ECLI:NL:RBOVE:2018:4872

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
5 december 2018
Publicatiedatum
19 december 2018
Zaaknummer
C/08/218743 / HA ZA 18-258
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H. Bottenberg – van Ommeren
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatig handelen gemeente jegens eiser door onjuiste ambtelijke uitlatingen met betrekking tot kamerverhuur

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 5 december 2018 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een eiser, eigenaar van twee winkelpanden met bovenwoningen, en de gemeente Hof van Twente. De eiser vorderde schadevergoeding van de gemeente wegens onrechtmatig handelen. De zaak draait om de mededeling van de gemeente dat kamerverhuur in strijd was met het bestemmingsplan, wat de eiser deed besluiten om zijn kamerbewoners niet terug te laten keren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemeente onjuiste informatie heeft verstrekt aan de eiser, waardoor deze schade heeft geleden door het mislopen van huurinkomsten. De rechtbank oordeelde dat de gemeente onrechtmatig heeft gehandeld door de eiser te informeren dat kamerverhuur niet was toegestaan, terwijl dit niet correct was. De rechtbank heeft de gemeente veroordeeld tot schadevergoeding, nader op te maken bij staat, en heeft de proceskosten aan de gemeente opgelegd. De uitspraak is gebaseerd op de onjuiste ambtelijke uitlatingen van de gemeente, die niet als een formeel besluit kunnen worden beschouwd, maar wel onrechtmatig waren. De rechtbank heeft de vorderingen van de eiser toegewezen en de gemeente in de proceskosten veroordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer : C/08/218743 / HA ZA 18-258
Vonnis van 5 december 2018
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij, hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. J.J. Paalman te Almelo,
tegen
gemeente
GEMEENTE HOF VAN TWENTE,
gevestigd te Goor,
gedaagde partij, hierna te noemen: de gemeente,
advocaat: mr. K. Timmer te Groningen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 25 juli 2018 en hetgeen daarin over het procesverloop is vermeld,
  • de namens [eiser] in het geding gebrachte nadere producties 29 tot en met 31;
  • de door de rechtbank toegestuurde zittingsagenda ten behoeve van de comparitie van partijen,
  • de namens [eiser] in het geding gebrachte nadere producties 32 tot en met 35,
  • het proces-verbaal van de zitting van 24 september 2018,
  • de rolberichten van partijen d.d. 24 oktober 2018 waarin zij vonnis vragen.
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is eigenaar van twee winkelpanden met bovenwoningen aan de Spoorstraat 28 en 30 te Goor. De winkelpanden zijn verhuurd.
De bovenwoning Spoorstraat 28 werd tot en met 30 juni 2017 verhuurd aan een alleenstaande man.
De bovenwoning Spoorstraat 30 was in kamers verdeeld en werd verhuurd aan kamerbewoners, met name arbeidsmigranten. Maximaal konden hier 12 mensen wonen.
2.2.
Op 28 juni 2017 heeft een controle plaatsgevonden van de bovenwoning Spoorstraat 30 door gemeente, brandweer en politie. De bovenwoning is naar aanleiding daarvan gesloten en verzegeld en de bewoners zijn door [eiser] elders ondergebracht. De reden voor de sluiting en verzegeling was dat de bovenwoning niet voldeed aan de brandveiligheidseisen van het Bouwbesluit 2012: er waren geen brandblussers en rookmelders aanwezig.
2.3.
Op 29 juni 2017 heeft [eiser] brandblussers en rookmelders aangebracht. Na controle door de brandweer en constatering dat thans wel aan de brandveiligheidseisen werd voldaan, is de verzegeling er af gehaald en zijn de bewoners teruggekomen.
2.4.
[eiser] was voornemens om vanaf juli 2017 ook de bovenwoning Spoorstraat 28 voor kamerverhuur te gebruiken. Deze bovenwoning is door de brandweer op brandveiligheid gecontroleerd en hiervan is op 5 juli 2017 een rapport opgemaakt. In dit rapport (productie 4 bij dagvaarding) staat dat sprake is van een lichte overtreding:
“Tijdens de controle is gebleken dat de gebruiker / eigenaar van dit pand niet in het bezit is van een gebruiksmelding brandveilig gebruik. Tijdens de inspectie is geconstateerd dat er sprake is van een woonfunctie voor kamergewijze verhuur van meer dan 4 wooneenheden.
