ECLI:NL:RBOVE:2019:4626

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
30 oktober 2019
Publicatiedatum
9 december 2019
Zaaknummer
234609 FT RK 19-576
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Faillissementsaanvraag van Vrijheid Apeldoorn B.V. door Victoria Beheer B.V. met betrekking tot steunvorderingen en betalingsonmacht

Op 30 oktober 2019 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de faillissementsaanvraag van Vrijheid Apeldoorn B.V. door Victoria Beheer B.V. Victoria Beheer heeft een vordering van € 1.668.263,49 op Vrijheid Apeldoorn, gebaseerd op een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis van de rechtbank Gelderland van 19 juni 2019. Vrijheid Apeldoorn heeft verweer gevoerd en betwist dat er sprake is van een vordering die kan worden verrekend. De rechtbank heeft vastgesteld dat Vrijheid Apeldoorn in een toestand verkeert waarin zij heeft opgehouden te betalen, aangezien zij meerdere schulden bij verschillende schuldeisers onbetaald laat. De rechtbank heeft de steunvorderingen van Victoria Beheer beoordeeld en geconcludeerd dat deze vorderingen, waaronder die van de ABN Amro Bank en Loda Holding B.V., als steunvorderingen kunnen worden meegenomen in de faillissementsaanvraag. De rechtbank heeft geoordeeld dat het aanvragen van faillissement door Victoria Beheer geen misbruik van bevoegdheid oplevert, gezien de substantiële vordering die zij heeft op Vrijheid Apeldoorn. Uiteindelijk heeft de rechtbank Vrijheid Apeldoorn B.V. in staat van faillissement verklaard en mr. C.A.M. Luttikhuis benoemd tot curator.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Toezicht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: 234609 FT RK 19-576
Faillissementsnummer: C/08/19/308 F
Uitspraakdatum: 30 oktober 2019
Vonnis tot faillietverklaring
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Victoria Beheer B.V.,
gevestigd te ’s-Gravenhage,
verzoekster, hierna respectievelijk te noemen “Victoria Beheer”
advocaat: mr. R. van Biezen te Den Haag,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Vrijheid Apeldoorn B.V.,
statutair gevestigd te Hengelo (O),
verweerster, hierna te noemen “Vrijheid Apeldoorn”
advocaat: mr. L. Wijnbergen te Utrecht.

1.De procedure

1.1
Op 4 juli 2019 is ter griffie van deze rechtbank ontvangen een door mr. van Biezen namens Victoria Beheer ingediend verzoekschrift strekkende tot faillietverklaring van Vrijheid Apeldoorn.
1.2
Het verzoekschrift is behandeld in raadkamer van deze rechtbank op 18 september 2019, welke behandeling is voortgezet op 16 oktober 2019.
1.3
Van hetgeen verhandeld zijn door de griffier steeds aantekeningen gemaakt.
1.4
De rechtbank heeft de uitspraak bepaald op vandaag.

2.De standpunten van partijen

het standpunt van Victoria Beheer
2.1
Victoria Beheer verzoekt de rechtbank om Vrijheid Apeldoorn in staat van faillissement te verklaren. Zij voert daartoe het volgende aan.
2.2
Victoria Beheer heeft een vordering op Vrijheid Apeldoorn van € 1.668.263,49 op basis van een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis van de rechtbank Gelderland van
19 juni 2019.
2.3
Naast de vordering van Victoria Beheer laat Vrijheid Apeldoorn ook andere vorderingen onbetaald. De rechtbank zal de door Victoria Beheer gepresenteerde steunvordering bij de beoordeling bespreken.
het standpunt van Vrijheid Apeldoorn
2.4
Vrijheid Apeldoorn voert verweer tegen het verzoek tot faillietverklaring en stelt dat het verzoek moet worden afgewezen, met veroordeling van Victoria Beheer in de kosten van de procedure.
2.5
Vrijheid Apeldoorn betwist de door Victoria Beheer gestelde vordering. Vrijheid Apeldoorn heeft appel ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland van
19 juni 2019 en in hoger beroep afwijzing van de vordering van Victoria Beheer gevorderd. Voorts stelt Vrijheid Apeldoorn zich op het standpunt dat zij substantiële tegenvorderingen heeft op Victoria Beheer, waarvoor thans bij de rechtbank Gelderland wordt geprocedeerd. Vrijheid Apeldoorn beroept zich dan ook op verrekening met haar aanzienlijk hogere vordering op Victoria Beheer.
2.6
Door op dit moment – nu Victoria Beheer een voor haar gunstig vonnis in de hand heeft en over de vordering van Vrijheid Apeldoorn op Victoria Beheer nog wordt geprocedeerd – het faillissement aan te vragen, maakt Victoria Beheer misbruik van haar bevoegdheid.
2.7
Tevens betwist Vrijheid Apeldoorn de door Victoria Beheer gepresenteerde steunvorderingen. Kort samengevat, omdat:
- de vorderingen kunnen worden verrekend met de vordering van Vrijheid Apeldoorn, waarover thans nog een procedure loopt,
- het inter-company vorderingen betreft,
- de vorderingen zijn overgedragen aan [A] B.V.
- de vorderingen inhoudelijk worden betwist, of teniet zijn gegaan.

3.De beoordeling

het vorderingsrecht van de aanvrager
3.1
Ter beoordeling van het verzoek dient de rechtbank allereerst vast te stellen of summierlijk is gebleken van het vorderingsrecht van de aanvrager van het faillissement. De rechtbank stelt in dat kader vast dat de vordering van Victoria Beheer op Vrijheid Apeldoorn blijkt uit een – uitvoerbaar bij voorraad verklaard – vonnis van de rechtbank Gelderland van 19 juni 2019. Tegen dit vonnis is weliswaar hoger beroep ingesteld, maar dat doet niet af aan het vorderingsrecht van de aanvrager van het faillissement.
3.2
Het verweer van Vrijheid Apeldoorn dat zij een vordering heeft op Victoria Beheer, waarmee kan worden verrekend, wordt door de rechtbank verworpen. Uit het overgelegde tussenvonnis van de rechtbank Gelderland van 25 september 2019 blijkt dat Victoria Beheer geen gedaagde partij is in conventie, maar zich aan de zijde van eiser in reconventie heeft gevoegd. Victoria Beheer is wel één van de tien maten in de Maatschap [A] , die samen met 22 anderen gedaagd is in de procedure. Opvallend is echter dat enkele maten uit de maatschap, zoals Loro Viking B.V., Bluebells B.V. en Monte Rosa B.V., in tegenstelling tot Victoria Beheer wel gedaagden zijn in de procedure naast de maatschap.
Als Vrijheid Apeldoorn op enig moment in het gelijk zou worden gesteld, is het maar zeer de vraag of en zo ja tot op welke hoogte haar vordering op de maatschap kan worden verrekend met de vordering die Victoria Beheer heeft uit hoofde van het eerdere vonnis van de rechtbank Gelderland van 19 juni 2019.
Daarnaast blijkt uit het tussenvonnis van 25 september 2019 geenszins dat sprake is van een verrekenbare vordering van Vrijheid Apeldoorn op Victoria Beheer. De rechtbank is dan ook van oordeel dat op dit moment niet aannemelijk is dat de procedure op enig moment zal leiden tot een verrekenbare vordering van Vrijheid Apeldoorn op
Victoria Beheer.
3.3
De stelling van Vrijheid Apeldoorn dat zij in geval van afwijzing van het door haar ingestelde hoger beroep en afwijzing van haar vordering door de rechtbank Gelderland, de vordering van Victoria Beheer kan voldoen, is niet onderbouwd. Integendeel, Vrijheid Apeldoorn heeft erkend dat zij geen liquiditeit heeft en geen activiteiten meer ontplooit. De voldoening van de vordering van Victoria Beheer en de voldoening van andere schuldeisers kan enkel volgen, indien Vrijheid Apeldoorn in gerechtelijke procedures in het gelijk wordt gesteld.
