ECLI:NL:RBOVE:2019:2054

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
18 juni 2019
Publicatiedatum
18 juni 2019
Zaaknummer
08-952079-18 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor moord met voorbedachte rade na schietpartij in Enschede

Op 18 juni 2019 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een 40-jarige man uit Enschede, die werd beschuldigd van moord. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 17 jaar voor het opzettelijk doden van een slachtoffer op 26 januari 2018. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met voorbedachte rade handelde, aangezien hij meerdere keren met een vuurwapen op het slachtoffer schoot. De rechtbank baseerde haar oordeel op getuigenverklaringen, DNA-onderzoek en de omstandigheden rondom de schietpartij. De verdachte had eerder die avond cocaïne willen kopen, maar had geen geld, wat leidde tot een afspraak met het slachtoffer. Tijdens deze afspraak ontstond een conflict, waarna de verdachte het slachtoffer doodschoot. De rechtbank achtte de moord wettig en overtuigend bewezen, ondanks de verdediging die stelde dat de verdachte niet de schutter was. De rechtbank legde ook schadevergoedingen op aan de nabestaanden van het slachtoffer, die emotionele en materiële schade hadden geleden door de gewelddadige dood van hun familielid.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer 08-952079-18 (P)
Datum vonnis: 18 juni 2019
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1978 in [geboorteplaats] ,
wonende [adres 1] ,
nu verblijvende in Penitentiaire Inrichting Almelo te Almelo

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van
30 november 2018 en van 28 mei 2019.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. S. Leusink-van Dijk en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. L.J. Speijdel, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er na wijziging van de tenlastelegging van 30 november 2018, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich tezamen en in vereniging met een ander schuldig heeft gemaakt aan de moord op dan wel de doodslag van [slachtoffer] .
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 26 januari 2018, te Enschede, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer] opzettelijk en (al dan niet) met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd, door een of meer kogel(s) in het lichaam van die [slachtoffer] te
schieten, althans die [slachtoffer] met een of meer kogels te treffen, ten gevolge
waarvan die [slachtoffer] is overleden.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde moord wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens verdachte bepleit dat het dossier niet het wettig en overtuigend bewijs bevat dat verdachte – al dan niet tezamen en in vereniging met een ander – [slachtoffer] van het leven heeft beroofd. Verdachte is niet de schutter geweest en in dat geval moet volgens de verdediging medeverdachte [medeverdachte] degene zijn geweest die heeft geschoten.
Vervolgens heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat – indien ervan wordt uitgegaan dat verdachte heeft geschoten – niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte dit met voorbedachte rade heeft gedaan en dat verdachte moet worden vrijgesproken van moord. Doodslag kan in dat geval wel wettig en overtuigend bewezen worden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Inleiding
De rechtbank stelt aan de hand van de bewijsmiddelen, de volgende feiten vast die niet ter discussie hebben gestaan.
Op 26 januari 2018 is [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) dood aangetroffen in zijn auto die op de Malangstraat te Enschede stond. Uit onderzoek door radioloog F. Bakers aan het lichaam van [slachtoffer] blijkt – zakelijk weergegeven – dat hij is overleden als gevolg van verbloeding door penetrerend extern geweld veroorzaakt door één van de kogels die op hem zijn afgeschoten.
Op de motorkap van de auto van het slachtoffer worden twee hulzen aangetroffen. In de auto, op het zitvlak van de bestuurdersstoel, wordt nog een huls aangetroffen. Diezelfde dag wordt op de Estafettestraat in Enschede een grijze Opel Vectra met kenteken [kenteken 1] aangetroffen. De auto heeft een kapotte band. Op de vloer voor de bestuurdersstoel van de auto ligt een huls. Verdachte reed op de dag van de schietpartij in voornoemde Opel Vectra.
De vier aangetroffen hulzen zijn alle voorzien van het bodemstempel ‘Geco 6.35’ en zijn van hetzelfde kaliber. Op twee van de hulzen, de huls die is aangetroffen in de Opel Vectra waar verdachte op de dag van de schietpartij in reed en de huls die onder de ruitenwisser aan de bestuurderszijde van de auto waarin [slachtoffer] werd aangetroffen, wordt DNA aangetroffen waarvan verdachte de mogelijke donor is geweest. Dat verdachte de donor is geweest is
10 miljard maal waarschijnlijker dan dat een onbekende persoon de donor is van het DNA-materiaal dat is aangetroffen op de hulzen.
4.3.2
Wie heeft geschoten?
In de Usselerstroom in de buurt van de kruising van de Usselerveenweg met de
Hegebeekweg te Enschede worden op aanwijzen van de medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ) een vuurwapen en een patroonhouder aangetroffen. [medeverdachte] heeft verklaard dat dit het wapen is waarmee verdachte op 26 januari 2018 geschoten heeft. De hulzen en het vuurwapen worden onderworpen aan een vergelijkend sporenonderzoek. De bevindingen van dat onderzoek zijn, dat het minimaal zeer veel waarschijnlijker is dat de hulzen zijn verschoten met het aangetroffen vuurwapen, dan dat de hulzen zijn verschoten met een ander vuurwapen van hetzelfde kaliber en met dezelfde systeemkenmerken als het vuurwapen.
Tussenconclusie
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat het DNA dat op de twee hulzen is aangetroffen van verdachte was en dat die hulzen en ook de andere aangetroffen hulzen zijn verschoten met het wapen dat in de Usselerstroom is aangetroffen.
Naar aanleiding van de schietpartij heeft een buurtonderzoek plaatsgevonden en zijn er
getuigen gehoord. Getuige [getuige 1] liep in de nacht van 25 op 26 januari 2018 om ongeveer 1.30-2.00 uur een rondje en hoorde kort nadat hij de Madioenstraat in Enschede was ingelopen een auto naderen die een bijzonder geluid maakte. De getuige hoorde metaal schuren en zag vervolgens dat de auto grijs van kleur was en kenteken [kenteken 1] had. In de auto zaten twee personen. Diezelfde nacht hoorde de getuige drie schoten.
Getuige [getuige 2] woont aan [adres 2] te Enschede. Zij hoorde in de nacht van
25 op 26 januari 2018 rond 2.00 uur drie knallen en twee mannen schreeuwen. Toen zij naar buiten keek zag zij twee auto’s staan tegenover de snackbar aan de Madioenstraat. Vervolgens reed eerst een zwarte auto weg en daarna een grijze auto.
Op 27 januari 2018 meldde getuige [getuige 3] zich bij de politie. [getuige 3] handelde samen met [slachtoffer] in cocaïne. Die avond leverde [slachtoffer] de cocaïne. [getuige 3] werd van 25 januari 2018 op 26 januari 2018 door verdachte gebeld tussen 22.00 uur en 2.00 uur. Verdachte wilde cocaïne kopen en sprak met [getuige 3] af op de Wesselerbrink. Toen [getuige 3] vroeg hoeveel cocaïne verdachte wilde kopen antwoordde hij: ‘genoeg’. [getuige 3] vroeg hem of hij voor ‘100’ wilde en verdachte antwoordde bevestigend. Later belde verdachte [getuige 3] dat hij niet meer naar het afgesproken adres kon komen, omdat hij een lekke band had. Daarop sprak [getuige 3] met hem af op de door verdachte voorgestelde locatie, bij de cafetaria op het Hogeland. [slachtoffer] belde [getuige 3] op het moment dat hij daar in de buurt was en zei: ‘Ik zie iets raars man’, waarna de verbinding werd verbroken. [getuige 3] heeft verklaard dat [slachtoffer] verbaasd, angstig en verrast klonk. [getuige 3] probeerde [slachtoffer] terug te bellen, maar kreeg geen gehoor meer. Hij probeerde ook verdachte te bellen, maar nadat de telefoon tweemaal was overgegaan werd het gesprek weggedrukt.
Medeverdachte [medeverdachte] heeft bevestigd dat verdachte op 26 januari 2018 een afspraak maakte met een dealer bij de cafetaria op het Hogeland. Toen er een auto aan kwam stapte verdachte uit. Hij liep naar de auto en praatte met de bestuurder van de andere auto. Vervolgens hoorde [medeverdachte] een paar knallen die zij omschrijft als ‘bam, bam, bam’. De andere auto reed daarna verder. [verdachte] stapte weer in de auto bij [medeverdachte] en zei toen: ‘Ik heb hem drie keer in zijn kloten geschoten’.
[naam 1] , de tante van verdachte (hierna: [naam 1] ), heeft tegenover de politie verklaard dat haar zus haar ’s ochtends op 26 januari 2018 belde en zei dat er iets heel erg gebeurd was. Zij zei tegen [naam 1] : ‘ [verdachte] heeft geschoten’. [naam 1] heeft verklaard dat zij van haar zus hoorde dat [verdachte] en zijn Turkse vriendin naar de Madioenstraat met hoek de Malangstraat zijn gegaan en dat daar geschoten was.
Conclusie
Vaststaat dat [slachtoffer] is overleden ten gevolge van het letsel dat is veroorzaakt door één van de kogels die op hem is afgevuurd. Een huls, aangetroffen op de auto van [slachtoffer] , en een huls, aangetroffen in de auto waarvan verdachte gebruik maakte, bevatten DNA van verdachte, terwijl deze hulzen verschoten zijn met het vuurwapen dat gevonden is op aanwijzen van de medeverdachte, die heeft verklaard dat verdachte die nacht met dat wapen geschoten heeft. De verklaring van de medeverdachte vindt ondersteuning in de hiervoor genoemde getuigenverklaringen en de resultaten van genoemd DNA-onderzoek. Gelet hierop staat voor de rechtbank tevens vast dat verdachte de schutter was.
