ECLI:NL:RBOVE:2018:5066

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
18 december 2018
Publicatiedatum
6 februari 2019
Zaaknummer
Awb 17/2332
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de kwalificatie van een object als woning voor de onroerende-zaakbelasting

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, op 18 december 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de heffingsambtenaar van de gemeente Hellendoorn over de onroerende-zaakbelasting (OZB) voor een object dat door eiseres als woning werd gekwalificeerd. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een aanslag onroerende-zaakbelasting die was opgelegd voor het object, dat door de gemeente was aangemerkt als niet-woning. De aanslag was gebaseerd op een WOZ-waarde van € 3.520.000,-, wat resulteerde in een belastingaanslag van € 9.768,-. Eiseres stelde dat meer dan 70% van de WOZ-waarde betrekking had op delen die dienstbaar zijn aan woondoeleinden, en dat de aanslag ten onrechte was berekend naar het tarief voor niet-woningen.

De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gevoerd op 5 oktober 2018, waarbij eiseres werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde en een taxateur. De gemeente werd vertegenwoordigd door de heffingsambtenaar en een taxateur. Na het sluiten van het onderzoek heeft de rechtbank de feiten en argumenten van beide partijen gewogen. De rechtbank oordeelde dat het object inderdaad als woning moest worden gekwalificeerd, waardoor het lagere woningtarief van toepassing was. De rechtbank heeft de uitspraak op bezwaar vernietigd en de OZB-aanslag verlaagd naar € 5.167,36.

Daarnaast heeft de rechtbank verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 2.892,-. De uitspraak is openbaar uitgesproken door mr. J.W.M. Bunt, met H. Blekkenhorst als griffier. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Bestuursrecht
Zittingsplaats Zwolle
Registratienummer: Awb 17/2332
uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer in de zaak tussen
[eiseres]
gevestigd te [vestigingsplaats 1] , eiseres,
gemachtigde: G. Gieben,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Hellendoorn,verweerder,
gemachtigde: M. Heezen.
17/2329

1.Ontstaan en loop van het geding

Verweerder heeft eiseres bij biljet met dagtekening 28 februari 2017 voor het object [adres object] te [plaats] een aanslag onroerende-zaakbelasting (OZB) eigendom niet-woning opgelegd van € 9.768,-. De OZB-aanslag is gebaseerd op een heffingsgrondslag van € 3.520.000,-.
Bij uitspraak op bezwaar van 19 september 2017 heeft verweerder het tegen de beschikking gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak op bezwaar is beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft, samen met het onderzoek in de beroepen Awb 17/2329, 17/2330 en 17/2331, plaatsgevonden op 5 oktober 2018. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door A.E. Noij, kantoorgenoot van haar gemachtigde, bijgestaan door H.M. Nijzink, taxateur. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door C. van Lawick, taxateur.
De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

2.De feiten

2.1
De raad van de gemeente Hellendoorn heeft op 13 december 2016 de Verordening onroerende-zaakbelastingen 2017 (de Verordening) vastgesteld. De Verordening is gepubliceerd in het Gemeenteblad van 16 december 2016, nr. 177239 en in werking getreden op 17 december 2016. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2017.
2.2
De raad van de gemeente Hellendoorn heeft op 31 januari 2017 de eerste wijziging van de Verordening op de heffing en invordering van de onroerende-zaakbelastingen 2017 (Eerste wijziging) vastgesteld. De Eerste wijziging is gepubliceerd in het Gemeenteblad van 3 februari 2017, nr. 17809.
In artikel 1 van de Eerste wijziging is bepaald dat artikel 5 van de Verordening wordt gewijzigd. Het tarief van de belasting bedraagt een percentage van de heffingsmaatstaf. Het percentage bedraagt voor
(…)
de eigenarenbelasting
1. voor onroerende zaken die in hoofdzaak tot woning dienen 0,1468 %
2. voor onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen 0,2775 %
2.3
Verweerder heeft de WOZ-waarde van het object [adres object] te Nijverdal bij beschikking van 28 februari 2017 vastgesteld op € 3.520.000,-.
2.4
Verweerder heeft het object [adres object] als een niet-woning aangemerkt en de OZB-aanslag vastgesteld op (0,2775 % van € 3.520.000,- =) € 9.768,-.

3.Beoordeling van het geschil

3.1
Eiseres heeft zich onder verwijzing naar het rapport van H.M. Nijzink op het standpunt gesteld dat meer dan 70 % van de WOZ-waarde van het object [adres object] betrekking heeft op delen die dienen tot woning danwel volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden. Verweerder heeft dan ook ten onrechte de OZB-aanslag berekend naar het tarief voor niet-woningen. De heffingsmaatstaf is voor eiseres geen geschilpunt.
3.2
Verweerder heeft zich in het verweerschrift op het standpunt gesteld dat naar aanleiding van het beroepschrift van eiseres opnieuw is gecontroleerd of de waarde van het object voor meer dan 70 % kan worden toegerekend aan delen die tot woning dienen danwel volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden. Gebleken is dat het object inderdaad als woning is te kwalificeren en dat aldus het woningtarief van toepassing is.
3.3
Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank het beroep gegrond verklaren en de uitspraak op bezwaar vernietigen voor zover daarin de OZB-aanslag eigenaar niet-woning van € 9.768,- voor het object [adres object] is gehandhaafd. De rechtbank ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zelf in de zaak te voorzien en de OZB-aanslag vast te stellen naar het woningtarief. Dit betekent dat de OZB-aanslag dient te worden verlaagd naar (0,1468 % van € 3.520.000,- =) € 5.167,36.

4.Proceskosten

De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.500,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting, waarde per punt € 249,-, wegingsfactor 1; 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, waarde per punt € 501,-, wegingsfactor 1). Van de door verweerder gestelde samenhang met de procedures Awb 17/2329, 17/2330 en 17/2331 is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake, nu voormelde procedures zien op de WOZ-waarden van diverse onroerende zaken, terwijl in dit beroep in geschil was of de onroerende zaak [adres object] als een woning of als een niet-woning moet worden gekwalificeerd.
De kosten voor het namens eiseres uitgebrachte taxatierapport worden vastgesteld op (12 uren x € 116,- =) € 1.392,-. Deze vergoeding is exclusief BTW, omdat namens eiseres ter zitting is verklaard dat eiseres de BTW kan verrekenen. De totale proceskostenvergoeding bedraagt aldus € 2.892,-.

5.Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar, voor zover daarin de OZB-aanslag eigenaar niet-woning met betrekking tot het object [adres object] is gehandhaafd;
  • vermindert de OZB-aanslag voor dit object naar € 5.167,36;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde deel van de uitspraak op bezwaar;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 333,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 2.892,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.W.M. Bunt en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van H. Blekkenhorst als griffier, op
Afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.