3.4
De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat het vorderingsrecht van Victoria Beheer vast staat. Dit vorderingsrecht blijkt uit het uitvoerbaar bij voorraad verklaarde
vonnis van de rechtbank Gelderland van 19 juni 2019. Op deze vordering heeft geen betaling plaatsgevonden en evenmin is waarschijnlijk dat dit op korte termijn zal kunnen gebeuren.
misbruik van bevoegdheid
3.5
De stelling van Vrijheid Apeldoorn dat Victoria Beheer enkel het faillissement aanvraagt om de lopende procedure bij de rechtbank Gelderland te doorkruisen, houdt geen stand. Zoals reeds is vastgesteld in r.o. 3.2 is Victoria Beheer geen gedaagde partij bij die procedure en is zij slechts zijdelings als maat van de gedaagde maatschap betrokken.
3.6
Bovendien staat vast dat Victoria Beheer een substantiële vordering van € 1.668.263,49 heeft op Vrijheid Apeldoorn, waarop nog niets is betaald en waarvoor ook geen zekerheid is gesteld, terwijl Vrijheid Apeldoorn ook geen activiteiten meer ontplooit. Onder die omstandigheden levert het aanvragen van het faillissement geen misbruik van bevoegdheid op.
pluraliteit van schuldeisers
3.7
Victoria Beheer heeft aangevoerd dat Vrijheid Apeldoorn naast haar vordering nog andere schuldeisers onbetaald laat.
3.8
Vrijheid Apeldoorn betwist het bestaan van deze steunvorderingen en verdeelt de opgevoerde steunvorderingen in vier categorieën. De rechtbank hanteert bij de bespreking van de steunvorderingen en het verweer van Vrijheid Apeldoorn deze indeling.
betwiste of teniet gegane schulden
3.9
Volgens Vrijheid Apeldoorn zijn er drie steunvorderingen die worden betwist of teniet zijn gegaan.
3.1
De meest in het oog springende vordering is die van de ABN Amro Bank, ter hoogte van € 880.501,00. Dit bedrag, alsmede de hoofdelijke aansprakelijkheid van Vrijheid Apeldoorn voor de betaling daarvan, worden niet betwist.
Vrijheid Apeldoorn stelt zich echter op het standpunt dat de ABN Amro Bank,
vanwege haar pandrecht op de debiteurenportefeuille van Nimol Rotterdam (één van de andere vennootschappen die hoofdelijk aansprakelijk is voor deze vordering), verhaal kan halen op die portefeuille tot een bedrag van € 538.319,00. Voor het overige zou de heer [C] , die eveneens hoofdelijk aansprakelijk is voor deze vordering, een bedrag tot € 250.000,00 kunnen betalen, omdat hij voor dat bedrag wordt gevrijwaard door de heer [D] .
De rechtbank stelt vast dat de vordering van de ABN Amro Bank opeisbaar is tot een bedrag van € 880.501,00 en dat Vrijheid Apeldoorn hoofdelijk aansprakelijk is voor deze vordering. Eventuele alternatieve verhaalsmogelijkheden voor de bank doen niets af aan dit vorderingsrecht. Bovendien zou verhaal op de debiteurenportefeuille van Nimol Rotterdam enkel leiden tot het ontstaan van een regresvordering op
Vrijheid Apeldoorn. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de vordering van de
ABN Amro Bank kan dienen als steunvordering bij deze faillissementsaanvraag.
3.11
De door Victoria Beheer overgelegde vordering van Loda Holding B.V. vloeit voort
uit een geldleningsovereenkomst. Ten tijde van het vonnis van de rechtbank Gelderland van 13 december 2016 over deze overeenkomst, bedroeg de vordering € 1.838.437,00. Het bestaan van de vordering en de hoogte van de schuld werden destijds en worden ook thans niet door Vrijheid Apeldoorn betwist.
Wel staat vast dat de vordering uit deze geldleningsovereenkomst niet opeisbaar is. Dat blijkt uit het vonnis van 13 december 2016 en in zoverre is de rechtbank het eens met Vrijheid Apeldoorn. Echter, voor de vaststelling of sprake is van meerdere schuldeisers, is niet noodzakelijk dat de vorderingen van die schuldeisers opeisbaar zijn. Ook de mogelijkheid van verrekening, zoals door Vrijheid Apeldoorn voorgesteld, doet niet af aan het bestaan van de vordering. Er is immers niet verrekend. Voorts is het niet waarschijnlijk dat verrekening mogelijk is, gelet op het oordeel van de Ondernemingskamer over de vordering die Vrijheid Apeldoorn ter verrekening stelt te hebben op Loda Holding B.V. De rechtbank stelt dan ook vast dat de vordering van Loda Holding B.V. kan dienen als steunvordering.