Er dient een gebruiksmelding voor brandveilig gebruik van het gebouw via het omgevingsloket ingediend te worden bij het bevoegd gezag, in deze de gemeente Hof van Twente.”
De bovenwoning Spoorstraat 28 is vervolgens ook voor kamerverhuur gebruikt.
2.5.
Op 6 december 2017 heeft opnieuw een controle plaatsgevonden door gemeente, brandweer en politie, van de bovenwoningen Spoorstraat 30 en Spoorstraat 28. De beide bovenwoningen zijn gesloten en verzegeld omdat opnieuw sprake was van strijd met de brandveiligheidsvoorschriften. De brandmelders waren deels afgekoppeld, en er waren vluchtwegen geblokkeerd met meubels. De kamerhuurders zijn door [eiser] ook nu elders ondergebracht.
2.6.
Op 8 december 2017 heeft [eiser] een afspraak op het gemeentehuis gemaakt en heeft hij, samen met zijn adviseur de heer [X] , een gesprek gehad met de heer [A] , werkzaam voor de gemeente als handhaver en tevens aanwezig bij de controle op 6 december 2017, en een collega, de heer [B] van de afdeling bevolkingsinschrijving.
Door de heer [A] is daarbij gezegd dat kamerverhuur van de bovenwoningen in strijd met het bestemmingsplan was.
2.7.
Bij brief van 22 december 2017 heeft [C] , senior medewerker handhaving en toezicht, namens de burgemeester en wethouders van Hof van Twente onder meer het volgende geschreven:
“Zoals wij tijdens het gesprek met u op 8 december 2017 al hebben aangegeven zijn wij voornemens handhavend op te treden tegen het gebruik van de bovenwoningen aan Spoorstraat 28 en 30. Dit zijn wij voornemens te doen op het moment dat er geen sprake is van bewoning van de woningen door één huishouden. Als bijlage treft u de concept-handhavingsbrief aan.
Wij stellen u in de gelegenheid om vóór 15 januari 2018 uw zienswijze hierover aan ons kenbaar te maken. (…)
Indien u geen zienswijze indient, zullen wij de brief met de last onder bestuursdwang na 15 januari 2018 aan u verzenden.”
2.8.
Als bijlage bij deze brief is een concept-brief meegestuurd met als onderwerp “
last onder bestuursdwang” en met als datum 8 december 2017.
In deze brief staat onder meer:
“Wij hebben besloten u een last onder bestuursdwang op te leggen. Dit houdt in dat wij direct over zullen gaan tot het (laten) ontruimen van de bovenwoningen aan de Spoorstraat 28 en 30 en de aanverwante ruimten indien wij opnieuw constateren dat er (meerdere) personen worden gehuisvest die geen deel uitmaken van een afzonderlijk huishouden.”
Volgens deze brief is er, omdat [eiser] de bovenwoningen laat bewonen door meerdere personen die geen deel uitmaken van één afzonderlijke huishouding, sprake van twee overtredingen:
1. strijd met artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, waarin staat dat het verboden is een bouwwerk in gebruik te hebben met het oog op de brandveiligheid zonder omgevingsvergunning;
2. op grond van het bestemmingsplan is bewoning van een bovenwoning alleen toegestaan aan één afzonderlijk huishouden. Door het huisvesten van arbeidsmigranten is geen sprake van één afzonderlijk huishouden. Het is dus niet toegestaan om personen die geen deel uitmaken van één huishouden terug te laten keren naar de woning.
Over het gesprek van 8 december 2017 staat in deze brief dat tegen [eiser] is gezegd dat de situatie in strijd is met het bestemmingsplan. Verder staat er:
“U gaf aan het einde van het gesprek aan dat u de arbeidsmigranten niet zult herplaatsen in de woningen. Wij hebben aangekondigd u aan deze toezegging te houden.”
Voorts staat in de brief dat er opdracht is gegeven aan de politie om de verzegeling te verwijderen, onder de strikte voorwaarde dat de woningen niet bewoond zullen worden door personen die geen deel uitmaken van een afzonderlijk huishouden.
Tot slot staat in de brief dat legalisatie niet tot de mogelijkheden behoort.
De concept-brief heeft als afzender burgemeester en wethouders van Hof van Twente (maar is niet ondertekend).
2.9.
