ECLI:NL:RBOVE:2019:4861

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 december 2019
Publicatiedatum
23 december 2019
Zaaknummer
08.179207.19 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor zware mishandeling en poging tot doodslag in Almelo

Op 23 december 2019 heeft de Rechtbank Overijssel een 52-jarige man uit Almelo veroordeeld tot 36 maanden gevangenisstraf voor zware mishandeling en poging tot doodslag. De zaak betreft een incident dat plaatsvond in de nacht van 25 op 26 juli 2019, waarbij de verdachte een man (slachtoffer 1) in het gezicht heeft geslagen, wat resulteerde in zwaar lichamelijk letsel, en zijn schoonzoon (slachtoffer 2) met een mes heeft verwond. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op het terras van een café in Almelo betrokken raakte bij een conflict, waarbij hij eerst slachtoffer 1 heeft mishandeld en vervolgens, na het halen van een mes, slachtoffer 2 heeft aangevallen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht aan slachtoffer 1 en dat hij met voorwaardelijk opzet heeft gehandeld ten aanzien van de poging tot doodslag op slachtoffer 2. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij slachtoffer 1 € 2.500,- en slachtoffer 2 € 6.872,98 aan schadevergoeding ontvangt. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht tot betaling van de wettelijke rente vanaf de datum van het delict.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.179207.19 (P)
Datum vonnis: 23 december 2019
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1967 in [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1] ,
feitelijk wonende op het adres:
[adres 2] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
9 december 2019.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M. Hoekstra en van hetgeen door verdachte en de raadsman, mr. R.F. Speijdel, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging in de zin van artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering, van 9 december 2019, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte in de nacht van 25 juli op 26 juli 2019 in Almelo:
feit 1:[slachtoffer 1] heeft mishandeld waardoor deze zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen;
feit 2:heeft getracht [slachtoffer 2] van het leven te beroven, dan wel [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, dan wel heeft getracht [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij in of omstreeks de periode van 25 juli 2019 tot en met 26 juli 2019, te Almelo, in ieder geval in Nederland, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] meermaals, althans eenmaal tegen het hoofd, althans tegen het lichaam te stompen en/of te slaan, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meerdere breuken in de oogkas, en/of een of meerdere breuken in het jukbeen en/of een of meerdere beschadigde zenuwen (in het gezicht), en/of een of meerdere breuken in de kaak, ten gevolge heeft gehad;
2
hij in of omstreeks de periode van 25 juli 2019 tot en met 26 juli 2019, te Almelo, in ieder geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2]
, opzettelijk van het leven te beroven, immers heeft verdachte die [slachtoffer 2] meermaals, althans eenmaal, met een mes, althans een ander scherp/puntig voorwerp, in de borst, althans in het lichaam gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 25 juli 2019 tot en met 26 juli 2019, te Almelo, in ieder geval in Nederland, aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meerdere steekwonden en/of snijwonden in de borst, althans in het lichaam, heeft toegebracht door die [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal, met een mes of een ander scherp/puntig voorwerp, in de borst, althans in het lichaam te steken en/of te snijden;
meer subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 25 juli 2019 tot en met 26 juli 2019, te Almelo, in ieder geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan
[slachtoffer 2] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, immers heeft verdachte die [slachtoffer 2] meermaals, althans eenmaal, met een mes of een ander scherp/puntig voorwerp, in de borst, althans in het lichaam gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het onder 1 ten laste gelegde en
2 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend kunnen worden bewezen. Ten aanzien van feit 2, de poging tot doodslag, stelt de officier van justitie dat sprake is geweest van (vol) opzet op de dood van het slachtoffer.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Feit 1
De raadsman stelt zich ten aanzien van feit 1 op het standpunt dat verdachte moet worden vrijgesproken van de ten laste gelegde strafverzwarende omstandigheid dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat op grond van de inhoud van het dossier niet kan worden vastgesteld dat [slachtoffer 1] als gevolg van het slaan door verdachte het uiteindelijk bij hem geconstateerde letsel heeft opgelopen. De vraag is wanneer het letsel is ontstaan en door wiens toedoen. Het nadien aangeleverde bewijsmateriaal geeft ten aanzien daarvan geen uitsluitsel. Daarnaast blijkt uit de medische verklaring van 27 augustus 2019 dat er geen operatie nodig zal zijn terwijl over eventueel blijvend letsel evenmin iets wordt vermeld. Verdachte erkent dat hij in de nacht van 25 juli 2019 op 26 juli 2019 [slachtoffer 1] heeft geslagen, maar niet heel hard. Dit levert eenvoudige mishandeling op.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vaststaande feiten
De rechtbank stelt op basis van de in de bijlage vermelde bewijsmiddelen de volgende feiten vast.