3.12
De vordering van DAAN Advocatuur ad € 128.869,00 is voldaan en kan niet worden meegenomen als steunvordering.
Tussenconclusie
3.13
De rechtbank stelt vast dat op grond van het voorgaande reeds kan worden geconcludeerd dat Vrijheid Apeldoorn verkeert in de toestand van te hebben opgehouden te betalen, nu summierlijk is gebleken van het vorderingsrecht van
Victoria Beheer en nu zij meer schulden bij meer dan één schuldeiser onbetaald laat (namelijk de vorderingen van de ABN Amro Bank en Loda Holding B.V.).
3.14
De rechtbank acht het evenwel van belang om ook de andere discussiepunten in deze zaak te bespreken.
interne vorderingen van aan de heer [C] toebehorende vennootschappen
3.15
Victoria Beheer noemt drie steunvorderingen, die volgens Vrijheid Apeldoorn zijn aan te merken als intercompany-vorderingen. Het gaat om:
- een vordering van € 1.200.000,00 aan Immo Heembeek BVBA,
- een vordering van € 1.027.485,00 aan Melmar Pensioen B.V,
- een vordering van € 4.954.000,00 aan Hassel Holding B.V.
3.16
Vrijheid Apeldoorn heeft het bestaan van deze vorderingen en de hoogte daarvan niet betwist. Zij stelt zich op het standpunt dat sprake is van intercompany-vorderingen en dat deze daarom niet kunnen dienen als steunvordering bij de faillissementsaanvraag. Zij verwijst hiertoe naar een arrest van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van
1 maart 2011 (ECLI:NL:GHSHE:2011:BV2217).
3.17
Over de mogelijkheid om vorderingen van groepsmaatschappijen als steunvordering aan te merken, heeft de Hoge Raad op 27 juni 2008 arrest gewezen (ECLI:NL:HR:2008:BD1380):
“Indien naast de vordering van de schuldeiser die het faillissement aanvraagt, alleen blijkt van een achtergestelde schuld van de schuldenaar die pas bij liquidatie behoeft te worden voldaan, kan slechts onder bijzondere omstandigheden worden geoordeeld dat de schuldenaar is opgehouden te betalen. Hoewel op zichzelf niet is vereist dat een mede aan het verzoek tot faillietverklaring ten grondslag gelegde steunvordering opeisbaar is, kan het onbetaald laten van een pas bij liquidatie opeisbare vordering op zichzelf niet als een toereikende aanwijzing worden beschouwd dat de schuldenaar is opgehouden te betalen. De schuldenaar betaalt de achtergestelde vordering weliswaar niet, maar daartoe bestaat ook geen verplichting eerder dan bij liquidatie.”
3.18
Bij onderhavige vorderingen is over de opeisbaarheid het volgende opgenomen:
M.b.t. de vordering van Immo Heembeek BVBA in artikel 5 geldleningsovereenkomst/pandakte van 9 mei 2016:
“De hoofdsom van de geldlening of het nog niet afgeloste gedeelte daarvan kan door de Schuldeiser met de verschuldigde en lopende rente en boeten terstond en ineens worden opgeëist in elk van de volgende gevallen:
-
indien de Schuldenaar in liquidatie treedt of haar bedrijf staakt;
-
bij aanvrage, al dan niet op eigen aangifte of intreden van faillissement, aanbieden van een onderhands akkoord of (voorlopige) aanvrage van surseance van betaling door de
-
bij niet prompte en tijdige betaling op de vervaldagen van de overeengekomen interest;
-
in geval van conservatoir of executoriaal beslag op de roerende of onroerende goederen van de genoemde Schuldenaar, tenzij dit beslag is gelegd in een handelsgeschil en binnen 14 dagen zekerheid wordt gesteld casu quo beslag wordt geheven;
-
indien door enige derde(n) enige inbreuk wordt gemaakt op het door schuldenaar aan schuldeiser verstrekte pandrecht;
-
indien de Schuldenaar enige verplichting uit deze overeenkomst niet nakomt.”
M.b.t. de vordering van Melmar Pensioen B.V. in artikel 5 van de geldleningsovereenkomst/pandakte van 2 mei 2016:
“De hoofdsom van de geldlening of het nog niet afgeloste gedeelte daarvan kan door de Schuldeiser met de verschuldigde en lopende rente en boeten terstond en ineens worden opgeëist in elk van de volgende gevallen:
-
indien de Schuldenaar in liquidatie treedt of haar bedrijf staakt;
-
bij aanvrage, al dan niet op eigen aangifte of intreden van faillissement, aanbieden van een onderhands akkoord of (voorlopige) aanvrage van surseance van betaling door de
-
bij niet prompte en tijdige betaling op de vervaldagen van de overeengekomen interest;
-
in geval van conservatoir of executoriaal beslag op de roerende of onroerende goederen van de genoemde Schuldenaar, tenzij dit beslag is gelegd in een handelsgeschil en binnen 14 dagen zekerheid wordt gesteld casu quo beslag wordt geheven;
-
indien de Schuldenaar enige verplichting uit deze overeenkomst niet nakomt.”
M.b.t. de vordering van Hassel Holding B.V. in artikel 5 van de geldleningsovereenkomst/pandakte van 9 mei 2016:
“De hoofdsom van de geldlening of het nog niet afgeloste gedeelte daarvan kan door de Schuldeiser met de verschuldigde en lopende rente en boeten terstond en ineens worden opgeëist in elk van de volgende gevallen:
-
indien de Schuldenaar in liquidatie treedt of haar bedrijf staakt;
-
bij aanvrage, al dan niet op eigen aangifte of intreden van faillissement, aanbieden van een onderhands akkoord of (voorlopige) aanvrage van surseance van betaling door de
-
bij niet prompte en tijdige betaling op de vervaldagen van de overeengekomen interest;
-
in geval van conservatoir of executoriaal beslag op de roerende of onroerende goederen van de genoemde Schuldenaar, tenzij dit beslag is gelegd in een handelsgeschil en binnen 14 dagen zekerheid wordt gesteld casu quo beslag wordt geheven;
-
indien door enige derde(n) enige inbreuk wordt gemaakt op het door schuldenaar aan schuldeiser verstrekte pandrecht;
-
indien de Schuldenaar enige verplichting uit deze overeenkomst niet nakomt.”
3.19
In alle drie de geldleningsovereenkomsten/pandakten is vastgelegd dat de vorderingen niet pas bij liquidatie opeisbaar zijn, maar ook indien verplichtingen (zoals aflossingsverplichting bij voldoende cashflow) niet worden nagekomen door Vrijheid Apeldoorn of indien de rente niet tijdig wordt voldaan. Dat maakt dat niet sprake is van achtergestelde vorderingen van groepsvennootschappen die pas bij liquidatie opeisbaar worden, zodat naar het oordeel van de rechtbank de vorderingen wel als steunvordering kunnen worden meegenomen.
Voorts is in dat kader van belang dat Vrijheid Apeldoorn niet heeft weersproken dat de vorderingen opeisbaar zijn. Enkel wordt het standpunt ingenomen dat de vorderingen thans niet worden opgeëist. Gelet op de algemene aard van deze geldleningen/pandakten is hier geen sprake van een situatie waarmee het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch in 2011 werd geconfronteerd. De vorderingen betreffen gewone geldleningen, die naar haar aard meegenomen kunnen worden als steunvordering bij de faillissementsaanvraag.
Schulden overgedragen aan [A] B.V.
3.2
Met betrekking tot de vordering van de Islamitische Stichting Nederland spitst de discussie zich toe tot de vraag of Vrijheid Apeldoorn wel de wederpartij is van de stichting. Daartoe voert Vrijheid Apeldoorn aan dat door schuldoverneming niet zij, maar [A] B.V. de aansprakelijke partij is. Victoria Beheer betwist deze stelling, nu de verhuurder nooit heeft ingestemd met deze schuldoverneming.
3.21
De Islamitische Stichting Nederland is geen partij in deze faillissementsaanvraag en dat maakt dat het voor de rechtbank moeilijk is vast te stellen of sprake was van schuldoverneming of niet. Enerzijds lijkt de Islamitische Stichting Nederland niet te hebben ingestemd, omdat zij ná de door Vrijheid Apeldoorn gestelde overeenkomst van 2016 tot schuldoverneming, in 2017 de opgeheven maatschap en haar voormalige maten (waaronder Vrijheid Apeldoorn) heeft gedagvaard voor deze vordering. Anderzijds is voor de rechtbank niet vast te stellen of in de jaren daarna alsnog is ingestemd met de schuldoverneming door [A] B.V.
3.22
Nu dit niet op eenvoudige wijze is vast te stellen, zal de rechtbank de door Victoria Beheer opgevoerde steunvordering van de Islamitische Stichting Nederland niet meenemen als steunvordering.
Schulden binnen maatschapsverband die in de procedure bij de rechtbank Gelderland (moeten) worden meegenomen
3.23
Vrijheid Apeldoorn stelt zich op het standpunt dat de vorderingen van WM Works
ad € 174.220,00 en van Mocomar ad € 159.009 + € 63.580,00 niet kunnen worden meegenomen als steunvordering, omdat Vrijheid Apeldoorn uit de lopende procedure bij de rechtbank Gelderland, waarin op 25 september jl. tussenvonnis is gewezen, verwacht aanzienlijke tegenvorderingen toegewezen te zullen krijgen, die kunnen worden verrekend.
3.24
De onder deze categorie genoemde vordering [E] c.s. is afgewezen.
3.25
Zoals hiervoor reeds is overwogen, is een mogelijk in de toekomst gunstige uitspraak in de procedure bij de rechtbank Gelderland, naar aanleiding van de huidige stand van die procedure niet zodanig te verwachten, dat thans op eenvoudige wijze een te verrekenen vordering is vast te stellen. Evenals voor Victoria Beheer geldt dat de genoemde schuldeisers niet als gedaagde zijn betrokken in de procedure bij de rechtbank Gelderland. Nu het maar zeer de vraag is of die procedure tot een succes zal leiden voor Vrijheid Apeldoorn en het vervolgens de vraag is of en zo ja tot op welke hoogte dit zal leiden tot een te verrekenen vordering op deze schuldeisers, stelt de rechtbank vast dat de vorderingen van deze schuldeisers – die niet zijn weersproken – als steunvordering kunnen worden meegenomen bij deze faillissementsaanvraag.
Conclusie
3.26
Gelet op al het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat kan worden vastgesteld dat
Vrijheid Apeldoorn verkeert in de toestand van te hebben opgehouden te betalen, nu zij meer schulden bij meer dan één schuldeiser onbetaald laat.
3.27
Kortgezegd is sprake van een totale schuldenlast die inmiddels miljoenen euro’s bedraagt. Tijdens deze procedure is erkend dat Vrijheid Apeldoorn geen liquiditeit heeft en op dit moment geen activiteiten meer ontplooit. Vrijheid Apeldoorn steunt haar mogelijke voortbestaan enkel op een aantal gerechtelijke procedures, die mogelijk zullen leiden tot liquiditeit of verrekenbare vorderingen in de toekomst. Zoals hiervoor overwogen is het maar zeer de vraag in hoeverre Vrijheid Apeldoorn hierin succesvol zal zijn.
3.28
Een dergelijke situatie is naar het oordeel van de rechtbank niet anders te kwalificeren dan een toestand waarin Vrijheid Apeldoorn is opgehouden te betalen.
3.29
Gelet op het bepaalde in de artikelen 1, 2, 4, 6 en 14 van de Faillissementswet alsmede gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 van Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad is de rechtbank bevoegd deze hoofdprocedure te openen, aangezien het centrum van de voornaamste belangen van de schuldenares in Nederland ligt.
De beslissing
De rechtbank:
- verklaart
Vrijheid Apeldoorn B.V., voornoemd, in staat van faillissement;
- benoemt tot rechter-commissaris het lid van deze rechtbank mr. M.C. Bosch en stelt aan tot curator mr. C.A.M. Luttikhuis, advocaat te Enschede;
- geeft last aan de curator tot het openen van aan de gefailleerde gerichte brieven.
Gedaan te Almelo op 30 oktober 2019 te 14:00 uur door mr. M.C. Bosch, lid van voormelde enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van M.Y. Kroeze, griffier.