Op 11 januari 2018 heeft [eiser] , via zijn advocaat, een zienswijze ingediend. Hierin is beargumenteerd dat kamerverhuur niet in strijd met het bestemmingsplan is. Ook heeft [eiser] daarbij laten weten dat hij grote schade lijdt door het mislopen van huurinkomsten.
2.10.
Op 24 januari 2018 heeft de heer [A] telefonisch aan de advocaat van [eiser] laten weten dat handhavend optreden niet kon en zou worden doorgezet.
In een telefoongesprek van 30 en/of 31 januari 2018 heeft de heer [A] echter laten weten dat de gemeente nog geen definitief standpunt had ingenomen.
2.11.
De advocaat van [eiser] heeft bij brief van 9 februari 2018 aan de gemeente laten weten dat [eiser] met deze standpuntwijziging bepaald ongelukkig is. Omdat de kamers al sinds begin december 2017 niet meer worden verhuurd, lijdt [eiser] schade. Volgens de advocaat van [eiser] is het standpunt van de gemeente onjuist. [eiser] heeft dan ook het voornemen om de bovenwoningen op kortst mogelijke termijn weer in te zetten ten behoeve van kamerverhuur.
De brief vervolgt:
Indien uw gemeente van mening is en blijft dat dit op basis van de bestemmingsplanregels niet zou zijn toegestaan, is het aan uw gemeente om met spoed (te besluiten om) daartegen handhavend op te treden. Cliënt kan en zal dan gebruik maken van de bestuursrechtelijke mogelijkheden die de wet hem biedt om daartegen op te komen, door het maken van bezwaar en naar het zich laat aanzien ook door het indienen van een schorsingsverzoek.
2.12.
De gemeente ( [C] namens burgemeester en wethouders) heeft bij brief van 20 februari 2018 aan [eiser] laten weten dat was geconstateerd dat [eiser] de bovenwoningen gebruikt voor kamerverhuur. Omdat [eiser] geen melding brandveilig gebruik had ingediend, is hij in overtreding met de Wabo.
Voor wat betreft het eerdere standpunt dat kamerverhuur in strijd is met het bestemmingsplan, komt de gemeente tot de conclusie dat zij niet kan optreden wegens strijdig gebruik met het bestemmingsplan. Zij zal daarom haar handhavingsprocedure voor dit onderdeel nu niet voortzetten.
Wel mag een pand voor kamergewijze verhuur pas in gebruik worden genomen als een melding voor brandveilig gebruik is ingediend en door de gemeente is geaccepteerd.
2.13.
Op 28 februari 2018 heeft [eiser] een melding brandveilig gebruik ingediend. Deze melding is op 5 april 2018 door de gemeente geaccepteerd.
2.14.
Op 6 maart 2018 heeft [eiser] de gemeente aansprakelijk gesteld voor de schade wegens gederfde huurinkomsten en kosten voor advies en bijstand.
De gemeente heeft aansprakelijkheid van de hand gewezen.

3.de vordering

[eiser] vordert – enigszins samengevat weergegeven – dat de rechtbank:
1. voor recht verklaart dat de gemeente onrechtmatig tegenover [eiser] heeft gehandeld door hem mee te delen dat het vigerende bestemmingsplan kamerverhuur niet toestaat en dat daartegen in voorkomend geval direct handhavend zou worden opgetreden,
2. de gemeente veroordeelt tot vergoeding van de daardoor door [eiser] geleden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet,
3. de gemeente veroordeelt in de proceskosten, te vermeerderen met de nakosten.

4.standpunten van partijen

4.1.
[eiser] heeft zijn vorderingen als volgt onderbouwd.
De gemeente heeft onrechtmatig gehandeld door op 8 december 2017 tegen [eiser] te zeggen dat het in strijd met het bestemmingsplan is om de bovenwoningen te gebruiken voor kamerverhuur. De gemeente heeft haar eigen bestemmingsplanvoorschriften verkeerd geïnterpreteerd, en dat is door haar ook erkend.
Door dit onrechtmatig handelen heeft [eiser] schade geleden. [eiser] vordert schadevergoeding vanaf 8 december 2017 (niet vanaf 6 december 2017).
Dat eerst op 5 april 2018 de gebruiksmelding is geaccepteerd, doet daar niet aan af. Eerder was dit geen reden om de woningen verzegeld te houden. Het doel van de melding is de mogelijkheid om op brandveiligheid te controleren.
4.2.
De gemeente heeft tegen de vorderingen verweer gevoerd. Voor zover van belang zal de rechtbank deze hierna bespreken.