In de nacht van 25 op 26 juli 2019 was verdachte op het terras bij een horecagelegenheid op de Grotestraat in Almelo. Daar heeft hij [slachtoffer 1] in het gezicht geslagen of gestompt.
De schoonzoon van [slachtoffer 1] , genaamd [slachtoffer 2] , bijgenaamd “ [bijnaam slachtoffer 2] ”, heeft zich ermee bemoeid. Hierna is er op het terras geduw en getrek ontstaan. Dit werd vergezeld door gescheld over en weer. Verdachte is naar zijn auto gelopen, heeft de kofferbak geopend en is naar het terras teruggekeerd met een mes in zijn hand. [slachtoffer 2] is bij het zien van het mes achterwaarts weggelopen. Verdachte is achter [slachtoffer 2] aangelopen met het mes met het steekgedeelte (de rechtbank begrijpt: de snijzijde) naar voren in zijn hand. [slachtoffer 2] heeft achteruitlopend getracht weg te komen, verder uit de buurt van verdachte. Verdachte is achter [slachtoffer 2] aan blijven lopen met het mes in zijn hand. Op een bepaald moment stonden verdachte en [slachtoffer 2] dicht bij elkaar. Verdachte heeft toen met zijn hand met daarin het mes, met de snijzijde van het mes gericht naar [slachtoffer 2] , een beweging van boven naar beneden gemaakt. Hierdoor werd [slachtoffer 2] met het mes geraakt. Hij heeft als gevolg van het snijden met het mes een wond van circa 20 centimeter lang in zijn borstkas opgelopen. Deze wond moest worden gehecht. Het litteken is blijvend, zoals de rechtbank vaststelt op basis van de geneeskundige verklaring op bladzijde 69 van het proces-verbaal van politie.
Feit 1
Lichamelijk letsel toegebracht door verdachte
Verdachte erkent dat hij [slachtoffer 1] in het gezicht heeft geslagen. Verdachtes raadsman heeft vrijspraak bepleit van de strafverzwarende omstandigheid dat die mishandeling zwaar lichamelijk letsel tot gevolg heeft gehad, omdat niet kan worden vastgesteld wanneer het letsel is ontstaan en door wiens toedoen.
Voor zover dit verweer als uitdrukkelijk onderbouwd standpunt zou moeten gelden, ontstijgt dit het niveau van speculatie niet. De rechtbank ziet in hetgeen de verdediging heeft aangevoerd over het door [slachtoffer 1] opgelopen letsel, nog geen begin van aannemelijkheid dat dit niet door verdachte, maar door een ander, of ander incident zou zijn veroorzaakt. In het dossier zijn ook geen aanknopingspunten te vinden die deze stelling van de raadsman ondersteunen. Integendeel, op 26 juli 2019 werd om 02:30 uur in het ziekenhuis in Almelo een aangifte van [slachtoffer 1] opgenomen. [slachtoffer 1] heeft toen verklaard dat hij, op het moment dat hij klappen in zijn gezicht kreeg van verdachte, pijn voelde aan de linkerkant van zijn gezicht. Het bij [slachtoffer 1] geconstateerde letsel bevindt zich ook in de linkerhelft van het gelaat.
