In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 18 december 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, de eigenaar van een onroerende zaak te Hoevelaken, en de heffingsambtenaar van het gemeenschappelijk belastingkantoor Lococensus-Tricijn (GBLT). Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde WOZ-waarde van haar woning, die door verweerder was vastgesteld op € 497.000,- per waardepeildatum 1 januari 2017. Eiseres stelde dat deze waarde te hoog was en dat zij te veel belasting had betaald, omdat vergelijkbare woningen in de buurt lager waren gewaardeerd.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. Eiseres was niet verschenen op de zitting, maar verweerder had zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en een taxateur. De rechtbank oordeelde dat verweerder voldoende aannemelijk had gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog was vastgesteld, onderbouwd door een taxatiematrix die rekening hield met de marktontwikkelingen en de aankoopprijs van de onroerende zaak. Eiseres had geprobeerd een beroep te doen op de meerderheidsregel, maar de rechtbank oordeelde dat zij niet had aangetoond dat de door haar aangedragen vergelijkingsobjecten identiek waren aan haar woning.
De rechtbank concludeerde dat de waarde van de onroerende zaak per waardepeildatum 1 januari 2017 correct was vastgesteld en dat het beroep van eiseres niet kon slagen. De uitspraak is openbaar gedaan en er is geen proceskostenveroordeling uitgesproken.