5.beoordeling

Onrechtmatig handelen

5.1.
[eiser] baseert zijn vordering op onrechtmatig handelen door de gemeente. Van belang is om vast te stellen waar dit onrechtmatig handelen volgens [eiser] uit bestaat.
In zijn dagvaarding voert [eiser] aan dat hem tijdens het gesprek, dat hij op 8 december 2017 op het gemeentehuis had met de heer [A] , stellig is laten weten dat kamerverhuur op deze locatie niet mocht. Bij voortzetting van de kamerverhuur zou er onmiddellijk worden ingegrepen. Dat was voor hem de reden om de kamerbewoners op 8 december 2017 niet terug te laten keren.
Inhoud gesprek 8 december 2017
5.2.
Over dit gesprek en de inhoud daarvan komt in het dossier het volgende naar voren.
5.2.1.
Tijdens de comparitie van partijen heeft [eiser] verklaard dat hij op 8 december 2017 samen met de heer [X] een gesprek op het gemeentehuis had onder andere met de heer [A] . Er is hen gezegd dat zij de bovenwoningen absoluut niet meer als kamers mochten verhuren. [eiser] zou daarover een brief krijgen. Als [eiser] bovenwoningen toch als kamers zou verhuren, zou hij een strafbaar feit plegen en hoge boetes krijgen. [eiser] ervoer dit als dreigend (dreigen met het door hem plegen van strafbare feiten en met hoge boetes).
[eiser] heeft tegen de heer [A] gezegd dat de bewoners niet terug zouden komen; hij moest dat aan [A] beloven.
5.2.2.
Ten behoeve van de comparitie van partijen heeft [eiser] een handgeschreven verklaring van de heer [X] overgelegd (productie 34). De heer [X] is de adviseur van [eiser] . Hij schrijft dat hij (onder meer) op 8 december 2017 met [eiser] op het gemeentehuis is geweest en een gesprek had met twee mensen waaronder de heer [A] . Hij schrijft:
“Zij hebben gezegd dat de verzegeling er af mocht, maar dat [eiser] absoluut geen kamerverhuur mocht doen. De reden die zij daarvoor noemden is dat er geen kamerverhuur is toegestaan in het centrum van Goor. (…) Zou hij doorgaan met kamerverhuur, dan zouden daar grote boetes op staan. Het gesprek verliep niet in een vriendelijke sfeer. Ik vond de houding van de gemeente intimiderend tegenover ons.”
5.2.3.
De gemeente heeft op 22 december 2017, in navolging van dit gesprek, een brief aan [eiser] gestuurd met als bijlage een concept last onder bestuursdwang. In deze concept last onder bestuursdwang wordt verwezen naar het gesprek van 8 december 2017. Over dit gesprek staat er:
“Wij hebben u toen uitdrukkelijk aangegeven dat het bewonen van de woningen alleen is toestaan voor één afzonderlijk huishouden per woning (…)
U gaf aan het einde van het gesprek aan dat u de arbeidsmigranten niet zult herplaatsen in de woningen. Wij hebben aangekondigd u aan deze toezegging te houden. (…) Wij hebben vervolgens opdracht gegeven aan de politie om de verzegeling weer te verwijderen onder de strikte voorwaarde dat de woningen niet bewoond zullen worden door personen die geen deel uitmaken van een afzonderlijk huishouden.”
5.2.4.
Door de politie is op 8 december 2017 een rapport opgemaakt van de gebeurtenissen op 6 december 2017 aan de Spoorstraat 28 en 30 (door [eiser] overgelegd als productie 35). In dit rapport staat dat de panden zijn gesloten en verzegeld omdat ze niet voldeden aan de brandveiligheidsnormen. De bewoners zijn door eigenaar [eiser] elders ondergebracht. De gemeente staat kamerverhuur niet meer toe.
Verder staat in dit rapport dat op “8/10/2017” (de rechtbank begrijpt dat dit moet zijn 8 december 2017) contact is geweest met de gemeente Hof van Twente.
Er zijn een paar letters/woorden weggevallen op de overlegde kopie, maar de rechtbank begrijpt dat er staat dat op last van de gemeente de woning is vrijgegeven, onder strikte voorwaarden aan de gemeente. Geen kamerverhuur meer. Als de eigenaar zich niet aan de deze voorwaarden houdt dan legt de gemeente een last onder bestuursdwang op. [eiser] mag de woning dus niet meer verhuren als kamerverhuur. Als hij dit overtreedt graag direct een bericht naar de wijkagent.