4.3.3
Had verdachte opzet op de dood van [slachtoffer] ?
Het met een vuurwapen meermalen op korte afstand gericht schieten op het lichaam van een persoon is naar zijn uiterlijke verschijningsvorm zo zeer gericht op de dood dat dit niet anders kan worden uitgelegd dan als een bewust handelen gericht op levensbeëindiging. De rechtbank is dan ook van oordeel dat hier sprake is geweest van vol opzet.
4.3.4
Was sprake van moord of doodslag?
De vraag die vervolgens voorligt, is of verdachte al dan niet met voorbedachte rade heeft gehandeld.
Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel ‘voorbedachte rade’ moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. De achtergrond van het vereiste dat de verdachte de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven, is dat ingeval vaststaat dat de verdachte die gelegenheid heeft gehad, het redelijk is aan te nemen dat de verdachte gebruik heeft gemaakt van die gelegenheid en dus daadwerkelijk heeft nagedacht over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap heeft gegeven. Bij de vraag of sprake is van voorbedachte rade gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval, waarbij de rechter het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte rade pleiten. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing, maar behoeft de rechter er overigens niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen. (vgl. Hoge Raad 15 oktober 2013, ECLI:NL:HR:2013:963 en ECLI:NL:HR:2014:2761).
Verdachte heeft zich ten aanzien van het aan hem ten laste gelegde steeds op zijn zwijgrecht beroepen. De rechtbank heeft daarom geen inzicht gekregen in de gedachtengang van de verdachte ten tijde van de uitvoering van de levensberoving van [slachtoffer] . De rechtbank kan daarom de vraag of sprake is van handelen met voorbedachte rade slechts beantwoorden door de daarvoor relevante feiten en omstandigheden op te sommen betreffende het verloop van 26 januari 2018, waarbij de rechtbank uitgaat van de feiten die op grond van de verrichte onderzoeken vast te stellen zijn en volgen uit de getuigenverklaringen. De rechtbank gaat – samengevat – uit van het volgende.
Uit camerabeelden van de Rabobank blijkt dat op 25 januari 2018 omstreeks 23.55 uur een grijze Opel Vectra kwam aanrijden waaruit verdachte als bestuurder stapte. Verdachte probeerde te pinnen, maar had te weinig saldo. Verdachte stapte weer als bestuurder in de auto en reed weg.
Getuige [getuige 4] heeft verklaard dat verdachte en [medeverdachte] bij hem zijn geweest. Gelet op de verklaring van [medeverdachte] moet dit op de avond van de schietpartij zijn geweest. Verdachte vertoonde dronken en agressief gedrag en wilde een gram cocaïne hebben, maar had geen geld. Verdachte heeft aan [getuige 4] nog zijn horloge als onderpand aangeboden. Toen verdachte onverrichter zake moest vertrekken was hij volgens [getuige 4] niet vrolijk.
Getuige [getuige 5] heeft verklaard dat verdachte op de avond/in de nacht van de schietpartij bij hem thuis is geweest. [medeverdachte] bleef toen in de auto. Verdachte vroeg om geld, omdat hij cocaïne wilde kopen. Toen bleek dat [getuige 5] verdachte geen geld wilde geven bood hij zijn Rolex horloge te koop aan. [getuige 5] wilde het horloge niet en daarop pakte verdachte veertig euro van tafel en stopte dat in de binnenzak van zijn jas. [getuige 5] pakte verdachte daarop vast en daarbij voelde en zag hij een pistool in een van de zakken van de jas van verdachte.
De moeder van verdachte heeft verklaard dat verdachte haar die avond heeft gebeld en later bij haar langs kwam. Verdachte vroeg aan de telefoon om geld, waarop zij heeft gezegd dat ze niets meer had. Toen hij vervolgens bij haar langs kwam ging hij naar boven en weer naar beneden. De moeder heeft daarover verklaard: ‘Ik zag aan zijn kop dat het niet goed was’.
[medeverdachte] heeft toen zij in de auto met verdachte aan het wachten was op de dealer, het pistool even gezien. Dit was ongeveer 15 tot 30 minuten voordat de dealer er aan kwam. Verdachte schoot toen in de auto een kogel af met het vuurwapen. Verdachte ging er volgens [medeverdachte] vanuit dat zij seks met de dealer had gehad en hij zei in de auto tijdens het wachten tegen haar: ‘Jij gaat er aan en hij gaat er ook aan.’
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen en het voorgaande af dat verdachte vanaf enig moment voorafgaand aan de schietpartij het vuurwapen voorhanden had, dat hij die avond/nacht cocaïne wilde kopen, dat hij daar geen geld voor had en desalniettemin een afspraak heeft gemaakt met een dealer. Verdachte wist dat het vuurwapen werkte nu hij 15 tot 30 minuten voorafgaand aan de schietpartij het wapen nog heeft afgevuurd in de auto. Het wapen werd door verdachte voordat hij uit de auto stapte doorgeladen, waarbij hij tegen [medeverdachte] zei: ‘Jij gaat er aan en hij gaat er ook aan’. Verdachte is vervolgens in de richting van de bestuurder van de andere auto gelopen.
Uit het voorgaande volgt dat verdachte tijd en gelegenheid had om zich te beraden op het te nemen of genomen besluit, zodat gelegenheid heeft bestaan over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad na te denken en zich daarvan rekenschap te geven. Verdachte heeft zich beroepen op zijn zwijgrecht en dus (ook) niets gezegd over een eventuele ogenblikkelijke gemoedsopwelling waarin hij op [slachtoffer] geschoten heeft, terwijl daarnaast ook anderszins niet gebleken is dat daarvan sprake is geweest. Daarmee staat voor de rechtbank vast dat verdachte niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. Nu voorts niet gebleken is van contra-indicaties die aan het aannemen van voorbedachte rade in de weg staan is de rechtbank van oordeel dat verdachte met voorbedachte rade heeft gehandeld en acht de rechtbank moord bewezen.
4.3.5
Medeplegen?
Voor de rechtbank staat – gelet op de inhoud van het dossier – vast dat verdachte en niet zijn medeverdachte heeft geschoten op [slachtoffer] en dat [slachtoffer] als gevolg daarvan is overleden. Uit het dossier blijkt niet dat de medeverdachte betrokken is geweest bij het verdachte ten laste gelegde feit, zodat verdachte van dit bestanddeel wordt vrijgesproken.
4.3.6
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
hij op 26 januari 2018, te Enschede, [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd, door kogels in het lichaam van die [slachtoffer] te schieten, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 289 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf: moord.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeventien jaren. Zij heeft voor moord als uitgangspunt een gevangenisstraf van vijftien tot achttien jaren genomen en de strafverzwarende omstandigheden in de onderhavige zaak besproken.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld, dat in het nadeel van verdachte pleit dat hij de nabestaanden van het slachtoffer geen duidelijkheid heeft verschaft over de dood van hun naaste. Dat verdachte zich na het plegen van het feit onvindbaar heeft gehouden is volgens de raadsman geen strafverzwarende omstandigheid. Voor het overige heeft de raadsman zich niet uitgelaten over de strafmaat, noch heeft hij zich uitgelaten over de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte heeft zich ook ten aanzien van zijn persoonlijke omstandigheden op zijn zwijgrecht beroepen.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft [slachtoffer] om het leven gebracht door meermalen met een vuurwapen kogels op hem af te vuren en daarmee het nog jonge slachtoffer zijn meest fundamentele bezit ontnomen, namelijk het recht op leven. Verdachte heeft hierdoor de nabestaanden van het slachtoffer onherstelbaar leed toegebracht. In de door de moeder en zus van het slachtoffer ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaringen is op indrukwekkende wijze naar voren gebracht tot welk groot verdriet het handelen van verdachte heeft geleid en hoe de gewelddadige dood van het slachtoffer hun leven volledig heeft ontwricht. Met gevoelens van boosheid en verdriet blijven zij achter en moeten zij verder leven. Verdachte heeft geen inzicht verschaft in de beweegreden(en) om het slachtoffer opzettelijk met meerdere pistoolschoten van het leven te beroven. Dit brengt met zich dat de vraag naar het motief van de daad – ook voor de nabestaanden – onbeantwoord zal blijven, hetgeen de verwerking extra bemoeilijkt.
Bovendien is de rechtsorde door dit feit, dat plaatsvond op de openbare weg in een woonwijk, ernstig geschokt. Bij buurtbewoners zal de dood van het slachtoffer en de manier waarop hij is gedood veel beroering, afschuw en gevoelens van angst en onveiligheid hebben veroorzaakt. Het opleggen van straffen dient ook bij te dragen aan de algemene preventie van strafbare feiten en daarom moet daarvan een zekere afschrikwekkende werking uit gaan. Ook in deze moordzaak wordt duidelijk gemaakt dat op deze ernstige vorm van ontwrichtend geweld een zeer stevige reactie van de strafrechter dient te volgen.
In het nadeel van verdachte houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat hij geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen, dat hij geen berouw heeft getoond voor zijn daden en dat hij heeft geprobeerd de schuld in de schoenen van zijn medeverdachte te schuiven.
Blijkens een verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 11 april 2019 is hij niet eerder voor soortgelijke feiten veroordeeld.
Verdachte heeft slechts beperkt willen meewerken aan de totstandkoming van de door de psycholoog en psychiater opgestelde pro justitia rapporten van respectievelijk
18 september 2018 en 26 oktober 2018. De psycholoog en psychiater hebben om die reden geen advies kunnen geven. Omdat verdachte er voor heeft gekozen om – al dan niet ingegeven door het advies van zijn raadsman – ook ter terechtzitting te zwijgen ten aanzien van zijn persoonlijke omstandigheden heeft de rechtbank geen inzicht gekregen in de persoonlijkheid van verdachte, waar ten voordele van hem rekening mee gehouden zou kunnen worden.
Gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde feit, één van de meest ernstige die het Wetboek van Strafrecht kent, acht de rechtbank een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden. Daarbij neemt de rechtbank tevens de strafverzwarende omstandigheden, die hiervoor zijn genoemd, in overweging. Alles afwegend is de rechtbank – met de officier van justitie – van oordeel dat aan verdachte een gevangenisstraf van zeventien jaren moet worden opgelegd.
7.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
De rechtbank is van oordeel dat de op de beslaglijst vermelde auto, te weten een Opel Vectra met kenteken [kenteken 1] , moet worden verbeurdverklaard, omdat het een voorwerp betreft met behulp waarvan het feit is begaan.
Ten aanzien van de overige op de beslaglijst vermelde voorwerpen hoeft geen beslissing meer genomen te worden, nu dit beslag blijkens de door de officier van justitie ter terechtzitting gedane uitspraak reeds is afgehandeld.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vorderingen van de benadeelde partijen
Mr. R.A. Korver heeft namens de benadeelde partijen [naam 2] , [naam 3] , [naam 4] , [naam 5] , [naam 6] , [naam 7] en [naam 8] , voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze, vorderingen ingediend.
Na te melden benadeelde partijen vorderen verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot de hieronder te noemen bedragen en bestaande uit na te melden posten, telkens te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
Daarnaast vorderen de benadeelde partijen proceskosten, te weten ieder voor zich een bedrag van € 1.986,29 aan kosten voor rechtsbijstand.
[naam 2](moeder van het slachtoffer):
Materiële schade, bestaande uit de volgende posten:
  • reiskosten therapie € 21,96;
  • reiskosten hoger beroep € 300,00;
  • toekomstige medische kosten € 500,00.
Wegens immateriële schade in de vorm van shockschade, wordt een bedrag van € 25.000,00 gevorderd.
[naam 3](vader van het slachtoffer):
Materiële schade, bestaande uit de volgende posten:
  • reiskosten eerste aanleg € 252,56;
  • reiskosten hoger beroep € 300,00;
  • toekomstige medische kosten € 500,00;
  • maaltijden condoleance € 5.544,03;
  • uitvaart € 2.400,00.
Wegens immateriële schade in de vorm van shockschade, wordt een bedrag van € 25.000,00 gevorderd.
[naam 4](zus van het slachtoffer):
Materiële schade, bestaande uit de volgende posten:
  • begraafplaats € 1.015,00;
  • herdenkingsdienst € 520,00;
  • reiskosten hoger beroep € 300,00;
  • toekomstige medische kosten € 500,00.
Wegens immateriële schade in de vorm van shockschade, wordt een bedrag van € 20.000,00 gevorderd.
[naam 5](zus van het slachtoffer):
Materiële schade, bestaande uit de volgende posten:
  • reiskosten eerste aanleg € 252,56;
  • reiskosten hoger beroep € 350,00;
  • toekomstige medische kosten € 500,00.
Wegens immateriële schade in de vorm van shockschade, wordt een bedrag van € 20.000,00 gevorderd.
[naam 6](zus van het slachtoffer):
Materiële schade, bestaande uit de volgende posten:
  • reiskosten hoger beroep € 300,00;
  • toekomstige medische kosten € 500,00.
Wegens immateriële schade in de vorm van shockschade, wordt een bedrag van € 20.000,00 gevorderd.
[naam 7](zus van het slachtoffer):
Materiële schade, bestaande uit de volgende posten:
  • reiskosten eerste aanleg € 285,32;
  • begrafeniskosten € 2.733,20;
  • reiskosten hoger beroep € 300,00;
  • toekomstige medische kosten € 500,00.
Wegens immateriële schade in de vorm van shockschade, wordt een bedrag van € 20.000,00 gevorderd.
[naam 8](zwager van het slachtoffer):
Materiële schade, bestaande uit de volgende posten:
  • reiskosten hoger beroep € 300,00;
  • toekomstige medische kosten € 500,00.
Wegens immateriële schade in de vorm van shockschade, wordt een bedrag van € 25.000,00 gevorderd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen integraal moeten worden toegewezen.
8.3
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de gevorderde shockschade heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat die niet toewijsbaar is, omdat niet blijkt van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. Verklaringen van een psychiater of psycholoog ontbreken. De onderbouwing op dit punt van de vordering van [naam 2] acht de raadsman niet toereikend.
Ook de gevorderde toekomstige reis- en medische kosten acht de raadsman niet toewijsbaar, nu niet vaststaat dat deze kosten gemaakt zullen worden.
De door meerdere benadeelde partijen gevorderde reiskosten eerste aanleg zijn geen kosten die in het kader van een civiele vordering voor vergoeding in aanmerking komen.
De proceskosten zijn volgens de raadsman niet toewijsbaar, omdat door de benadeelde partijen niet is aangetoond dat geen beroep op gesubsidieerde rechtsbijstand gedaan had kunnen worden.
Ten aanzien van de vorderingen van [naam 3] , [naam 4] en [naam 7] heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de kosten omtrent de uitvaart/herdenkingsdienst niet toewijsbaar zijn, nu niet vaststaat dat deze kosten niet verzekerd waren, dat de desbetreffende benadeelde deze kosten heeft voldaan en dat het redelijk is dat de benadeelde deze kosten op zich heeft genomen.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
Ten aanzien van alle benadeelde partijen:
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partijen.
Toekomstige kosten
Onder twee posten hebben de benadeelde partijen de vergoeding van (mogelijke) toekomstige kosten gevorderd. Nu de verschuldigdheid en de omvang van deze kosten zijn omgeven met teveel onzekerheden, zal de rechtbank de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaren in hun vorderingen, voor zover het toekomstige schade betreft.
Kosten van de lijkbezorging
De rechtbank stelt vast dat nabestaanden volgens artikel 51f, lid 2 Sv jo artikel 6:108 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) vergoeding van bepaalde kosten kunnen vorderen als benadeelde partij in het strafproces bij het overlijden van iemand als gevolg van het strafbare feit. Artikel 6:108 BW geeft een limitatieve opsomming van hetgeen gevorderd kan worden. Het gaat dan om de kosten van levensonderhoud en lijkbezorging. Uit artikel 6:108 lid 2 BW volgt dat de aansprakelijke verplicht is aan degene die de kosten van de lijkbezorging heeft betaald, deze kosten te vergoeden voor zover deze in overeenstemming zijn met de omstandigheden van de overledene. Dit kan een ieder zijn die deze kosten heeft gedragen, ongeacht diens relatie tot het slachtoffer. Onder dergelijke kosten verstaat de rechtbank kosten die in het algemeen met een begrafenis in verband worden gebracht.
Door de benadeelde partijen [naam 3] , [naam 4] en [naam 7] , is – onder meer - materiële schade gevorderd, bestaande uit de volgende posten: maaltijden condoleance en uitvaart, kosten begraafplaats en herdenkingsdienst en begrafeniskosten.
De verdediging heeft enkel betwist dat deze kosten door de benadeelde zijn voldaan, aangevoerd dat niet is gebleken dat het slachtoffer hiervoor niet verzekerd was en daarnaast ten aanzien van de zussen van het slachtoffer opgemerkt dat niet is komen vast te staan dat het redelijk is dat de zussen deze kosten op zich hebben genomen.
Wat betreft dat laatste verwijst de rechtbank naar de hiervoor weergegeven overweging, waaruit blijkt dat het in geval van kosten van de lijkbezorging er niet toe doet in welke relatie deze persoon die deze kosten heeft gedragen tot het slachtoffer stond. Voor het overige is de rechtbank van oordeel dat de kosten – gelet op de bijgevoegde facturen en bonnen – wel degelijk voldoende zijn onderbouwd en ook aannemelijk zijn geworden. Door de benadeelde partij [naam 7] is een verzekerd bedrag afgetrokken van het door haar gevorderde bedrag. Dat sprake zou zijn van nog andere verzekeringen is in het geheel niet aannemelijk geworden. Voornoemde vorderingen zijn verder onvoldoende gemotiveerd betwist zodat de rechtbank deze posten zal toewijzen.
Medische kosten [naam 2]
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadepost ‘reiskosten therapie’ is niet betwist, voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal deze post daarom toewijzen.
Immateriële schade
De rechtbank stelt in lijn met het arrest van de Hoge Raad van 22 februari 2002, beter bekend als het Taxibus-arrest, het volgende voorop. In het onderhavige geval is sprake van een tragische gebeurtenis die bij alle nabestaanden heeft geleid tot veel pijn en verdriet. De toewijzing van een vordering tot vergoeding van immateriële schade kan slechts in (zeer) beperkte mate hun leed verzachten, doch kan wel in zekere mate een erkenning van het ondervonden leed betekenen. Echter, enkel deze erkenning kan niet de grond voor toewijzing zijn. Daartoe dient een rechtsgrond te worden aangewezen die leidt tot aansprakelijkheid voor schade als de onderhavige. Een rechter mag in dit kader slechts beoordelen welke vergoeding binnen het stelsel van de wet voor toewijzing in aanmerking komt.
