In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 9 maart 2018 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Eiser, werkzaam als leraar Nederlands bij de scholengemeenschap 'De Waerdenborch' in Holten, had beroep ingesteld tegen een schriftelijke berisping die hem was opgelegd door zijn werkgever. De berisping was het gevolg van een incident op 29 maart 2016, waarbij eiser naar verluidt antwoorden op examenvragen had voorgezegd aan leerlingen. Eiser betwistte de beschuldigingen en stelde dat hij enkel de examenstof had behandeld.
De rechtbank oordeelde dat de bezwaaradviescommissie in strijd met artikel 7:6 van de Algemene wet bestuursrecht had gehandeld door gesprekken met betrokkenen te voeren zonder dat eiser daarbij aanwezig was. Dit gebrek in de procedure leidde tot de conclusie dat het bestreden besluit op onzorgvuldige wijze tot stand was gekomen. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en vernietigde het bestreden besluit, met de opdracht aan verweerder om opnieuw op het bezwaar te beslissen, rekening houdend met de overwegingen van de rechtbank.
Daarnaast werd verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiser, die op € 1.002,-- werden vastgesteld. De uitspraak werd gedaan door mr. J.W.M. Bunt, in aanwezigheid van griffier mr. A. van der Weij, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep.