ECLI:NL:RBOVE:2019:4820

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 december 2019
Publicatiedatum
20 december 2019
Zaaknummer
08-952598-18 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dood door schuld bij jachtincident met vuurwapen

Op 20 december 2019 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 48-jarige man, die werd beschuldigd van dood door schuld. De man was samen met zijn oom op jacht naar een reebok. Tijdens het jagen heeft de man zijn jachtgeweer, een Blaser R93, in een foedraal geplaatst zonder het wapen te ontspannen of de veiligheidspal in te schakelen. Hierdoor ging het wapen af en raakte zijn oom dodelijk gewond. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man onvoorzichtig en onachtzaam heeft gehandeld door een geladen en schietklaar wapen in de auto te vervoeren en dit in de richting van zijn oom te plaatsen. De rechtbank oordeelde dat de man zich schuldig heeft gemaakt aan dood door schuld en legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden op, met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 160 uren. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden waaronder het feit was begaan en de persoonlijke situatie van de verdachte, die familie was van het slachtoffer en onder de gevolgen van zijn daad leed. De rechtbank verklaarde het bewezenverklaarde strafbaar en legde de straf op, waarbij ook de inbeslaggenomen voorwerpen, waaronder het vuurwapen, onttrokken aan het verkeer werden verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer 08-952598-18 (P)
Datum vonnis: 20 december 2019
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1971 in [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 11 juni 2019 en 6 december 2019.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. W.E.M. van Erp en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. J. Keupink, advocaat te Borne, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat het aan verdachtes schuld te wijten is dat [slachtoffer] als gevolg van schotverwondingen, toegebracht door het afgaan van het door verdachte geladen en gespannen vuurwapen is komen te overlijden.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 16 juni 2018 te Vriezenveen, gemeente Twenterand, althans in Nederland, roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam en/of nalatig heeft gehandeld door:
- een geladen en/of gespannen vuurwapen (Blaser Enkelloops) in het (geweer)foedraal in de laadruimte van zijn personenauto te leggen en/of
- daarbij het betreffende geladen en/of gespannen vuurwapen achter de bijrijdersstoel, alwaar [slachtoffer] zat, te plaatsen waarbij de loop in de richting van de voorkant van de auto en/of in de richting van de bijrijdersstoel en/of in de richting van genoemde [slachtoffer] is gelegd en/of
- vervolgens na ontdekking van het feit dat hij het vuurwapen geladen en/of gespannen in de laadruimte had gelegd, het foedraal met daarin het geladen en/of gespannen vuurwapen vast te pakken en/of in de richting van die [slachtoffer] te bewegen en/of te houden en/of de trekker aan te raken en /of de trekker over te halen, althans zodanig vast te pakken waardoor het wapen is afgegaan en/of een schot is gelost,
waardoor het aan zijn (verdachtes) schuld te wijten is dat [slachtoffer] zodanig letsel, te weten schotverwondingen in zijn romp, heeft bekomen dat deze [slachtoffer] als gevolg daarvan is overleden.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Volgens de officier van justitie heeft verdachte zeer onvoorzichtig en onachtzaam gehandeld door een gespannen, met zware munitie geladen vuurwapen in een foedraal op te bergen en dat foedraal vervolgens zodanig te plaatsen en vast te pakken, dat de loop van het wapen in de richting van de bijrijdersstoel, waarop [slachtoffer] zat, wees. Door deze handelingen ging het wapen af en werd de heer [slachtoffer] zodanig door het schot geraakt, dat hij overleed. Verdachte wist op grond van de in de bijlage bij de jachtakte behorende voorschriften dat bij het vervoeren van een vuurwapen dat het wapen ontladen en ontspannen dient te zijn. Daarbij was verdachte er van op de hoogte dat het betreffende wapen een erg lage trekkerdruk had. Het bewezenverklaarde levert dood door schuld op.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat er omstandigheden zijn binnen de jagerswereld waarin het niet verboden en niet ongebruikelijk is om met een wapen op scherp rond te rijden, namelijk bij beheer en schadebestrijding. Het is eveneens niet ongebruikelijk dat een wapen in de lengterichting wordt neergelegd. Als er dan een kogel onverwacht uit de loop komt, raakt deze het dasboard en eventueel het motorblok. Verdachte heeft, nadat hij om veiligheidsredenen had afgezien van het schieten op een reebok, in een split second zijn foedraal gepakt, het wapen erin gedaan en het foedraal in de achterbak en wijzend richting dashboard gelegd. Toen hij zich kort daarop realiseerde dat het wapen nog geladen en schietklaar ontgrendeld was, pakte hij het foedraal waardoor deze in de richting van de bijrijder draaide en het wapen afging. Dit wapen had een lichte trekkerdruk. Weliswaar heeft verdachte een verkeerde afweging gemaakt, maar er was geen sprake van schuld, doch enkel van een noodlottig ongeval, zodat verdachte dient te worden vrijgesproken.