Zoals hiervoor reeds vastgesteld kunnen nabestaanden volgens artikel 51f, lid 2 Sv jo artikel 6:108 BW vergoeding van bepaalde kosten vorderen als benadeelde partij in het strafproces bij het overlijden van iemand als gevolg van het strafbare feit. Artikel 6:108 BW geeft een limitatieve opsomming van hetgeen gevorderd kan worden. Behalve de kosten van levensonderhoud en lijkbezorging, zijn ook kosten die verband houden met het verkrijgen van voldoening van deze schade in beginsel voor toewijzing vatbaar. Het stelsel van de wet staat aan toekenning van een vergoeding voor andere materiële en immateriële schade in de weg. Dit is slechts anders indien de dader het oogmerk had aan een derde immateriële schade toe te brengen als bedoeld in artikel 6:106 lid 1, aanhef en onder a, BW of als die derde in zijn persoon is aangetast in de zin van artikel 6:106 lid 1, aanhef en onder b, BW.
Degene die een misdrijf pleegt met de dood tot gevolg, handelt niet alleen onrechtmatig jegens degene die daardoor is gedood, maar ook jegens degene bij wie door het waarnemen van het misdrijf of de directe confrontatie met de ernstige gevolgen daarvan, een hevige emotionele schok wordt teweeggebracht waaruit geestelijk letsel voortvloeit. Dit zal zich met name kunnen voordoen indien iemand tot wie de aldus getroffene in een nauwe affectieve relatie staat, bij het misdrijf is gedood. Dit geestelijk letsel dient, om uit hoofde van artikel 6:106 lid 1, aanhef en onder b, BW voor vergoeding in aanmerking te komen, in rechte te worden vastgesteld. Dit zal in het algemeen slechts het geval zijn indien sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. Met artikel 6:106 BW is beoogd vergoeding van ander nadeel dan vermogensschade slechts in beperkte mate mogelijk te maken; voor vergoeding van shockschade is alleen onder strikte voorwaarden plaats. Hiermee strookt niet, het vereiste van waarneming van het misdrijf of directe confrontatie met zijn ernstige gevolgen vanwege de aard of ernst van de normschending, zoals vanwege het opzettelijk begaan daarvan, terzijde te stellen of af te zwakken.
De rechtbank stelt vast dat de moeder, vader en zwager van het slachtoffer op de plaats delict aanwezig zijn geweest, maar het slachtoffer daar niet hebben kunnen zien. Voorts stelt de rechtbank vast dat alle nabestaanden het overleden slachtoffer in het ziekenhuis hebben gezien.
Dat de gebeurtenis en de dood van het slachtoffer bij de nabestaanden (benadeelden) een hevige schok en veel verdriet teweeg hebben gebracht is evident. Echter, hoe ingrijpend de gewelddadige dood van hun zoon/broer/zwager ook is, onder deze omstandigheden - te weten de confrontatie met hun levenloze familielid in het ziekenhuis, is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van de situatie dat sprake is van het op directe wijze geconfronteerd zijn met de ernstige gevolgen van dit misdrijf en de omstandigheden waaronder het heeft plaatsgevonden. Onder deze omstandigheden kan geen vergoeding van shockschade aan de benadeelden worden toegekend.
Ten aanzien van de moeder van het slachtoffer, benadeelde [naam 2] overweegt de rechtbank nog dat, hoewel bij haar wel een in de psychiatrie erkend ziektebeeld is vastgesteld, niet kan worden vastgesteld dat dit is ontstaan als gevolg van het waarnemen van het misdrijf of de directe confrontatie met de ernstige gevolgen daarvan. Benadeelde wist al dat haar zoon was overleden en dat hij in de auto zat. Met die wetenschap is zij naar de plaats delict is gegaan. Niet is gebleken dat zij haar zoon heeft kunnen zien, nu de plaats delict al was afgezet. Was dat al zo geweest, dan is niet gebleken dat er op dat moment aanwijzingen waren dat er sprake was van een misdrijf of dat zij bijvoorbeeld geconfronteerd is met zichtbaar afschuwelijk letsel dat een onuitwisbare indruk achterlaat. Zelfs voor het ambulancepersoneel was aanvankelijk niet waarneembaar dat het slachtoffer door een misdrijf om het leven was gekomen.
De rechtbank zal, gelet op het vorenstaande, de benadeelde partijen niet ontvankelijk verklaren in hun vordering ter zake van immateriële schade en bepalen dat dat deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
8.5
Proceskosten
De opgevoerde kosten voor rechtsbijstand zijn onderbouwd, zijn alleszins redelijk en zijn onvoldoende gemotiveerd betwist zodat de rechtbank ten aanzien van alle benadeelde partijen de proceskosten zal toewijzen. De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde bedragen, mede gelet op de vrijheid van advocaatkeuze, de onderbouwing van het aantal uren en het uurtarief van de advocaat en diens kantoorgenoten in samenhang bezien met de ernst van het feit en de gecompliceerdheid van de vorderingen, redelijke bedragen zijn.
8.6
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen hebben verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal, indien een deel van de vordering is toegewezen, telkens de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens die benadeelde partijen naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert: moord;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
17 [zeventien] jaren;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
[naam 2] (moeder)
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [naam 2] van een bedrag van € 21,96, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 januari 2018 voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 1.986,29, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 21,96,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 januari 2018 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van 1 dag zal worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
[naam 3] (vader)
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [naam 3] (vader) van een bedrag van € 8.196,59, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 januari 2018 voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 1.986,29, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 8.196,59,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 januari 2018 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van 75 dagen zal worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
[naam 4] (zus)
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [naam 4] van een bedrag van
€ 1.535,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 januari 2018 voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 1.986,29, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 1.535,00,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 januari 2018 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van 25 dagen zal worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
[naam 5] (zus)
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [naam 5] (zus) van een bedrag van € 252,56, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 januari 2018 voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 1.986,29, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 252,56,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 januari 2018 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van 5 dagen zal worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
[naam 6] (zus)
- bepaalt dat de benadeelde partij [naam 6] niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij [naam 6] gemaakt, tot op heden begroot op € 1.986,29, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
[naam 7] (zus)
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [naam 7] van een bedrag van € 3.018,52, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 januari 2018 voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 1.986,29, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 3.018,52,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 januari 2018 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van 40 dagen zal worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
[naam 8] (zwager)
- bepaalt dat de benadeelde partij [naam 8] niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij [naam 8] gemaakt, tot op heden begroot op € 1.986,29, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
de inbeslaggenomen voorwerpen
- verklaart verbeurd het inbeslaggenomen voorwerp, te weten het op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst genoemde voorwerp onder 1. personenauto [kenteken 1] Opel Vectra.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Venekatte, voorzitter, mr. C.C.S. Bordenga-Koppes en mr. M.A.H. Heijink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F. van den Brink, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 18 juni 2019.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2018040474. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Aantreffen/1e onderzoek auto/vaststellen doodsoorzaak slachtoffer
1. Het proces-verbaal van bevindingen van 26 januari 2018, opgemaakt en ondertekend door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , ordner 1, pagina’s 374-376, voor zover inhoudende zakelijk weergegeven:
Op 26 januari omstreeks 2:39 uur zagen wij dat komende vanaf de Brinkstraat, rechtsaf de Malangstraat op, een donkere Renault met kenteken [kenteken 2] stond. Wij zagen dat er in ieder geval 1 persoon in de auto zat, op de bestuurdersstoel. Bij de auto zagen wij dat het ambulance personeel zich bezig hield met de inzittende. Wij hoorden de verpleegkundige zeggen: ‘Hij is overleden’.
Ik, verbalisant, ben naar de getuige [getuige 6] gelopen en vroeg of hij mij meer kon vertellen. Ik hoorde dat hij tegen mij vertelde: ‘Ik zie dat het [slachtoffer] is’.
2. Een geschrift, te weten een rapport van Maastricht Universitair Medisch Centrum Forensische Radiologie van 27 juni 2018, opgemaakt door radioloog F. Bakers, ordner 4, pagina’s 2301-2319, voor zover inhoudende zakelijk weergegeven:
Naam slachtoffer: [slachtoffer]
Door het lichaam lopen er 2 trajecten met 2 metaal dense fragmenten in het lichaam en waarschijnlijk één schampschot.
Door traject 1 is er een fractuur van de linker 7de rib en schade aan de linkerlong en schade van
de linker hartspier waardoor er een grote hoeveelheid bloed in de linker borstholte en in het
hartzakje ontstaan is.
Door traject 2 is er schade van de weke delen van de linker bovenarm en een fractuur.
Traject 3 geeft alleen oppervlakkige schade aan de huid.
Traject 1 heeft uitgebreid bloedverlies gegeven. Dit traject is op zichzelf staand te kwalificeren als letaal. De schade van traject 2 & 3 hebben geen bijdrage geleverd aan het overlijden.
Dc doodsoorzaak is eenduidig vast te stellen op verbloeding door penetrerend extern inwerkend geweld veroorzaakt door traject I.
3. Het proces-verbaal van bevindingen van 15 mei 2018, opgemaakt en ondertekend door verbalisanten [verbalisant 3] , [verbalisant 4] , [verbalisant 6] en [verbalisant 5] , ordner 4, pagina’s 2038-2051, voor zover inhoudende zakelijk weergegeven:
Op 26 januari 2018 kreeg ik, [verbalisant 5] , van de meldkamer het verzoek om te gaan naar de kruising Malangstraat/Palembangstraat in Enschede. Ik hoorde van de meldkamer dat er op deze kruising een auto stond met een dode man achter het stuur. Om 4.05 uur was ik ter plaatse. Ik zag dat er een zwarte Renault Megane, kenteken [kenteken 2] op de kruising stond.
Ter plaatse hoorde ik van de aanwezige collega’s het volgende:
Achter het stuur in de auto zit [slachtoffer] .