Bovendien vermeldt de zich in het medisch dossier bevindende verwijsbrief van [huisarts] als op 26 juli 2019 objectief vastgesteld letsel: haematoom links onder oog, zwelling linker gelaatshelft, nek is pijnlijk. Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat het letsel is ontstaan door de klappen van verdachte in het gezicht van [slachtoffer 1] .
Zwaar lichamelijk letsel
Dat [slachtoffer 1] lichamelijk letsel heeft opgelopen staat dus vast. Volgens vaste rechtspraak kan lichamelijk letsel als zwaar worden beschouwd indien dat voldoende belangrijk is om naar gewoon spraakgebruik als zodanig te worden aangeduid. Bij de beantwoording van de vraag of zeker letsel als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt, dient de rechtbank acht te slaan op de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en/of het uitzicht op (volledig) herstel.
De aard van het letsel stelt de rechtbank vast op basis van de in de bewijsmiddelen opgenomen brieven van de neuroloog en kaakchirurg. Het letsel bestaat uit een breuk van het jukbeen, een gebroken oogkas, een fractuur van de kaak en neuropatische zenuwpijn en een gereduceerd gevoel in de linkerwang, op 19 augustus 2019 nog 50 %.
In de brief van [kaakchirurg] van 19 augustus aan de huisarts van [slachtoffer 1] (opgenomen in het medisch dossier maar ook als bijlage 5 bij de vordering van de benadeelde partij) leest de rechtbank dat repositie van het jukbeenbot op dat moment vrij zinloos was omdat de kans op (versneld) herstel van de neuropraxie (= functiestoornis van de zenuw) niet zou toenemen. Het door [slachtoffer 1] bij zijn vordering gevoegde schadeonderbouwingsformulier vermeldt dat de kans op herstel groter was geweest als [slachtoffer 1] sneller was behandeld en niet bij het eerste bezoek aan de huisarts was weggestuurd. De rechtbank legt dit aldus uit dat weliswaar geen medische ingreep heeft plaatsgevonden, niet vanwege het ontbreken van een indicatie daartoe maar vermoedelijk door het niet tijdig genoeg onderkennen van de ernst van het letsel. Op 25 oktober 2019 is [slachtoffer 1] weer bij de kaakchirurg ter controle geweest, zoals op basis van datzelfde schadeonderbouwingsformulier wordt vastgesteld. Tijdens dat consult bleek dat [slachtoffer 1] nog steeds last heeft van een verminderd gevoel in zijn wang. Er is dus nog steeds geen sprake van volledig herstel. Naar het oordeel van de rechtbank is op basis van al deze feiten dit letsel voldoende ernstig om naar gewoon spraakgebruik als zwaar lichamelijk letsel te worden aangemerkt.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangever [slachtoffer 1] meermalen tegen het hoofd heeft gestompt of geslagen waardoor deze zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Het onder 1 ten laste gelegde kan wettig en overtuigend worden bewezen.
Feit 2
Verdachte heeft verklaard, dat hij met het mes in zijn hand, waarvan de snijzijde naar [slachtoffer 2] was gekeerd, een zwaaiende beweging heeft gemaakt ter hoogte van de borst en/of de keel van [slachtoffer 2] . Hij erkent ook dat hij daarbij [slachtoffer 2] met het mes heeft geraakt. Voor het bewijs van vol opzet op het doden van het [slachtoffer 2] biedt het dossier echter onvoldoende aanknopingspunten. De verklaring van de getuige [getuige] dat zij verdachte op enig moment heeft horen roepen ‘ik snijd je dood’ acht de rechtbank daartoe onvoldoende. Vol opzet kan daarom niet bewezen worden.
Was er dan sprake van voorwaardelijk opzet? De rechtbank stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg - zoals hier: de dood - aanwezig is, indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden.
Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zo een kans is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft gehad van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zou intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop heeft toegenomen).