4.4
Het oordeel van de rechtbank [1]
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan dood door schuld.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Gelet op de verklaring van verdachte [2] , de bevindingen van de politie [3] , het pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood van het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) [4] en uit een rapport van het NFI [5] gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Verdachte ging op 16 juni 2018 omstreeks 04.15 uur met de heer [slachtoffer] op jacht op de [locatie] in [plaats] , waarbij het de bedoeling was om een reebok te schieten. Verdachte en het slachtoffer waren beiden in het bezit van een jachtakte. Als vervoer werd de Landrover van verdachte gebruikt. Het jachtgeweer van verdachte, een Blaser R93, bevond zich in een foedraal achterin in de auto. De munitie van dit wapen bewaarde verdachte in zijn zak. Op enig moment zat [slachtoffer] op de bijrijdersstoel van de geparkeerde Landrover en attendeerde verdachte op de aanwezigheid van een reebok in het maisveld naast de auto. Verdachte, die achter het stuur zat, stapte daarop uit, pakte het foedraal met zijn geweer uit de achterbak van de auto, opende de ritsen van het foedraal en haalde zijn geweer eruit. Vervolgens laadde verdachte het geweer door één kogel in de kamer van het geweer te doen, de grendel naar voren te schuiven en de (veiligheids)schuif zodanig te verschuiven, dat de rode stip zichtbaar werd. Aldus was het geweer schietklaar. Verdachte keek naar de reebok, maar omdat hij zag dat de bok niet goed stond, besloot hij omwille van de veiligheid niet te schieten. Vervolgens heeft verdachte het wapen in schietklare toestand weer in het foedraal gedaan, die in de auto lag, en de ritsen van het foedraal gesloten.
Het foedraal lag op dat moment in de rijrichting van de auto. Verdachte realiseerde zich op dat moment dat hij het wapen geladen en schietklaar in het foedraal had gedaan. Ter terechtzitting heeft hij verklaard dat hij daarop het foedraal met de linkerhand optilde en met de rechterhand de ritsen wilde openen en dat daarbij het foedraal met het geweer richting de bijrijdersstoel draaide. Bij het vastpakken van het foedraal dan wel de hengsels van het foedraal ging een schot af en werd [slachtoffer] door een kogel in de rug geraakt, waarbij de linkernier en de aorta van [slachtoffer] werden geperforeerd. Als gevolg van algehele weefselschade door ernstig bloedverlies kwam [slachtoffer] zeer kort nadien te overlijden. Verdachte was bekend met het feit dat bij het afvuren van zijn geweer een geringe trekkerdruk volstaat.
Ten aanzien van de vraag of het handelen van verdachte dood door schuld oplevert, overweegt de rechtbank het volgende.
Vooropgesteld dient te worden dat er uiterst zorgvuldig dient te worden omgegaan met een geladen vuurwapen. Daaraan doen gestelde gebruiken binnen de jachtwereld niet af. Het plaatsen van een schietklaar geweer van een zwaar kaliber gelegen in een foedraal op een instabiele ondergrond met de loop in een onveilige richting kan in dat licht onder geen enkele omstandigheid als zorgvuldig worden bezien. Dit klemt temeer nu verdachte, die vaker met het wapen geschoten had, wist dat zijn geweer een (erg) lage trekkerdruk en (zeer) korte trekkerweg had.
De rechtbank heeft hiervoor vastgesteld welke feiten zich hebben voorgedaan. Op basis van die feiten komt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte
zeer onvoorzichtig en onachtzaamheeft gehandeld, ten gevolge waarvan de heer [slachtoffer] is komen te overlijden. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake was van de zwaarste vorm van schuld, te weten roekeloosheid, die volgens een arrest van de Hoge Raad [6] een aan opzet grenzende schuldvorm is waarvan slechts in uitzonderlijke gevallen sprake zal zijn.
Duidelijk is dat verdachte een tweetal grove fouten heeft begaan: hij heeft een met zware munitie geladen en schietklaar kogelgeweer opgeborgen in een foedraal, en vervolgens heeft verdachte het foedraal, zonder eerst [slachtoffer] te vragen de auto te verlaten en een veilige positie in nemen, zodanig bewogen dat de loop van het geweer in de richting wees van de bijrijderstoel waarop [slachtoffer] zat, met de hierboven geschetste fatale afloop. Gezien deze omstandigheden heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank zeer onvoorzichtig en onachtzaam gehandeld en is het daarmee aan zijn schuld te wijten dat [slachtoffer] is komen te overlijden.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
hij op
of omstreeks16 juni 2018 te Vriezenveen, gemeente Twenterand,
althans in Nederland, roekeloos, in elk gevalzeer,
althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en
/of onoplettend en/ofonachtzaam
en/of nalatigheeft gehandeld door:
- een geladen en
/ofgespannen vuurwapen (Blaser Enkelloops) in het (geweer)foedraal in de laadruimte van zijn personenauto te leggen en
/of
- daarbij het betreffende geladen en
/ofgespannen vuurwapen achter de bijrijdersstoel, alwaar [slachtoffer] zat, te plaatsen waarbij de loop in de richting van de voorkant van de auto en/of in de richting van de bijrijdersstoel en/of in de richting van genoemde [slachtoffer] is gelegd en
/of
- vervolgens na ontdekking van het feit dat hij het vuurwapen geladen en
/ofgespannen in de laadruimte had gelegd, het foedraal met daarin het geladen en
/ofgespannen vuurwapen vast te pakken en
/ofin de richting van die [slachtoffer] te bewegen en
/ofte houden
en/of de trekker aan te raken en /of de trekker over te halen, althanswaardoor het wapen is afgegaan en
/ofeen schot is gelost,
waardoor het aan zijn (verdachtes) schuld te wijten is dat [slachtoffer] zodanig letsel, te weten schotverwondingen in zijn romp, heeft bekomen dat deze [slachtoffer] als gevolg daarvan is overleden.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 307 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf: dood door schuld.