Forensisch onderzoek 26-01-2018
Ik, [verbalisant 5] , zag op de voorzijde van de auto onder de ruitenwisser aan de bestuurzijde een huls liggen. Ik zag dat er bij het bevestigingspunt van de andere ruitenwisser, bijrijderzijde, een tweede huls lag. Beide hulzen zijn veiliggesteld en voorzien van SIN AAKO06415NL en AAKO6416NL.
Nadat wij het slachtoffer hebben weggehaald van de bestuurdersstoel zagen wij op het zitvlak van de bestuurdersstoel een huls. SIN: AAHD4950NL. Huls 6.35 – onder so op zitvlak bestuurdersstoel.
4. Het proces-verbaal van bevindingen van 26 januari 2018, opgemaakt en ondertekend door verbalisanten [verbalisant 7] en [verbalisant 8] , ordner 1, pagina’s 372-373, voor zover inhoudende zakelijk weergegeven:
Op 26 januari 2018 zagen wij op de Estafettestraat een voertuig met veel schade. Wij zagen naast blikschade dat het linker voorwiel van het voertuig niet meer voorzien was van een rubberen band. Ik, verbalisant [verbalisant 8] , heb het portier van de bestuurder geopend. Ik zag aan de bestuurderskant op de grond voor de bestuurdersstoel viezigheid liggen. Ik voelde of hierin voorwerpen zaten. Ik pakte een voorwerp. Ik zag dat dit leek op een huls van een patroon.
5. Het proces-verbaal van bevindingen van 29 januari 2018, opgemaakt en ondertekend door verbalisant [verbalisant 5] , ordner 4, pagina’s 2104-2107, voor zover inhoudende zakelijk weergegeven:
Op de Estafettelaan [huisnummer] in Enschede werd een Opel Vectra, kenteken [kenteken 1] , met een kapotte band aangetroffen.
Ik zag dat de grijze Opel Vectra op de Estafettelaan stond ter hoogte van [huisnummer] . Ik zag dat de auto aan de rechtervoorzijde op de velg reed. De band was nagenoeg geheel verdwenen. Ik zag dat er achter het wiel een duidelijke aftekening op de weg zichtbaar was.
Ik zag dat er een huls op de bestuurdersstoel lag. Ik zag dat er in de bodemstempel van de huls Geco 6.35 viel te lezen. De huls is door mij in beslag genomen en gewaarmerkt met sin AAKJ4303NL. Ik zag in het opbergvak van het bestuurdersportier een smartphone liggen van het merk Alcatel, type Pop.
6. Een geschrift, te weten een rapport van het Forensisch Laboratorium voor DNA-onderzoek van 16 augustus 2018, opgemaakt door T. Kraaijenbrink en P. de Knijff, ordner 4, pagina’s 2169-2170, voor zover inhoudende zakelijk weergegeven:
Op 8 augustus 2018 hebben wij, via het DNA-webportal van het NFI, een hand matige vergelijking uitgevoerd tussen de volgende DNA-profielen:
- AAKO6415NL (munitie - huls): Door het FLDO gegenereerd consensus DNA-profiel van 8 autosomale STRs.
- RABO2967NL: Door het NFI gegenereerd PPF6C DNA-profiel van [verdachte] , geb.
[geboortedatum] 1978.
Resultaten statistiek
Voor het in spoor AAKO6415NL waargenomen DNA-profiel is met behulp van de software LRmix Studio een kansberekening uitgevoerd voor de volgende hypothesen:
A) Het DNA-profiel van spoor AAKO6415NL kan worden verklaard door de aanwezigheid van DNA van de referentiepersoon RABO2967NL.
B) Het DNA-profiel van spoor AAKO6415NL kan worden verklaard door de aanwezigheid van DNA van onbekende persoon welke niet verwant is aan de referentiepersoon RABO2967NL.
Hierbij is voor beide hypothesen rekening gehouden met het gegeven dat in het DNA-profiel van spoor AAKO6415NL allelic drop-out kan zijn opgetreden.
Onder hvpothese A is het resultaat van deze handmatige vergelijking meer dan 10 miljard maal waarschijnlijker dan onder hypothese B.
Voor het in spoor AAKJ4303NL waargenomen DNA-profiel is met behulp van de software LRmix Studio een kansberekening uitgevoerd voor de volgende hypothesen:
A) Het DNA-profiel van spoor AAKJ4303NL kan worden verklaard door de aanwezigheid van DNA van de referentiepersoon RABO2967NL.
B) Het DNA—profiel van spoor AAKJ4303NL kan worden verklaard door de aanwezigheid van DNA van onbekende persoon welke niet verwant is aan de referentiepersoon RABO2957NL.
Hierbij is voor beide hypothesen rekening gehouden met het gegeven dat in het DNA-profie| van spoor AAKJ4303NL allelic drop-out of allelic drop-in kan zijn opgetreden.
Onder hypothese A is het resultaat van deze handmatige vergelijking meer dan 10 miljard maal waarschijnlijker dan onder hypothese B.
Conclusies
Op grand van de resultaten van deze handmatige vergelijking kan het volgende geconcludeerd worden:
- Op basis van de resultaten van deze handmatige vergelijking kan de referentiepersoon RABO2967NL de mogelijke donor zijn van het celmateriaal in de sporen AAKO6415NL en AAKJ4303NL.
7. Het proces-verbaal van bevindingen van 9 februari 2018, opgemaakt en ondertekend door verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 9] , ordner 6, pagina’s 2544-2546, voor zover inhoudende zakelijk weergegeven:
Van het onderzoeksteam Gambia kregen wij het verzoek om de auto, Opel Vectra kenteken [kenteken 1] , te onderzoeken op de mogelijke aanwezigheid van een kogelgat of een kogelpunt in de auto.
Op donderdag 1 februari 2018, omstreeks 13.45 uur, startten wij met het onderzoek aan de Opel Vectra, kenteken [kenteken 1] . Wij zagen dat er onder het gaspedaal een beschadiging zat in het isolatiemateriaal van de bodemplaat onder het gaspedaal. Op deze locatie gaat de stuurstang door het schutbord van de auto. Doormiddel van sondering zagen en voelden wij dat het gat doorliep tot op het metaal van het schutbord. Tevens zagen wij door de sondering dat het schot langs de rechterzijde van het stuur was gegaan.
Wij zagen dat er een beschadiging in het schutbord zat, nabij de stuurkolom. Wij zagen dat de beschadiging paste bij de inslag van een kogelpunt.
Nadat de vloerbedekking onder het stuurkolom en het gaspedaal was verwijderd zagen wij een platgeslagen kogelpunt liggen. Deze kogelpunt (AAKW4392NL)is door ons in beslag genomen.
8. Het proces-verbaal van bevindingen van 7 februari 2018, opgemaakt en ondertekend door verbalisant [verbalisant 10] , ordner 1, pagina’s 386-387, voor zover inhoudende zakelijk weergegeven:
Op 7 februari 2018 werd door mij een patroonhouder en separaat daarvan een vuurwapen aangetroffen. De vinding werd door mij gedaan in de functie van coördinator van het Landelijke Team Onderwaterzoekingen. Er werd met een magneetdreg gezocht ter hoogte van de duiker onder de kruising Hegebeekweg met de Usselerveenweg te Enschede. Met deze magneet werd door mij aan de westzijde van de Usselerstroom ter hoogte van de eerder genoemde duiker het vuurwapen en patroonhouder gevonden.
9. Het proces-verbaal van bevindingen van 19 februari 2018, opgemaakt en ondertekend door verbalisant [verbalisant 11] , ordner 6, pagina’s 2609-2612, voor zover inhoudende zakelijk weergegeven:
Op woensdag 7 februari 2018, omstreeks 11.50 uur, kreeg ik het verzoek om te gaan naar de kruising van de Usselerveenweg met de Hegebeekweg te Enschede omdat aldaar in een beek een vuurwapen was aangetroffen.
Naar aanleiding van dit verzoek begaf ik mij naar de opgegeven locatie, alwaar ik op 7 februari 2018, omstreeks 12.15 uur, aankwam.
Collega [verbalisant 12] wees mij daarbij, aan de zuidzijde van de Usselerveenweg, op een plek in het water van de Usselerstroom juist naast de duiker. Collega [verbalisant 12] vertelde mij dat hij op deze locatie op de bodem van de Usselerstroom het genoemde vuurwapen met los daarbij een houder had aangetroffen. De collega vertelde mij verder dat hij dit vuurwapen en de houder daar in het water, met een hoeveelheid van dit water, had veiliggesteld in een ton welke daar op de kant stond. Ik zag dat het vuurwapen aan de linkerzijde was voorzien van de teksten :"ZORAKI", "M906" en "PTB946".
10. Een geschrift, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 3 juli 2018, opgemaakt door B. Jacobs, ordner 4, pagina’s 2174-2182, voor zover inhoudende zakelijk weergegeven:
Vuurwapen [AAKE8487NL]
Het wapen heeft de opschriften en de uiterlijke kenmerken van een semi-automatisch werkend alarmpistool van het merk Zoraki, model 906, kaliber 9mm Knal. Tijdens de verdere inspectie bleek dat het wapen is omgebouwd. Hierdoor kunnen er nu ‘scherpe’ patronen van het kaliber 6,35 Browning met het pistool worden verschoten.
Hulzen [AAHD4950NL, AAKJ4303NL, AAKO6415NL en AAKO6416NL]
Deze vier hulzen zijn voorzien van het bodemstempel ‘Geco 6.35’. De hulzen zijn van het kaliber 6,35mm Browning.
Systeemsporen
In de hulzen bevinden zich sporen die veroorzaakt zijn tijdens het verschieten uit een vuurwapen. Zo zijn er sporen te zien van een slagpin, een stootbodem en de kamer van een loop. De algemene vorm, plaats en grootte van deze systeemsporen passen bij de systeemkenmerken van vuurwapen [AAKE8487NL].
