mogen baseren op de bevindingen en conclusies neergelegd in de rapportage van Argonaut. Eiseres heeft geen (medische) stukken overgelegd waaruit blijkt dat moet worden getwijfeld aan de juistheid van deze bevindingen en conclusies en eiseres vanwege haar medische gesteldheid, naast de zware huishoudelijke taken, ook ondersteund zou moeten worden in de lichte huishoudelijke taken en de wasverzorging.
4.4
Onder verwijzing naar de uitspraak van 1 juni 2018 (ECLI:NL:RBOVE:2018:1881) van de meervoudige kamer van deze rechtbank en zittingsplaats, overweegt de rechtbank dat het onderzoek waarop het beleidskader van verweerder is gebaseerd voldoet aan de eisen die daaraan door de CRvB worden gesteld; het onderzoek is objectief en is verricht door een onafhankelijke, geen belang bij de uitkomst hebbende, derde, te weten het bureau HHM. Op basis van dit onderzoek zijn objectieve criteria geformuleerd ter invulling van het begrip schoon en leefbaar houden van de woning, neergelegd in het rapport van het bureau HHM van 10 februari 2017. In hetgeen eiseres naar voren heeft gebracht ziet de rechtbank geen grond om aan te nemen dat het onderzoek niet deugdelijk is geweest.
4.5
Zoals ook is geoordeeld in de hiervoor aangehaalde uitspraak van 1 juni 2018, voldoet het vervolgens door verweerder vastgestelde beleidskader echter niet aan de daaraan gestelde eisen. Daartoe acht de rechtbank ten eerste redengevend dat het beleid in strijd is met de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Losser 2016 (Verordening).
Artikel 3.2, tweede lid, van de Verordening bepaalt dat het schoon en leefbaar houden van de woning uitsluitend betrekking heeft op woonruimten die:
a. nodig zijn voor het normale gebruik van de woning, en
b. daadwerkelijk in gebruik zijn.
Daar waar in de Verordening wordt gesproken over woonruimten die daadwerkelijk in gebruik zijn, hanteert verweerder in het beleidskader (bij de nadere uitwerking van de Basismodule) het criterium van woonruimten die daadwerkelijk dagelijks in gebruik zijn. Hiermee is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een ontoelaatbare beperking van hetgeen in de Verordening is bepaald. Een opslagruimte of een logeerkamer, bijvoorbeeld, vervult een functie die bij een normale woning past en is dus, indien aanwezig, nodig en daadwerkelijk in gebruik. Dat zo’n ruimte minder eisen stelt als het gaat om het bereiken van het resultaat ‘schoon en leefbaar huis’ is goed mogelijk, maar het geheel uitsluiten daarvan in het beleidskader strookt naar het oordeel van de rechtbank niet met de strekking van de Wmo 2015 en de tekst van de Verordening.
Ten tweede heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank niet in redelijkheid tot het beleidskader kunnen komen, nu dat enkel voorziet in vooraf vastgestelde modules, waarbij het niet mogelijk is om op enige wijze te differentiëren. Dat het beleid uitgaat van bepaalde gemiddelden is inherent aan het maken van algemene (beleids)regels en is dan ook acceptabel; maar het beleid moet daarnaast wel de mogelijkheid bieden om rekening te houden met bijzondere, individuele omstandigheden. Die mogelijkheid ontbreekt in dit geval.
4.6
Los van hetgeen hiervoor over het beleidskader is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat verweerder in dit geval voldoende concreet heeft gemaakt hoe de geboden ondersteuning een passende bijdrage levert aan de zelfredzaamheid van eiseres bij het voeren van haar huishouden. Het gaat daarbij om ondersteuning bij alleen zwaar huishoudelijke werk. In het ondersteuningsplan van 9 januari 2015, het evaluatierapport van 22 mei 2017 en de bijlage “frequentie basismodule schoon en leefbaar huis reguliere activiteiten” die aan de besluitvorming ten grondslag liggen, wordt concreet uiteengezet welke ondersteuning eiseres behoeft en in welke vorm dit zal geschieden. Zo worden de activiteiten en de ruimten waar de activiteiten worden uitgevoerd omschreven en wordt aangegeven met welke frequentie een activiteit moet worden verricht. De verwijzing van eiseres naar eerdergenoemde uitspraak van 1 juni 2018 van deze rechtbank en zittingsplaats treft geen doel, omdat in de zaak die aan deze uitspraak ten grondslag ligt, anders dan bij eiseres, sprake was van ondersteuning bij zwaar huishoudelijk werk én een deel van het licht huishoudelijk werk, zonder dat daarbij gespecifieerd was welk licht huishoudelijk werk voor de betrokkene aan de orde was. Hiervan is – als overwogen – bij eiseres geen sprake, nu zij alleen ondersteuning ontvangt bij zwaar huishoudelijk werk. Dit laat evenwel onverlet dat, zoals is overwogen in rechtsoverweging 4.5, sprake is van een ontoelaatbare beperking door, overeenkomstig het beleidskader, bij de toekenning van de ondersteuning alleen de ruimten in acht te nemen die daadwerkelijk dagelijks in gebruik zijn. In het bestreden besluit, waarbij wordt verwezen naar het advies van de commissie bezwaarschriften, wordt dit expliciet aangehaald: het gaat om ruimten die daadwerkelijk dagelijks in gebruik zijn. Eiseres is woonachtig in een vierkamerwoning. Door in de bijlage “frequentie basismodule schoon en leefbaar huis reguliere activiteiten” de toekenning te beperken tot de keuken, woonkamer en één slaapkamer is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een ontoelaatbare uitsluiting van de overige kamers.
5. In hetgeen hiervoor onder 4.5 en 4.6 is bepaald, ziet de rechtbank aanleiding het beroep gegrond te verklaren en het bestreden besluit te vernietigen. De rechtbank zal het primaire besluit herroepen. Gelet op het oordeel over het beleidskader en de tijd die gemoeid is met het herstel ervan en gelet op het belang van eiseres bij duidelijkheid over haar indicatie, zal de rechtbank zelf in de zaak voorzien, in die zin dat eiseres met ingang van heden, overeenkomstig de eerder aan haar toegekende indicatie voor huishoudelijke ondersteuning, in aanmerking zal worden gebracht voor drie uur huishoudelijke ondersteuning per week.
6. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
7. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.004,-- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 501,-- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • herroept het primaire besluit;
  • bepaalt dat eiseres met ingang van heden in aanmerking komt voor 3 uur per week huishoudelijke ondersteuning;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 46,-- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 2.004,--.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.R.H. Lutjes, voorzitter, en mr. W.F. Bijloo en
mr. A. Oosterveld, leden, in aanwezigheid van A. van den Ham, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.