De rechtbank stelt op basis van verdachtes verklaring en de aangifte van [slachtoffer 2] het volgende vast. Verdachte heeft met een mes, waarvan de snijzijde naar [slachtoffer 2] toe was gekeerd, een zwaaiende beweging gemaakt ter hoogte van de borst van [slachtoffer 2] . Hij heeft [slachtoffer 2] in diens borst geraakt. [slachtoffer 2] heeft daardoor letsel opgelopen. Op basis van de medische gegevens die als bijlage bij de vordering tot schadevergoeding zijn gevoegd stelt de rechtbank vast dat het letsel bestond uit een snijwond van ongeveer 20 centimeter in zijn borstkas, die doorliep in het onderhuidse vetweefsel en in meerdere lagen is gehecht.
Op basis van de verklaringen van verdachte en [slachtoffer 2] stelt de rechtbank verder vast dat verdachte [slachtoffer 2] met zijn mes raakte in een hectische situatie: verdachte achtervolgde [slachtoffer 2] al enige tijd, tijdens die achtervolging had verdachte hem al eerder proberen te steken en had [slachtoffer 2] dat weten af te weren, beiden hadden alcohol genuttigd. Door in zo een situatie met een mes iemand aan te vallen in de borststreek, bestaat de gerede kans dat dit letsel fataal is. Immers, het is niet te voorzien hoe die ander op de aanval met het mes zal reageren en bewegen. Het is bovendien algemeen bekend dat bij een messteek in of nabij de borst de kans op levensbedreigend letsel zeer reëel is. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen de gedragingen van verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer op de dood gericht te zijn geweest, dat het niet anders kan dan dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard.
De rechtbank acht de onder 2 primair ten laste gelegde poging tot doodslag dan ook bewezen.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen ten aanzien van verdachte wettig en overtuigend bewezen dat:
1
hij in
of omstreeksde periode van 25 juli 2019 tot en met 26 juli 2019, te Almelo,
in ieder geval in Nederland,[slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] meermaals
althans eenmaaltegen het hoofd
, althans tegen het lichaamte stompen en
/ofte slaan, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een
of meerderebreuk
enin de oogkas, en
/ofeen
of meerderebreuk
enin het jukbeen en
/of een of meerderebeschadigde zenuwen (in het gezicht), en
/ofeen
of meerderebreuk
enin de kaak, ten gevolge heeft gehad;
2
hij in
of omstreeksde periode van 25 juli 2019 tot en met 26 juli 2019, te Almelo,
in ieder geval in Nederland,ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2]
, opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer 2]
meermaals, althans eenmaal,met een mes
, althans een ander scherp/puntig voorwerp,in de borst heeft
, althans in het lichaam gestoken en/ofgesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 25 juli 2019 tot en met 26 juli 2019, te Almelo, in ieder geval in Nederland, aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meerdere steekwonden en/of snijwonden in de borst, althans in het lichaam, heeft toegebracht door die [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal, met een mes of een ander scherp/puntig voorwerp, in de borst, althans in het lichaam te steken en/of te snijden;
meer subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 25 juli 2019 tot en met 26 juli 2019, te Almelo, in ieder geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan
[slachtoffer 2] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, immers heeft verdachte die [slachtoffer 2] meermaals, althans eenmaal, met een mes of een ander scherp/puntig voorwerp, in de borst, althans in het lichaam gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en schrijffouten zijn in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45, 300 en 287 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
mishandeling terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft;
feit 2
het misdrijf:
poging tot doodslag.

6.De strafbaarheid van verdachte

Feit 2
Beroep op noodweer
De raadsman heeft aangevoerd dat “in de beleving” van verdachte sprake was van een noodweersituatie. De raadsman heeft daaraan toegevoegd dat dit geen hard verweer is, maar dat het bij de strafoplegging een rol kan spelen. Anderszins heeft hij geen consequenties aan het “noodweerverweer” verbonden.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht primair een feitelijke aanranding niet aannemelijk geworden en stelt subsidiair dat verdachte alle kans heeft gehad om zich daaraan te onttrekken.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat, voor zover beoogd is dit te betogen, niet aannemelijk is geworden dat sprake is geweest van een onmiddellijke en wederrechtelijke aanranding door [slachtoffer 2] en/of diens gezelschap. Dat er in ‘de beleving’ van verdachte van zo’n situatie sprake is geweest – sec – acht de rechtbank daartoe onvoldoende.