Sporen voor vergelijkend onderzoek
In een deel van de systeemsporen bevinden zich kraslijnen en/of oneffenheden die veroorzaakt zijn tijdens het verschieten uit een vuurwapen. Deze sporen zijn geschikt voor vergelijkend hulsonderzoek.
Hypothesestelling hulzen [AAHD4950NL, AAKJ4303NL, AAKO6415NL en AAK06416NL] en vuurwapen [AAKE8487NL]
Gezien de vraagstelling en de resultaten van het vooronderzoek zijn voor elk van de vier hulzen en het vuurwapen de volgende hypothesen beschouwd:
Hypothese 1: De huls is verschoten met het vuurwapen.
Hypothese 2: De huls is verschoten met een ander vuurwapen van hetzelfde kaliber en met dezelfde svsteemkenmerken als het vuurwapen.
Resultaten
Tijdens het vergelijkend onderzoek tussen de afvuursporen in de hulzen en die in de proefhulzen uit het vuurwapen is gebleken dat:
- de oneffenheden/kraslijnen in de slagpingatsporen in de hulzen [AAHD4950NL en AAKJ4303NL] voor een deel aansluiten met die in de proefhulzen;
- de oneffenheden in de slagpinindrukken voor een deel overeenkomen;
- de kraslijnen in de kamerrandsporen in de hulzen [AAKO6415NL en AAKO6416NL] voor een deel aansluiten met die in de proefhulzen;
- in de overige sporen geen kenmerkende overeenkomsten of verschillen werden waargenomen.
Interpretatie van de resultaten
De waargenomen mate van overeenkomst tussen de verschillende sporen in de
hulzen en in de proefhulzen wordt verwacht als de hulzen zijn verschoten met het
vuurwapen (hypothese 1).
Alle in de resultaten weergegeven sporen in de hulzen zijn op basis van de structuur van de onregelmatigheden in de sporen veroorzakende vuurwapenonderdelen als kenmerkend beoordeeld. Gezien de beoordeelde kenmerkende waarden van de sporen is de verwachting dat de combinatie van de sporen, met de betreffende mate van overeenkomst, conservatief beoordeeld, bij minder dan 1 op de minimaal 10.000 andere vuurwapens van hetzelfde kaliber en met dezelfde systeemkenmerken als het vuurwapen wordt aangetroffen (hypothese 2). Het minimaal verwachte voorkomen van de bevindingen is op basis van de huidige kennis niet nauwkeurig te bepalen; dit kan minder dan 1 op de 1.000.000 zijn.
Vraag 1
Er zijn aanwijzingen gevonden dat de verschoten munitiedelen afkomstig zijn uit vuurwapen [AAKE8487NL]. De sterkte van deze aanwijzingen wordt hieronder verder toegelicht.
Hulzen
Voor elk van de vier hulzen [AAHD495ONL, AAKJ4303NL, AAKO6415NL en AAKO6416NL], kaliber 6,35mm Browning, en vuurwapen [AAKE8487NL] zijn de volgende hypothesen beschouwd:
Hypothese 1: De huls is verschoten met het vuurwapen.
Hypothese 2: De huls is verschoten met een ander vuurwapen van hetzelfde kaliber en met dezelfde systeemkenmerken als het vuurwapen.
De bevindingen van het vergelijkend hulsonderzoek zijn minimaal zeer veel waarschijnlijker wanneer hypothese 1 waar is, dan wanneer hypothese 2 waar is.
11. Het proces-verbaal van verhoor van 26 januari 2018, inhoudende de door [getuige 1] op 26 januari 2018 afgelegde verklaring en opgemaakt en ondertekend door verbalisanten [verbalisant 13] en [verbalisant 14] , ordner 2, pagina’s 755-757, voor zover inhoudende zakelijk weergegeven:
In de nacht van 25 op 26 januari 2019 (de rechtbank begrijpt: 2018) ging ik om ongeveer 1.30-2.00 uur een rondje lopen. Kort nadat ik de Madioenstraat in was gelopen hoorde ik een auto naderen. De auto maakte een bijzonder geluid. Ik hoorde metaal schuren. Op het moment dat die auto uit de Malangstraat kwam gereden was ik op ongeveer 10 meter van de kruising van de Malangstraat en de Madioenstraat verwijderd. Ik dacht dat de auto grijs van kleur was. Ik zag dat het kenteken van de auto [kenteken 1] was. Toen ik langs de auto liep keek ik naar de auto. Ik zag toen dat er in de auto twee personen zaten.
12. Het proces-verbaal van verhoor van 19 februari 2018, inhoudende de door [getuige 2] op 18 februari 2018 afgelegde verklaring en opgemaakt en ondertekend door verbalisant [verbalisant 15] , ordner 2, pagina’s 728-732, voor zover inhoudende zakelijk weergegeven:
Ik woon aan [adres 2] te Enschede. In de nacht van 25 op 26 januari hoorde ik drie knallen. Ik weet niet meer of ik geschreeuw voor of na die knallen hoorde. Ik heb op mijn telefoon gekeken en het was 02.03 of 02.04 uur. Ik ben mijn bed uitgegaan en heb het rolluik iets verder geopend. Ik zag door het luik op de Madioenstraat twee auto’s. Ze stonden half geparkeerd op de parkeerplaats tegenover de snackbar. De cafetaria zit op de hoek van de Madioenstraat met de Malangstraat. Er was in ieder geval een zwarte auto die weg reed. Die andere die later weg reed was grijs van kleur, in ieder geval licht. De auto’s reden verder de Madioenstraat in. Behalve de knallen hoorde ik ook een schreeuwend gesprek. Ik denk twee verschillende stemmen. De ene schreeuwt naar de andere. Ik ga ervan uit dat het mannenstemmen waren.
13. Het proces-verbaal van verhoor van 3 oktober 2018, inhoudende de door [medeverdachte] op 31 januari 2018 afgelegde verklaring en opgemaakt en ondertekend door verbalisant [verbalisant 16] , ordner 3, pagina’s 1563-1616, voor zover inhoudende zakelijk weergegeven:
A: In elk geval, die dag, die gast waar jullie het over hebben, ik wist niet dat dat die gast was.
V: [slachtoffer] .
A: Ja ik weet de naam niet. Ik hoorde later dat het slachtoffer [alias slachtoffer] wordt genoemd. Hij is vroeger mijn dealer geweest. Ik zag een foto van hem. .
[verdachte] had drugs geregeld op donderdag, daarom ging ik naar hem toe op de donderdag vlak voor het hele gebeuren. Ik weet wel gewoon dat die jongen belde en dat ze hebben afgesproken. Diegene belde hem dat was wel duidelijk, want eigenlijk zouden we weg rijden totdat degene belt en hij daar bleef staan. Eigenlijk waren we van plan weg te rijden als er geen telefoon was gekomen.
Er kwam een auto aan en ik mocht absoluut niet bewegen. Daarvoor had hij mij al bedreigd. Ik zat in de auto naast de bestuurder.
V: Wie zat nog meer in de auto?
A: [verdachte] . Alleen wij twee. Toen is [verdachte] eruit gestapt aan de bestuurderskant. Een ding kan ik wel zeggen, welke straat het geweest is kan ik zo zeggen aan de verhaal wat hij aan zijn moeder deed. Cafetaria Hoogland.
En toen liep hij naar de auto toe en toen zaten ze te praten. Nou en toen hoorde ik een paar knallen. [verdachte] was wel uit de auto, hij was niet ingestapt. Die auto is gewoon doorgereden. Ik heb helemaal niks gehoord dan alleen maar bam bam bam. Ik dacht drie keer. [verdachte] loopt gewoon zo en die stapt in de auto en die zei van ik heb drie keer in z’n kloten geschoten. Hij zegt van jij gaat er ook aan.
V: Wat heeft [verdachte] verteld voordat hij uitstapte tegen jou?
A: Hij was mij aan het vragen over [alias slachtoffer] dat ik hem kende. Want toen was hij zo boos, hij zou mij een lesje leren en dit en dat. Wan toen wou die ook op mij schieten, want er moest ook een kogelgat in de auto zijn voor zover ik weet. Waar wij in reden. Ik heb die pistool niet gezien. Alleen even in de auto, toen hij op mij wou schieten toen hij zo deed en dat er een knal in de auto zeg maar kwam.
V: Je hebt het pistool wel gezien toen hij dit deed en je doet je hand naar achteren toe. Je maakt een beweging die lijkt op naar achteren trekken van de sleep van een pistool.
A: Zeg maar zoiets en dat was nog voor die jongen. Toen kwam er een schot los in de auto. Dat was voor het pang pang pang.
V: Hij stapt in.
A: We hadden een kapotte band. Op de terugweg volgens mij kapotte band gehad. Want toen reed hij zo tegen zo’n rotonde aan.
Zijn moeder heeft ons opgehaald. En zijn moeder begon te vragen over pistool, ze wist het dan blijkbaar. Zijn telefoon gingen ze ook samen ophalen, want toen was ik ook in de auto. We hebben langs jullie heen gereden en zijn moeder die zag dat die auto weggesleept werd. Op dat moment hebben ze de pistool weg gedaan.
V: Waar is het pistool weg gedaan?
A: Rutbeek, maar iets noem mij een naam, rivier naam of zoiets. Is een vijver ofzo. Bij grote hefbomen. Vanuit daar ergens gingen ze zo en daar was een bruggetje met zo’n klepje ook. Daar hebben ze het gegooid in water. [verdachte] gooide.