5.2.5.
Ter zitting heeft [eiser] gezegd dat er op 9 december 2017 opnieuw een politiecontrole heeft plaatsgevonden van de bovenwoningen.
5.3.
Van de kant van de gemeente is in de conclusie van antwoord over het gesprek van 8 december 2017 gezegd dat ambtenaren uit het bestemmingsplan hadden afgeleid dat de bewoningen door meerdere huishoudens strijdig zou zijn met de bestemming. Dat ambtelijk oordeel is [eiser] op 8 december 2017 mondeling voorgehouden tijdens een gesprek op het gemeentehuis dat op verzoek van [eiser] plaatsvond.
In de conclusie van antwoord staat dat [eiser] slechts is geïnformeerd over dat interne, ambtelijke standpunt en dat hem is voorgehouden dat dit zou
kunnenleiden tot een bovendien
voorgenomenhandhavingsbesluit, als het college dat standpunt zou volgen.
Tijdens de comparitie van partijen is er namens de gemeente verder niets gezegd over de inhoud van het gesprek, ook niet naar aanleiding van de door [eiser] nader overgelegde stukken (waaronder de verklaring van de heer [X] ). De heer [A] was ter zitting niet aanwezig, er was geen schriftelijke verklaring van hem en de wel aanwezige personen konden niets zeggen over het gesprek, hoewel de rechtbank voorafgaand aan de zitting aan partijen heeft laten weten dat aan de orde zou komen de vraag wat er op 8 december 2017 door ambtenaren van de gemeente Hof van Twente precies is gezegd tegen eiser.
5.4.
De rechtbank gaat er daarom vanuit dat tijdens het gesprek op 8 december 2017 door de heer [A] , werkzaam bij het team Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving, stellig en op kenbare wijze is gezegd dat [eiser] geen kamerbewoners mocht huisvesten, dat hij anders een strafbaar feit zou plegen en hoge boetes zou riskeren, en dat hij moest beloven dat hij de kamerbewoners niet zou laten terugkeren, en dat er anders direct handhavend zou worden opgetreden.
Deze feiten zijn door de gemeente immers niet betwist, hoewel zij daartoe wel de gelegenheid had. Bovendien wordt de stelligheid waarmee de opmerkingen door [A] zijn gemaakt, bevestigd door de concept-last onder bestuursdwang (r.o. 5.2.3), door het rapport van de politie (r.o. 5.2.4), en door het feit dat er op 9 december 2017 nog een politiecontrole heeft plaatsgevonden (r.o. 5.2.5).
In dat licht is het onvoldoende geloofwaardig dat [A] enige nuance zou hebben aangebracht zoals in de conclusie van antwoord gesteld (“zou
kunnenleiden tot handhaving;
voorgenomenbesluit”).
Onrechtmatig?
5.5.
De te beantwoorden vraag is dan of deze mededeling onrechtmatig was.
5.6.
In zijn arrest van 25 mei 2012 [1] heeft de Hoge Raad het criterium gegeven aan de hand waarvan kan worden beoordeeld of uitlatingen van ambtenaren onrechtmatig zijn.
De Hoge Raad overwoog:
Het gaat in deze zaak om de vraag of een gemeente onjuiste of onvolledige inlichtingen heeft gegeven aan een belanghebbende, naar aanleiding van een door deze gedaan verzoek, over de mogelijkheden die haar regelgeving – in dit geval een bestemmingsplan – die belanghebbende biedt en of die gemeente om die reden onrechtmatig heeft gehandeld jegens de belanghebbende. Het antwoord op die vraag hangt af van de omstandigheden van het geval, waaronder in de eerste plaats de inhoud van het gedane verzoek en hetgeen de gemeente daaromtrent heeft moeten begrijpen, en de aard en inhoud van de door de gemeente in antwoord daarop gegeven inlichtingen en hetgeen de belanghebbende daaromtrent heeft moeten begrijpen. Eerst indien de belanghebbende in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs erop heeft mogen vertrouwen dat hem juiste en volledige inlichtingen met een bepaalde inhoud werden gegeven, kan plaats zijn voor het oordeel dat het verstrekken van die inlichtingen, indien deze onjuist of onvolledig zijn, onrechtmatig is jegens de belanghebbende en dat de gemeente deswege jegens de belanghebbende aansprakelijke is doordat deze door die onjuiste of onvolledige inlichtingen op het verkeerde been is gezet.
