ECLI:NL:RBOVE:2018:5159
Rechtbank Overijssel
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in de strafvervolging wegens gebrek aan belang
In deze zaak heeft de rechtbank Overijssel op 17 april 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van witwassen van geldbedragen afkomstig uit prostitutie. De officier van justitie, mr. E.J. Heus, had de verdachte aangeklaagd voor het witwassen van in totaal 40.613,33 euro, dat zou zijn verkregen uit illegale activiteiten. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. M.E. Pennings, pleitte voor niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in de vervolging, met als argument dat er geen rechtens te beschermen belang meer was bij de vervolging en dat er schendingen van procesregels hadden plaatsgevonden.
De rechtbank heeft de lange duur van de procedure in overweging genomen, waarbij aanvankelijk ook mensenhandel en mensensmokkel aan de verdachte waren ten laste gelegd. Deze beschuldigingen zijn echter komen te vervallen, waardoor de focus kwam te liggen op het witwassen. Tijdens de zitting op 17 april 2018 heeft de officier van justitie aangegeven dat hij niet meer kon bewijzen dat er sprake was van witwassen, wat de rechtbank deed besluiten dat er geen rechtens te respecteren belang meer was bij de vervolging.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in de strafvervolging, waarmee de zaak werd afgesloten. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en ondertekend door de rechters van de meervoudige kamer van de rechtbank Overijssel.