Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
[A],
1.De procedure
- het proces-verbaal van comparitie van 4 april 2017,
- het proces-verbaal van comparitie van 25 januari 2018,
- de conclusie van repliek met productie,
- de conclusie van dupliek.
2.De feiten
3.De vordering en de standpunten van partijen
4.De beoordeling
Onverminderd deze verordening worden zij die woonplaats hebben op het grondgebied van een lidstaat, ongeacht hun nationaliteit, opgeroepen voor de gerechten van die lidstaat.”
Eiseressen stellen in de eerste plaats dat tussen hen en [B] uitdrukkelijk is bepaald dat de dienstverlening (…)”.
de plaats in een lidstaat waar de diensten volgens de overeenkomst verstrekt werden of verstrekt hadden moeten worden”eveneens bevoegd is. De vraag is dus of [A] zijn diensten, projectverwerving, verstrekte of had moeten verstrekken in Nederland (standpunt Maasgrond c.s.) of in Duitsland (standpunt [B] ).
Durch ein jeweiliges Auftragsschreiben werden die anfallende Aufgaben vereinbart.”). In de overeenkomst van 1 oktober 2009 zijn vervolgens de werkzaamheden die [A] zou gaan verrichten in het kader van de projectleiding van het project Twentekanalen schriftelijk vastgelegd. Bij het uitbaggeren van het Twentekanaal zou bagger vrijkomen. [B] en [A] zijn daarover overeengekomen dat [A] op zoek zou gaan naar een depot waarin [B] de bagger kon storten. [A] heeft ter uitvoering van die afspraken een (tijdelijk) depot geregeld in de gemeente Almelo.
Dit wordt bereikt door, ongeacht welke verbintenis(sen) aan de eis ten grondslag ligt of liggen, voor elk van de genoemde overeenkomsten één ‘plaats van uitvoering van de verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt’ als bedoeld in onderdeel a te bepalen. Er wordt dus één verbintenis uitverkoren tot de enige relevante (te weten de kenmerkende verbintenis van de overeenkomst HvJEG 23 april 2009, nr. C-533/07, Jur. 2009, p. 1-3327; RvdW 2009/832 (Falco Privatstiftung/Weller-Lindhorst), en voor die verbintenis wordt autonoom een plaats van uitvoering vastgelegd. Die plaats is competentiescheppend ten aanzien van alle litigieuze verbintenissen.
9.608,00(4 punten x tarief VI € 2.402,00)