A: Want die pistool had ze ook haar theedoek om gewikkeld. Die moeder. [verdachte] moest al zijn vingersporen van zijn moeder afvegen. Zodat hij de pistool zeg maar vingerafdrukken weg vegen in moest leggen in de theedoek en op dat moment omdat we aan het rijden waren moest ik dat even onder de bank leggen. En toen heb ik hem dat weer terug moeten geven omdat hij dat moest weggooien.
(opmerking: maakt beweging die lijkt op het naar achteren trekken van de slede van een pistool). Toen er een knal in de auto kwam. Dat was voor het gebeuren met die jongen. De kogels heeft hij los in een folie gewikkeld en tussen de bomen gegooid.
14. Het proces-verbaal van verhoor van 12 februari 2018, inhoudende de door [medeverdachte] op 8 februari 2018 afgelegde verklaring en opgemaakt en ondertekend door verbalisanten [verbalisant 17] en [verbalisant 18] , ordner 3, pagina’s 1617-1638, voor zover inhoudende zakelijk weergegeven:
Die pistool was bij de moeder. Dat heb ik geëist voor mijn eigen veiligheid. Dat was een tijdje terug. Het was een keer ervoor dat het pistool er plots was. [verdachte] heeft het pistool aan zijn moeder gegeven. Zijn moeder had het pistool thuis. Zij zou hem verstoppen. Dat was hetzelfde pistool als die dag, die hij in handen had. Dat weet ik zeker.
V: Op het moment dat je het zag, dat pistool.
A: Heb ik alsnog niet gezien, ik hoorde alleen maar knallen buiten. In de auto deed ie zo, het was niet zo’n groot pistool, het was een kleine pistool dat weet ik wel.
V: Heb je het toen wel of niet gezien?
A: Een beetje wel natuurlijk. Als ze mee gaan zo doen (O: verdachte brengt haar handen samen en maakt een beweging die lijkt op het naar achteren trekken van de slede van een wapen).
V: Waarom ging het schot af in de auto?
A: Toen zat hij al heel heftig…ik ga dit doen ik ga dat doen, ik ga je vermoorden als ik er achter kom. Hij wilde weten of ik met anderen had geneukt. Hij vroeg mij gewoon over wat ik had gedaan of niet. Steeds dezelfde discussie. Hij zegt dus je wilt zeggen dat ik een leugenaar ben? En toen trok die zo (O: verdachte strekt haar armen, brengt haar handen bij elkaar en beweegt een van de handen wat naar zich toe). Jij gaat eraan en hij gaat er ook aan.
V: Wie is hij?
A: Hij bedoelt…ik denk dat hij die dealer bedoelde. Ik weet niet hoe hij heet maar ik noem hem altijd [alias slachtoffer] . Hij zat er heel erg mee of ik het met hem had gedaan. Omdat ik niet wist wie er zou komen probeerde ik steeds te vragen van wie is het. Wij waren op dat moment daar op het punt waar we geparkeerd stonden. Ik denk dat we daar een half uur waren maximaal.
V: Dat moment dat hij jou bedreigt dat hij schiet in de auto en dat hij zegt van die dealer gaat er ook aan, hoe lang duurt het voordat die dealer er was?
A: Binnen een half uurtje, kwartier of twintig minuten. Toen hij net de sleutel wilde draaien werd hij weer pissig en kreeg hij een telefoontje van de jongen die overleden is. Dat weet ik zeker, want toen zei hij: is goed ik wacht hier. Toen bleef hij staan en nog geen vijf minuten later komt die jongen aan rijden.
Die dag waren wij bij [naam 9] . Hij had dus een nieuwe dealer. Ik denk hun kunnen wel helpen, maar toen bleek dat [verdachte] dus geen geld had. Hij heeft zelfs zijn horloge willen panden die hem duizend euro heeft gekost en die auto woe die zelfs gaan panden. Die jongens probeerden hem toen af te poeieren. Maar toen was zijn reactie bos tegen mij zo van pak je tas, kom. Toen moest ik hem achtervolgen en toen heeft hij een paar mensen gebeld, waaronder blijkbaar [alias slachtoffer] .
15. Het proces-verbaal van bevindingen van 5 maart 2018, opgemaakt en ondertekend door verbalisanten [verbalisant 19] en [verbalisant 16] , ordner 1, pagina’s 126-127, voor zover inhoudende zakelijk weergegeven:
Op 1 februari 2018 zijn verbalisanten gaan rijden met de verdachte: [medeverdachte] .
Tijdens de rit in Enschede en rondom het recreatiegebied ‘Het Rutbeek’ deed de verdachte een aantal uitspraken die hieronder samenvattend worden weergegeven.
‘Hij heeft het pistool schoon gemaakt met de theedoek en toen hadden [verdachte] en zijn moeder discussie. [verdachte] heeft het wapen weggegooid en het plonsde het water niet in.
16. Het proces-verbaal van bevindingen van 6 februari 2018, opgemaakt en ondertekend door verbalisant [verbalisant 10] , ordner 1, pagina 131, voor zover inhoudende zakelijk weergegeven:
Op 5 februari 2018 bevond ik mij op de locatie Hegebeekweg/Usselerveenweg te Enschede. Aldaar is de Usselerstroom gelegen. Tijdens het ter plaatse ingestelde onderzoek werd door mij een theedoek aangetroffen naast de duiker. De theedoek bevond zich onder water.
17. Het proces-verbaal van bevindingen van 16 oktober 2018, opgemaakt en ondertekend door verbalisant [verbalisant 20] , ordner 1, pagina 403, voor zover inhoudende zakelijk weergegeven:
[naam 1] en haar man [naam 10] zijn vrienden van ons. Eind januari 2018 heeft [naam 1] telefonisch contact met mij opgenomen. Zij gaf mij toen aan dat ze ergens mee zat en vroeg strikte geheimhouding. Ze refereerde aan een moord in Enschede waarbij het slachtoffer dood in een auto was aangetroffen. De dader zou voorvluchtig zijn. Ze vertelde mij dat zij wist wie de mogelijke dader was. Dit zou de zoon van haar zus, [naam 11] , zijn. Deze informatie had zij van [naam 11] gekregen. Vervolgens vroeg ze om advies wat ze moest doen, omdat ze het wel wilde melden. Ik heb haar toen de verschillende mogelijkheden van melden uitgelegd.
18. Een geschrift, te weten een tapgesprek van 27 januari 2018 om 18:37:58 uur, tussen [naam 12] en [naam 13] .
[naam 12] zegt: was rond die tijd, de tijd staat er ook op. Daar kan hij zich niet uit lullen. En bij mij komen ze niet. Ik heb hem toch geen pistool in de handen gegeven. Had ik hem maar tegengehouden. [naam 13] zegt: ik zit ook te brullen hoor, ben ook van de kaart.. oh wat een domme jongen, wat een domme jongen, hoe kun je het, als hij alcohol op heeft is ie gek. [naam 12] zegt: ja dat zeg ik.
19. Het proces-verbaal van verhoor van 29 januari 2018, inhoudende de door [naam 1] op 28 januari 2018 afgelegde verklaring en opgemaakt en ondertekend door verbalisanten [verbalisant 18] en [verbalisant 21] , ordner 2, pagina’s 893-897, voor zover inhoudende zakelijk weergegeven:
Ik ben de zus van [naam 12] . Mijn zus belde mij zaterdagmorgen en zei: ‘Er is iets heel ergs gebeurd’. Ze is toen bij mij gekomen. Mijn zus vertelde mij: ‘ [verdachte] heeft geschoten’. [naam 11] was verschrikkelijk van de kaart. We hebben samen op TV Oost teletekst gekeken en toen lazen wij dat degene overleden was. [naam 11] zei: ‘Mijn ene zoon onder de trein en de andere is misschien een moordenaar’.
Ik heb gelijk naar een vriend van mij gebeld die bij de politie werkt. Die heb ik het verhaal verteld. Ik heb een brief geschreven.
Ze, [verdachte] en zijn Turkse vriendin, zijn naar de Madioenstraat met hoek de Malangstraat gegaan. Daar was de afspraak. Ik weet alleen dat daar geschoten is. Ik heb ook gehoord dat ze, [verdachte] en vriendin, geen geld hadden. Nadat er geschoten is, is die auto met het slachtoffer de Malangstraat nog uitgereden want daar is hij uiteindelijk aangetroffen. [verdachte] is zelf weggereden en die had nog een lekke band. Die auto heeft hij zelfs laten staan. Ik weet niet waar het wapen vandaan kwam. Ik weet alleen dat het weg is.
20. Het proces-verbaal van verhoor van 30 januari 2018, inhoudende de door [naam 12] op 30 januari 2018 afgelegde verklaring en opgemaakt en ondertekend door verbalisanten [verbalisant 22] en [verbalisant 18] , ordner 2, pagina’s 839-844, voor zover inhoudende zakelijk weergegeven:
Vrijdagochtend zag ik [verdachte] . [verdachte] is achter het huis over de poort geklommen en is bij mij naar binnen gegaan. Hij opende de poort en toen kwam [naam 14] ook aanlopen. Ze kwamen allebei binnen en gingen op de bank zitten. [naam 14] zei: ‘Er is bij de cafetaria geschoten’. Toen zegt ze: ‘Ja, maar hij reed nog weg, hij leeft want hij reed nog weg’.
21. Het proces-verbaal van verhoor van 22 mei 2018, inhoudende de door [naam 12] op 1 mei 2018 afgelegde verklaring en opgemaakt en ondertekend door verbalisanten [verbalisant 18] en [verbalisant 17] , ordner 2, pagina’s 848-884, voor zover inhoudende zakelijk weergegeven:
V: Wat wist u van het wapen?
