Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.De procedure
- het tussenvonnis van 14 maart 2018
- de conclusie van antwoord in reconventie
- het proces-verbaal van comparitie van 27 juni 2018 en de reactie daarop van de zijde van [B]
2.De feiten
“Reden van controle: persisterende klachten na trauma juni 2014
(…)
3.Het geschil
in conventie
4.De beoordeling
in conventie
922,00(2,0 punten × tarief € 461,00)
4.11. De vraag is vervolgens of een verwijzing naar de schadestaatprocedure in deze zaak noodzakelijk is. Op grond van artikel 612 Rv dient de rechter die een veroordeling tot schadevergoeding uitspreekt te beoordelen of de omvang van de schade direct in de uitspraak kan worden vastgelegd. [B] heeft de rechtbank aanvankelijk dringend verzocht haar schade juist wel in de onderhavige procedure te begroten en heeft in dat kader een schadestaat met bijbehorende producties overgelegd. Gelet op deze informatie meent de rechtbank dat de omvang van de door [B] geleden schade in de onderhavige uitspraak kan worden begroot en dat een verwijzing naar de schadestaatprocedure niet nodig is. De rechtbank zal thans derhalve tot begroting van de door [B] geleden schade overgaan, met als uitgangspunt het aanvankelijk door [B] gevorderde bedrag van € 42.046,24.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat [B] onvoldoende feiten en omstandigheden heeft aangevoerd die de conclusie kunnen dragen dat het ongeval tot witte stofafwijkingen, dan wel een puntbloeding heeft geleid, en vervolgens dat deze witte stofafwijkingen, dan wel de puntbloeding tot de TIA’s hebben/heeft geleid. Dit leidt ertoe dat [B] niet zal worden toegelaten tot deskundigenbewijs.