5.7.
In deze zaak had [eiser] een afspraak gemaakt met de gemeente omdat hij wilde dat de verzegeling van de panden af zou worden gehaald, zodat hij de bewoners weer kon laten terugkeren.
De gemeenteambtenaren wisten waarvoor [eiser] kwam – hij was die dag al eerder geweest en had een afspraak gemaakt - en hadden het gesprek voorbereid. Uit een e-mail van de Veiligheidsregio Twente aan de gemeente Hof van Twente van 7 december 2017 (één dag eerder dus) blijkt dat de gemeente toen al het besluit had genomen dat er geen kamerverhuur mag plaatsvinden in het centrum van de gemeente omdat het bestemmingsplan dat niet toelaat.
De informatie dat de bewoners niet terug konden was zeer stellig. Het was voor iedereen duidelijk dat volgens deze ambtenaren kamerbewoning niet mocht, omdat het in strijd met het bestemmingsplan was. Over de inhoud van de informatie kon aan beide kanten geen twijfel bestaan. Deze informatie werd kracht bijgezet door het noemen van strafbare feiten en hoge boetes, en doordat [eiser] moest beloven de kamerbewoners niet terug te laten keren.
5.8.
Naar het oordeel van de rechtbank mocht [eiser] , onder deze omstandigheden, redelijkerwijs er op vertrouwen dat hem juiste inlichtingen met een bepaalde inhoud (namelijk: de bewoners mogen niet terug) werden gegeven.
5.9.
De informatie was echter onjuist.
5.10.
Het staat voor de rechtbank voldoende vast dat [eiser] op basis van deze onjuiste informatie heeft besloten de bewoners niet terug te laten keren naar de bovenwoningen aan de Spoorstraat 28 en 30. Gelet op hetgeen hiervoor is vastgesteld over de inhoud van het gesprek, mocht [eiser] die conclusie trekken en is er ook geen sprake van voorbarig handelen, zoals de gemeente stelt. De informatie was immers zo stellig dat [eiser] niet verweten kan worden dat hij daaraan gehoor gaf.
5.11.
De rechtbank komt op basis van het voorgaande tot de conclusie dat de gemeente onrechtmatig heeft gehandeld.
Ambtelijke uitlating
5.12.
Dat er sprake is van een ambtelijke uitlating en geen besluit van Burgemeester en Wethouders, maakt dat niet anders. Ook in de zaak die leidde tot de hiervoor genoemde uitspraak van de Hoge Raad van 25 mei 2012, was sprake van ambtelijke mededelingen en werd geoordeeld dat sprake was van onrechtmatig handelen van de gemeente. Ook in latere uitspraken is dat geaccepteerd. [2]
Geen vernietigd of teruggenomen besluit
5.13.
De gemeente heeft als verweer aangevoerd dat er geen sprake is van een vernietigd of teruggenomen besluit, en dat een voorgenomen besluit niet onrechtmatig kan zijn (Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State, 10 augustus 2016). [3]
De rechtbank overweegt dat [eiser] zich ook niet heeft beroepen op de onrechtmatigheid van het voorgenomen besluit dat bij de brief van 22 december 2017 zat. De onrechtmatigheid ligt in de uitlatingen van de gemeentelijke ambtenaren op 8 december 2017.
Melding brandveilig gebruik
5.14.
De gemeente heeft verder als verweer aangevoerd dat het pand ook niet door kamerbewoners bewoond mocht worden omdat [eiser] nog geen Melding brandveilig gebruik had gedaan. Het voorgenomen handhavend optreden kon ook rechtmatig hierop worden gebaseerd. Dat de motivering van een besluit in een later stadium wordt gewijzigd, is niet onrechtmatig, aldus de gemeente.
5.15.
De rechtbank overweegt hierover het volgende.
Dat de kamerbewoners niet terug mochten keren omdat er nog geen geaccepteerde Melding brandveilig gebruik was gedaan, is niet in het gesprek van 8 december 2017 als reden gegeven. Dat is dus ook niet de reden waarom [eiser] heeft besloten de kamerbewoners dan maar niet terug te laten keren. De reden om ze niet terug te laten keren was de onjuiste mededeling dat kamerbewoning in strijd met het bestemmingsplan was.