A: Dat hij een wapen had. Ik ben met [verdachte] rond gaan rijden. Hij heeft een keer een plas gedaan en ik weet niet waar dat pistool is.
A: Ja, ’s avonds was hij al helemaal raar.
V: Welke avond?
A: Dat zal de avond ervoor zijn geweest. Hij rende naar boven en hij rende weer naar beneden. Ik heb hem gezien en ik zag aan zijn kop dat het niet goed is.
(…)
A: Hij heeft mij ’s avonds nog gebeld. Die avond ervoor. Van donderdag op vrijdag. Ik heb hem donderdags nog gezien. Toen is hij naar boven gegaan. Ben ik wakker geworden. Toen heb ik de deur los gedaan en toen stond ik onderaan de trap. En toen kwam hij alweer naar beneden.
V: Toen had hij u gebeld.
A: Hij vroeg mij om geld. Ik zeg: [verdachte] ik heb geen geld. Ik zeg: ik heb niks.
22. Het proces-verbaal van bevindingen van 16 mei 2018, opgemaakt en ondertekend door verbalisant [verbalisant 23] , ordner 1, pagina’s 248-259, voor zover inhoudende zakelijk weergegeven:
Ten behoeve van het onderzoek werden camerabeelden van de Rabobank, gevestigd aan de Veldhoflanden 15 te Enschede opgevraagd en veiliggesteld. Op 25 januari 2018, 23:55:40 uur komt een grijze Opel Vectra aan rijden, waarbij op latere beelden te zien is dat [verdachte] als bestuurder uitstapt en in de richting loopt van de pinautomaat. [verdachte] komt uit de richting lopen van de geparkeerd staande Opel Vectra. Te zien is dat [verdachte] vermoedelijk zijn pinpas in de pinautomaat stopt. [verdachte] is bezig met pinnen en op de weergegeven tekst is te zien dat er te weinig saldo is. [verdachte] loopt weer terug naar de Opel Vectra en gaat weer op de bestuurdersstoel van de Opel Vectra zitten.
23. Het proces-verbaal van bevindingen van 9 maart 2018, opgemaakt en ondertekend door verbalisanten [verbalisant 17] en [verbalisant 16] , ordner 2, pagina’s 975-976, voor zover inhoudende zakelijk weergegeven:
Op 9 maart 218 werd [getuige 5] als verdachte in vrijheid gesteld. Wij hebben [getuige 5] gezegd dat wij hadden gehoord dat hij informatie had over de dood van [slachtoffer] en aan hem gevraagd of hij een getuigenverklaring af wilde leggen. [getuige 5] gaf aan dat hij geen getuigenverklaring af wilde leggen. Hij wilde ons wel vertellen wat hij wist.
[getuige 5] verklaarde:
[verdachte] is 20 minuten voor het gebeuren bij mij in de woning geweest. Die Turkse hoer van [verdachte] zat nog in de auto. [verdachte] vroeg mij om geld. Hij wilde coke kopen. IK zei tegen [verdachte] dat ik hem geen geld wilde geven. [verdachte] bood mij zijn Rolex te koop aan. Die wilde ik niet. [verdachte] vulde een glas met Whisky en heeft de inhoud van het glas in een keer naar binnen gegooid. Ik had 40 euro op de salontafel liggen. [verdachte] greep die van mijn tafel en stak het geld in de binnenzak van zijn jas. Met mijn andere hand heb ik mijn geld weer uit de binnenzak gepakt. Terwijl ik hem vasthield om zijn nek voelde ik iets zwaars in een van zijn jaszakken. ik voelde met mijn linkerhand en zag een pistool.
[verdachte] verklaarde dat hij niet zeker weet of het 20 minuten voor de schietpartij was, maar wel weet hij zeker dat het in de nacht van de schietpartij is geweest.
24. Het proces-verbaal van verhoor van 15 februari 2018, inhoudende de door
[getuige 4] op 15 februari 2018 afgelegde verklaring en opgemaakt en ondertekend door verbalisanten [verbalisant 19] en [verbalisant 18] , ordner 2, pagina’s 777-779, voor zover inhoudende zakelijk weergegeven:
Ik ken een Turkse vrouw die [naam 14] (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte] ) heet. Ik kan mij herinneren dat [naam 14] dat bewuste weekend, het was een donderdag of een vrijdag, bij mij is geweest. Ze was samen met een kwal van een vent. Hij had een bril op. Hij wilde cocaïne van mij hebben. [naam 14] zat rustig in mijn woonkamer. [verdachte] was druk en liep rond door mijn woonkamer. Ze hadden geen geld. [verdachte] bood mij nog een horloge als onderpand aan. Ik wilde dat niet. Ik weet het niet zeker, maar volgens mij wilde [verdachte] een grammetje coke hebben. Hij wilde een hele. Zo noemen wij een gram coke. Ze waren met de auto geloof ik. Ik hoorde namelijk at [naam 14] klaagde over de rijstijl van [verdachte] .
V: Hoe was de gemoedstoestand van [verdachte] toen hij vertrok?
A: Hij was niet al te vrolijk. Hij had geen coke gekregen.
25. Het proces-verbaal van verhoor van 27 januari 2018, inhoudende de door [getuige 3] op 27 januari 2018 afgelegde verklaring en opgemaakt en ondertekend door verbalisanten [verbalisant 24] en [verbalisant 25] , ordner 2, pagina’s 788-792, voor zover inhoudende zakelijk weergegeven:
[verdachte] heeft mij gebeld. Hij vroeg of ik drugs naar hem kon brengen. Ik vroeg aan hem hoeveel. [verdachte] gaf aan ‘genoeg’. Ik vroeg aan hem 100? Ik hoorde [verdachte] zeggen: ‘Ja, is goed’. Volgens mij is het van donderdag op vrijdag 26 januari gebeurd. Ik werd tussen 22.00 en 2.00 gebeld door deze [verdachte] . [verdachte] is een gebruiker. Ik vroeg vervolgens aan [verdachte] of hij naar de Wesselerbrink kon komen. [verdachte] bevestigde dat hij naar het adres zou komen. Volgens mij zit er ongeveer twee a drie uurtjes tussen het eerste en tweede telefoongesprek. Tussen die eerste en tweede telefoongesprek heb ik contact gehad met [slachtoffer] . We bellen elkaar over en weer en er vonden die avond/nacht meerdere gesprekken plaats. Dit omdat [slachtoffer] dan ergens staat om de bestelling af te leveren. Het is zo dat ik en [slachtoffer] met zijn tweeën het ‘bedrijfje’ runnen. [slachtoffer] leverde die donderdag de voorraad. Ik heb [slachtoffer] gezegd dat deze [verdachte] had gebeld en verteld wat hij wilde hebben. Ik had volgens mij geen tijdstip afgesproken met [verdachte] . Vaak dan bel ik een minuut of twee van tevoren op dat ze naar de afgesproken plek kunnen komen. Op een gegeven moment werd ik weer door [verdachte] gebeld. Ik hoorde dat [verdachte] tegen mij zei dat hij niet meer naar het adres kon komen, omdat hij een lekke band had. Hij vroeg aan mij of ik naar Hogeland bij Maestro wilde komen. Ik ben daarmee akkoord gegaan en heb het adres gewijzigd naar de cafetaria. Dit zit vlak bij elkaar. Ik hoorde [verdachte] zeggen dat hij een Vectra had. [slachtoffer] vroeg mij waar [verdachte] zou staan. Ik vertelde [slachtoffer] ook dat [verdachte] voor 100 euro wilde hebben. Voor 100 euro kreeg [verdachte] 1 gram cocaïne. Dit is veel als iemand dit besteld. Ik zei tegen [slachtoffer] dat [verdachte] bij de cafetaria met die gokkasten zou staan en als hij daar niet zou staan dat hij bij cafetaria [naam 16] was. Volgens mij was [slachtoffer] daar al in de buurt want normaal gesproken belt hij mij als hij in de buurt is zodat een klant naar buiten kan komen of dat ze de deur open doen of dat ze op de afgesproken plek komen. Tijdens het gesprek hoorde ik [slachtoffer] in een keer zeggen: ‘Ik zie iets raars man’. Ik vroeg nog wat hij zag, maar ik kreeg geen gehoor meer en de verbinding werd verbroken. Toen [slachtoffer] dit zei klonk hij verbaast, angstig, verrast. Ik heb meerdere keren geprobeerd [slachtoffer] te bellen, maar ik kreeg geen gehoor. Ik heb [verdachte] proberen te bellen met mijn telefoon. Ik hoorde dat de telefoon twee keer over ging. Daarna bij de derde keer werd het gesprek weg gedrukt. Vervolgens 10 a 20 minuten later werd ik gebeld door [naam 15] . Hij vertelde mij dat [slachtoffer] dood was.
26. Het proces-verbaal van verhoor van 3 juli 2018, inhoudende de door verdachte
[verdachte] op 3 juli 2018 afgelegde verklaring en opgemaakt en ondertekend door verbalisanten [verbalisant 17] en [verbalisant 18] , ordner 3, pagina’s 1793-1797, voor zover inhoudende zakelijk weergegeven:
V. Waar reed je in op de dag van het incident?
A: Dat was een Opel Vectra van [naam 17] . De auto is zilvergrijs van kleur. Die auto heeft heel lang op de camping gestaan met een lekke band. Ik heb er een nieuwe band op gezet. Daarna heb ik weer een lekke band gekregen. Dat was op de dag van het incident. Dat was een band linksvoor. Ik heb vol een rotonde geraakt.
V: We kunnen stellen dat jij in de auto hebt gereden?
A: Ja, ik heb gereden.