Er zijn ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert veroordeling van verdachte en oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van zesendertig maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, met aftrek van voorarrest.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft een strafmaatverweer gevoerd ertoe strekkende dat verdachte uit zelfverdediging heeft gehandeld en dat daarmee in strafmatigende zin rekening moet worden gehouden.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Algemene overweging
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een mishandeling terwijl dit feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad en aan een poging tot doodslag. Naar aanleiding van een geringe aanleiding, een verkeerd opgevatte opmerking, heeft verdachte slachtoffer [slachtoffer 1] in het gezicht geslagen. Als gevolg hiervan heeft [slachtoffer 1] meerdere breuken in het gezicht opgelopen. Omdat de schoonzoon van [slachtoffer 1] zich ermee ging bemoeien, is de aandacht van verdachte naar deze schoonzoon, het latere slachtoffer [slachtoffer 2] , verplaatst. Verdachte heeft met een mes in zijn hand een beweging gemaakt ter hoogte van de borst van het [slachtoffer 2] . Door deze beweging heeft verdachte het slachtoffer fors in de borst gesneden en zodanig letsel toegebracht dat medisch ingegrepen moest worden en een blijvend litteken het gevolg is. Uit de medische stukken die namens de slachtoffers zijn overgelegd, blijkt dat de lichamelijke en psychische gevolgen van dit alles voor hen zeer ingrijpend zijn. Deze feiten hebben zich afgespeeld op de openbare weg, in het uitgaansleven en in aanwezigheid van (uitgaans|)publiek. Het is niet ondenkbaar dat het door verdachte uitgeoefende geweld niet alleen bij de slachtoffers, maar ook bij de getuigen en het uitgaanspubliek gevoelens van angst en onveiligheid heeft veroorzaakt.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
6 november 2019, waaruit blijkt dat de verdachte eerder, maar niet recent, is veroordeeld voor geweldsdelicten.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 17 oktober 2019. In dit rapport wordt geconcludeerd dat het risico op recidive als gemiddeld wordt ingeschat omdat verdachte niet in staat is gebleken om in een stressvolle situatie gecontroleerd te reageren. De reclassering adviseert om bij een veroordeling een straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden.
Conclusie
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van deze gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank geen meerwaarde in het opleggen van een deels voorwaardelijke straf.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van zesendertig maanden, met aftrek van de tijd die door verdachte reeds in voorarrest is doorgebracht, passend en geboden.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vorderingen van de benadeelde partijen
Voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, hebben zich de hierna vermelde personen op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partijen vorderen vergoeding van schade en veroordeling van verdachte tot betaling van (telkens) na te melden bedragen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de pleegdatum van het bewezenverklaarde feit en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert vergoeding van immateriële schade € 2.500,-.
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert ter vergoeding van materiële schade als voorschot een totaalbedrag van € 4.872,98,- bestaande uit de volgende posten:
Ambulancekosten € 371,48
Littekencrème € 100,-
Spijkerbroek € 79,95
Inkomensverlies € 3.821,55
Toekomstige schade
Plastische chirurgie (stelpost) € 500,-
De benadeelde vordert als voorschot op een vergoeding van immateriële schade een bedrag van € 3.200,-.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1] integraal dient te worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 2] , met uitzondering van de post plastische chirurgie dient te worden toegewezen. Het toegewezen bedrag moet worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.3
Het standpunt van de raadsman
De raadsman stelt zich op het standpunt dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering en dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] dient te worden gematigd.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
De vordering heeft betrekking op het onder 1 ten laste gelegde.
Immateriële schade
Vast is komen te staan dat verdachte aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade heeft toegebracht. Die schade zal de rechtbank naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid vaststellen op € 2.500,-, zodat de vordering zal worden toegewezen.
