3.1.[eiseres ] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagde 1] te veroordelen om uiterlijk twee dagen na betekening van dit vonnis aan de betekenend deurwaarder volledig zijn bronnen van inkomsten alsmede zijn bronnen van vermogen en voor verhaal vatbare goederen op te geven, welke dienen te zijn onderbouwd met bewijsstukken waaronder inbegrepen, doch niet beperkt:
bankafschriften van op zijn naam staande binnen- en buitenlandse bankrekeningen waaronder betaal-, spaar- en effectenrekeningen vanaf 9 juli 2016 tot heden;
(concept-)aangiften inkomstenbelasting over de jaren 2016 tot en met heden;
alle bescheiden die zien op zijn aanstelling als (middellijk) bestuurder van [gedaagde 2] , Stichtingen [gedaagden 3 t/m 7] en [gedaagde 8] ;
alle bescheiden die zien op toekenning van vergoedingen, hoe dan ook genaamd, voor te verrichten werkzaamheden voor [gedaagde 2] , Stichtingen [gedaagden 3 t/m 7] en [gedaagde 8] ;
alle (overige) bescheiden die zien op vorderingen van [gedaagde 1] op [gedaagde 2] , Stichtingen [gedaagden 3 t/m 7] en [gedaagde 8] ;
II. [gedaagde 2] te veroordelen om uiterlijk twee dagen na betekening van dit vonnis aan de betekenend deurwaarder over te gaan tot het verstrekken van primair afschrift, subsidiair inzage, meer subsidiair uittreksel van de volgende bescheiden:
jaarrekeningen over de jaren 2016 tot en met heden, inclusief winstbestemmingen;
alle bescheiden die zien op de aanstelling en beloning van [gedaagde 1] als (middellijk) bestuurder;
bankafschriften van op haar naam staande binnen- en buitenlandse bankrekeningen vanaf 9 juli 2016 tot heden;
III. [gedaagde 3] , [gedaagde 4] , [gedaagde 5] , [gedaagde 6] en [gedaagde 7] te veroordelen om uiterlijk twee dagen na betekening van dit vonnis aan de betekend deurwaarder over te gaan tot het verstrekken van primair afschrift, subsidiair inzage, meer subsidiair uittreksel van de volgende bescheiden:
de notulen van de jaarvergadering (art. 5) en de jaarstukken (art. 9) en de notulen ex art. 6 lid 4 (besluiten met algemene stemmen buiten de vergadering) van de jaren 2016 tot en met heden;
bankafschriften van op haar naam staande binnen- en buitenlandse bankrekeningen vanaf 9 juli 2016 tot heden;
alle bescheiden die inzicht geven in de herkomst van het “eigen geld” dat is aangewend bij de aankoop van de (17) onroerende zaken (zoals vermeld in productie 3 van de dagvaarding);
IV. [gedaagde 8] te veroordelen om uiterlijk twee dagen na betekening van dit vonnis aan de betekenend deurwaarder over te gaan tot het verstrekken van primair afschrift subsidiair inzage, meer subsidiair uittreksel van de volgende bescheiden:
jaarrekeningen over de jaren 2016 tot en met heden, inclusief winstbestemmingen;
alle bescheiden die zien op de aanstelling en beloning van [gedaagde 1] als (middellijk) bestuurder;
bankafschriften van op haar naam staande binnen- en buitenlandse bankrekeningen vanaf 9 juli 2016 tot heden.
V. Primair lijfsdwang van [gedaagde 1] te bevelen indien [gedaagde 1] niet voldoet aan het gevorderde onder I, althans subsidiair een dwangsom van € 5.000,00 voor elke dag of deel daarvan dat [gedaagde 1] niet voldoet aan het gevorderde onder I, met bevel dat indien en voor zover het bedrag van € 100.000,00 aan dwangsommen wordt bereikt [gedaagde 1] alsnog dient te worden gegijzeld, althans meer subsidiair om een zodanige voorziening te treffen als de voorzieningenrechter juist acht;
VI. [gedaagde 2] te veroordelen tot verbeurte van een dwangsom van € 5.000,00 voor elke dag of deel daarvan dat [gedaagde 2] niet voldoet aan het onder II. gevorderde, met een maximum van € 450.000,00, althans subsidiair om een zodanige dwangsom te bepalen als de voorzieningenrechter juist acht;
VII. [gedaagde 3] , [gedaagde 4] , [gedaagde 5] , [gedaagde 6] , [gedaagde 7] ieder voor zich te veroordelen tot verbeurte van een dwangsom van € 5.000,00 voor elke dag of deel daarvan dat zij niet voldoet aan gevorderde onder III, met een maximum van € 450.000,00, althans subsidiair om een zodanige dwangsom te bepalen als de voorzieningenrechter juist acht;
VIII. [gedaagde 8] te veroordelen tot verbeurte van een dwangsom van € 5.000,00 voor elke dag of deel daarvan dat [gedaagde 8] niet voldoet aan het gevorderde onder IV, met een maximum van € 450.000,00, althans subsidiair om een zodanige dwangsom te bepalen als de voorzieningenrechter juist acht;
IX Gedaagden hoofdelijk te veroordelen in de kosten van dit geding en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.