De rechtbank overweegt verder dat het feit dat er nog geen geaccepteerde Melding brandveilig gebruik was gedaan, ook geen grond zou zijn geweest om bewoning in de tussentijd (totdat een geaccepteerde melding zou zijn gedaan) niet toe te staan. Immers: in juli 2017 was ook geconstateerd dat [eiser] voor het pand Spoorstraat 28 nog geen melding had gedaan. Toen was dat ook geen reden om bewoning te verbieden.
Zoals [eiser] ter zitting onderbouwd heeft gesteld, is de melding brandveilig gebruik daarvoor bedoeld dat het bevoegd gezag geïnformeerd is over het gebruik door meerdere personen, en kan controleren op brandveiligheid. Vast staat dat aan dit doel is voldaan (er is immers op brandveiligheid gecontroleerd), ook zonder dat de melding was gedaan.
Dit verweer gaat derhalve niet op.
Overigens heeft [eiser] ter zitting aangevoerd dat hij wel al Meldingen brandveilig gebruik had gedaan. Dat zou blijken uit productie 30 (e-mail van de Veiligheidsregio Twente aan de gemeente Hof van Twente d.d. 7 december 2017), waarin dat staat, productie 32 (rapport van de brandweer van 30 juni 2017) waarin dat staat, en de rapporten van de brandweer van 6 december 2017 (producties 23 en 33) waarin eveneens staat vermeld dat [eiser] een Melding brandveilig gebruik had gedaan.
De meldingen zelf zijn echter niet overgelegd.
Schade
5.16.
De gemeente heeft betwist dat [eiser] schade heeft geleden.
De rechtbank constateert dat [eiser] geen schadevergoeding heeft gevorderd, maar een verwijzing naar de schadestaatprocedure waarin de hoogte van de schadevergoeding kan worden vastgesteld.
Voor een verwijzing naar de schadestaatprocedure is voldoende dat de mogelijkheid dat [eiser] schade kan hebben geleden, aannemelijk is gemaakt.
5.17.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft [eiser] aannemelijk gemaakt dat hij schade kan hebben geleden door de onjuiste informatie.
Op basis van de onjuiste informatie heeft [eiser] immers besloten de kamerbewoners nog niet terug te laten keren. Daardoor heeft hij in elk geval over een bepaalde periode huurinkomsten gemist. Hiermee is ook het causaal verband tussen het onrechtmatig handelen (verstrekken van onjuiste informatie) en schade gegeven.
Ten overvloede
5.18.
De rechtbank merkt ten overvloede nog op wel begrip te hebben voor de voortvarendheid waarmee de gemeentelijke ambtenaren hebben willen handelen nu zij meenden dat er sprake was van uitbuiting, maar als die beslissing uiteindelijk onjuist blijkt te zijn, is de gemeente wel aansprakelijk voor de schade die een burger daardoor lijdt.
Proceskosten
5.19.
Gelet op al het voorgaande zullen de vorderingen worden toegewezen. Als de in het ongelijk gestelde partij zal de gemeente worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.
De kosten worden aan de kant van [eiser] tot op heden als volgt begroot:
  • salaris van de gemachtigde (2 procespunten maal € 543,00 =) € 1.086,00
  • verschotten (griffierecht ad € 291,00 + kosten dagvaarding ad € 98,01 =) € 389,01.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
verklaart voor recht dat de gemeente onrechtmatig tegenover [eiser] heeft gehandeld door hem mee te delen dat het vigerende gemeentelijke bestemmingsplan kamerverhuur niet toestaat en dat daartegen in voorkomend geval direct handhavend zou worden opgetreden;
6.2.
veroordeelt de gemeente tot vergoeding van de daardoor door [eiser] geleden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
6.3.
veroordeelt de gemeente in de kosten van deze procedure, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 1.086,00 wegens het salaris van de gemachtigde en € 389,01 wegens verschotten, te vermeerderen met de nakosten ad € 131,00 zonder betekening dan wel € 199,00 bij betekening;
6.4.
verklaart de veroordelingen onder 6.2 en 6.3 van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Bottenberg – van Ommeren en in het openbaar uitgesproken op 5 december 2018 in tegenwoordigheid van de griffier.

Voetnoten

2.Bijvoorbeeld: Hof Arnhem-Leeuwarden 25 september 2018, ECLI:NL:GHARL:2018:8554