De vorderingen van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
De vordering betreft het onder 2 tenlastegelegde.
Materiële schade
De rechtbank zal de vordering toewijzen, met uitzondering van de stelpost plastische chirurgie omdat die schadepost niet begroot kan worden op basis van de voorhanden zijnde gegevens. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze post nader te onderbouwen zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij zal in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Het overige deel van de vordering is voldoende onderbouwd en komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor. De vordering wordt toegewezen tot een totaalbedrag van € 4.372,98.
Immateriële schade
Vast is komen te staan dat verdachte aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade heeft toegebracht. Die schade zal de rechtbank naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid op dit moment vaststellen op € 2.500,-. De rechtbank zal de vordering in zoverre toewijzen en voor het overige niet ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan de vordering voor het overige aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] ter vergoeding van materiële en immateriële schade toewijzen tot een totaalbedrag van € 6.872,98 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de pleegdatum, te weten 25 juli 2019. De benadeelde partij heeft zowel het bedrag voor materiële als immateriële schadevergoeding als voorschot gevorderd. De rechtbank verstaat dat de gevorderde bedragen strekken tot vergoeding van een gedeelte van de schade die de benadeelde partij rechtstreeks heeft geleden door het bewezenverklaarde feit.
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partijen naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de feiten is toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 36f en 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf: mishandeling terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft;
feit 2
het misdrijf: poging tot doodslag;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor de bewezenverklaarde feiten;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
36 (zesendertig) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] (feit 1) van een bedrag van € 2.500,- (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 juli 2019);
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 2.500,-te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 juli 2019 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van 35 dagen zal worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] , (feit 2) van een bedrag van € 6.872,98 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 juli 2019);
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 6.872,98,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 juli 2019 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van 69 dagen zal worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] voor het meer of anders gevorderde
niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Venekatte, voorzitter, mr. S.M. Milani en mr. A.M.G. Ellenbroek, rechters, in tegenwoordigheid van S. Wongsokerto, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 23 december 2019.
Buiten staat
Mr. S.M. Milani is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer 2019331111/2019331206, gesloten op 16 september 2019. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feit 1
1.
De verklaring van de verdachte op de terechtzitting van 9 december 2019, voor zover inhoudend:
Ik was in de nacht van 25 juli 2019 op 26 juli 2019 in de binnenstad van Almelo. Ik zat op het terras van de [café] . Ik heb daar een man in het gezicht geslagen. Ik weet dat dit de schoonvader is van [slachtoffer 2] .
2.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , voor zover inhoudend op pagina 52 en 53:
Op 25 juli 2019 was ik samen met mijn schoonzoon [slachtoffer 2] in Almelo. Wij zijn buiten gaan zitten bij de [café] . Rechts van mij zat een Turkse jongen. Ik kreeg twee harde klappen in mijn gezicht van hem. Ik voelde direct pijn aan de linkerkant van mijn gezicht. Mijn lip deed ook erg veel pijn en voelde daarna doof. Als gevolg van klappen in mijn gezicht doet de gehele linkerkant van mijn gezicht pijn.
3.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] voor zover inhoudend op p agina 61:
Op 25 juli 2019 zat ik met mijn schoonvader, [slachtoffer 1]
(de rechtbank beschouwt de schrijfwijze [slachtoffer 1] als kennelijke schrijffout en leest verbeterd: [slachtoffer 1] )op het terras voor de [café] in Almelo. [verdachte] ging naast mijn schoonvader zitten. Ineens zag ik dat [verdachte] opstond en mijn schoonvader heel hard tegen zijn hoofd sloeg met beide vuisten.
4.
Een geschrift, te weten een brief van 16 augustus 2019 van [neuroloog] , neuroloog, aan [huisarts] betreffende [slachtoffer 1] , inhoudende voor zover van belang:
Op 16-08-2019 werd bovengenoemde patiënt (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1] ) gezien.
