In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 14 november 2018 uitspraak gedaan op het verzoek van een vrouw en een man, beiden wonende te [woonplaats], om de voornaam van hun minderjarige kind, geboren op 23 september 2018 te Almelo, te wijzigen. De ouders, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. W.T.M. Krieger, stelden dat zij bij de digitale aangifte van de geboorte in het ziekenhuis onjuist waren voorgelicht over de invulling van de voornaam. Zij hadden de roepnaam van hun kind ingevuld, terwijl zij in werkelijkheid de volledige voornamen hadden willen opgeven. Na ontvangst van de persoonslijst van de gemeente Tubbergen, waarin de volledige voornamen stonden, werd hen duidelijk dat zij verkeerd waren geïnformeerd.
De rechtbank overwoog dat op grond van artikel 1:4 lid 4 van het Burgerlijk Wetboek een wijziging van de voornamen kan worden gelast indien er een voldoende zwaarwichtig belang bestaat. De rechtbank stelde vast dat voornamen essentieel zijn voor de identificatie van personen en dat de wijziging van de voornaam van de minderjarige een inbreuk op het privéleven en gezinsleven met zich meebrengt, zoals bedoeld in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. De rechtbank concludeerde dat de ouders voldoende aannemelijk hadden gemaakt dat de minderjarige een zwaarwegend belang had bij de wijziging van de voornaam.
De rechtbank besloot het verzoek toe te wijzen, waarbij de voornaam van de minderjarige werd gewijzigd in de gewenste voornamen. Tevens werd de ambtenaar van de burgerlijke stand gelast om de wijziging aan de geboorteakte toe te voegen. De rechtbank merkte op dat eerdere uitspraken over digitale aangifte van geboorte niet hadden geleid tot aanpassing van de werkprocessen bij de gemeente Almelo, wat soortgelijke fouten in de toekomst had kunnen voorkomen.