6. De strafbaarheid van verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een werkstraf van 160 uren, bij niet of niet naar behoren verrichten te vervangen door 80 dagen hechtenis, alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich met betrekking tot de strafmaat gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Verdachte is bereid en in staat om een werkstraf te verrichten.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte is zodanig onvoorzichtig en onachtzaam met zijn vuurwapen omgegaan dat het aan zijn schuld te wijten is dat het schot is gelost, ten gevolge waarvan [slachtoffer] is komen te overlijden.
De rechtbank houdt er rekening mee dat verdachte kort na de noodlottige gebeurtenis uit eigen beweging contact heeft opgenomen met de nabestaanden. Verdachte is (aangetrouwde) familie van het slachtoffer en lijdt evident onder het feit dat hij de dood van zijn (aangetrouwde) oom en jachtmaat heeft veroorzaakt, zoals ook blijkt uit het over hem uitgebrachte reclasseringsrapport. Verdachte bezoekt maandelijks de weduwe van het slachtoffer en staat op goede voet met de overige familieleden, hetgeen ook ter zitting is bevestigd door de zoon van de overledene.
De reclassering adviseert geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, aangezien dat het leven van verdachte zou ontwrichten. Verder is van belang dat uit zijn strafblad blijkt dat verdachte nooit is veroordeeld voor enig delict.
Op grond van de voorgaande overwegingen zal de rechtbank aan verdachte opleggen een taakstraf van 160 uur, bij niet nakoming te vervangen door 80 dagen hechtenis en met aftrek van de inverzekeringstelling, alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, met een proeftijd van twee jaar.
7.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
Hoewel er geen beslaglijst is overgelegd, heeft de officier van justitie ter terechtzitting verklaard dat er beslag rust op kleding van verdachte en van het slachtoffer [slachtoffer] en dat betrokkenen, indien zij daar prijs op stellen, die kleding mogen terugkrijgen. De rechtbank zal daarom de teruggave van deze kleding, zoals blijkende uit het strafdossier, gelasten aan rechthebbenden: de verdachte c.q. de nabestaanden van [slachtoffer] . Uit het strafdossier blijkt onvoldoende duidelijk aan wie de betreffende kledij en schoeisel behoort.
De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomen vuurwapen van het merk Blaser, model R93, voorzien van een richtkijker, alsmede het bij dat wapen behorende foedraal en munitie, vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, aangezien met betrekking tot deze voorwerpen het feit is begaan.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 36b en 36c Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
dood door schuld;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden;
bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
160 (honderdzestig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
80 dagen;
- beveelt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste 60 in verzekering of voorlopige hechtenis doorgebrachte dagen, twee uren en voor de resterende dagen één uur per dag aftrek plaatsvindt;
de inbeslaggenomen voorwerpen
- verklaart onttrokken aan het verkeer de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
een vuurwapen, merk Blaser, model R93, voorzien van een richtkijker, alsmede de bij dat wapen behorende foedraal en munitie;
- gelast de teruggave van diverse kleding en schoeisel aan rechthebbende, respectievelijk de nabestaanden van het slachtoffer [slachtoffer] en verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.K. Huisman, voorzitter, mr. A.M. Rikken en
mr. E. Venekatte, rechters, in tegenwoordigheid van E.P. Endlich, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 20 december 2019.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland, districtsrecherche Twente, met nummer [nummer] . Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Het proces-verbaal van de terechtzitting.
3.Het proces-verbaal sporenonderzoek van 18 juni 2018 (pagina’s 100 tot en met 102).
4.Pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood gedateerd 17 juli 2018 (pagina’s 179 tot en met 192).
5.Wapen- en munitieonderzoek naar aanleiding van een schietincident in [plaats] op 16 juni 2018, gedateerd 29 augustus 2018 (pagina’s 196 tot en met 199).
6.Hoge Raad, arrest van 15 oktober 2013 (ECLI:NL:HR:2015:2482).