Aanvullend onderzoek
CT-aangezicht 16-08-2019
Fractuur van het zygomatico maxillaire complex links. Tevens fractuur processus coronoïdeus mandibula links. Orbitabodemfractuur links met geringe herniatie van vet.
Conclusie
Aangezichtsfracturen: Orbitabodem, zygomatico maxillaire complex, processus coronoïdeus
mandibula links. N.infraorbitalis letsel links.
5.
Een geschrift, te weten een notitie met de betekenis van de medische termen in de omschrijving van het letsel van [slachtoffer 1] :
Fractuur van zygomatico maxillaire complex = breuk jukbeen
Orbitabodem fractuur = gebroken oogkas.
Fractuur processus coronoïdeus mandibula = fractuur kaak.
Hypoaesthesie linker wang = neuropatische (zenuw)pijn, gereduceerd
gevoel.
6.
Een geschrift, te weten een brief van 19 augustus 2019 van [kaakchirurg] , kaakchirurg, aan [huisarts] betreffende [slachtoffer 1] , inhoudende voor zover van belang:
Klinisch onderzoek
Flinke hypoaesthesie linker wang (ca. 50 %).
7.
Een geschrift, te weten een geneeskundige verklaring van 25 oktober 2019 van [kaakchirurg] , betreffende [slachtoffer 1] , inhoudende:
Poliklinisch contact
Nog wel wat hypoaesthesie in de linker wang.
Feit 2
8.
De verklaring van de verdachte op de terechtzitting van 9 december 2019, inhoudende:
Ik heb in de nacht van 25 juli 2019 op 26 juli 2019 in Almelo, met een mesje een zwaaiende beweging gemaakt ter hoogte van de borst of keel van [slachtoffer 2] . Ik weet dat ik hem heb geraakt. Ik hield het mes met de snijzijde naar voren gericht.
9.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] voor zover inhoudend op pagina 52:
Op 25 juli 2019 met mijn schoonzoon [slachtoffer 2] . Wij zijn buiten gaan zitten bij de [café] . Rechts van mij zat een Turkse jongen. Ik zag dat de Turkse jongen wegliep en dat hij de Hofkampstraat inliep. Ik zag dat hij even later terug kwam met een mes in zijn hand.
10.
Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] voor zover inhoudend op pagina 62:
Ik zag dat [verdachte] terug kwam lopen. Ik zag dat hij een mes in zijn rechterhand had, het steekgedeelte wees naar voren, in onze richting. Toen ik het mes zag, ben ik direct weggelopen. Ik moest achteruit lopen, omdat ik [verdachte] in de gaten wilde houden.
Ik bleef maar achteruit lopen. [verdachte] kwam op mij aflopen. Hij had zijn arm met het mes omhoog, met het steekgedeelte in mijn richting. Ik loop achteruit, in de richting van [ijssalon] , de ijssalon. Op dat moment komt [verdachte] weer op mij aflopen. Hij heeft het mes nog steeds in zijn rechterhand, ter hoogte van zijn heup, het steekgedeelte wees in mijn richting. Ik wil hem een trap geven om hem van mij af te houden. Deze trap gaat niet helemaal goed. Ik raakte hem niet goed. Hierdoor ging [verdachte] niet achteruit. Op dat moment zie ik dat hij zijn rechterarm naar achter haalt en met een soort kroeghoek naar mij toebrengt. Ik voel en zie dat hij het mes vol in mijn borst steekt. Hij haalde het mes er als het ware langs. Ik zag direct dat het bloed eruit spoot.
11.
Een geschrift, te weten een geneeskundige verklaring opgemaakt door [naam] , chirurgie, van 26 juli 2019, voor zover inhoudende op pagina 70:
[slachtoffer 2]
Bovengenoemde patiënt werd op 26-7-2019 gezien op de SEH voor chirurgie.
Lichamelijk onderzoek
Grote laceratie van ongeveer 20 cm tot in subcutane vet dwars over de ventrale zijde thorax.
Beleid
Wond gehecht, in lagen.