ECLI:NL:RBOVE:2020:1822

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
25 mei 2020
Publicatiedatum
25 mei 2020
Zaaknummer
ak_19 _ 723
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van Wlz-indicatie en de voorwaarden voor intrekking

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 25 mei 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. E. Schriemer, en de raad van bestuur van de stichting Centrum Indicatiestelling Zorg, vertegenwoordigd door mr. I.C.J.G. van Maris-Kindt. Eiseres had een Wlz-indicatie voor VG 3, maar deze werd door verweerder ingetrokken op basis van een heronderzoek. De rechtbank oordeelde dat de intrekking van de indicatie niet gerechtvaardigd was, omdat verweerder niet had aangetoond dat eiseres niet langer op de geïndiceerde zorg was aangewezen. De rechtbank stelde vast dat de wetgever expliciet heeft gekozen voor het intrekken van een indicatie alleen bij een verbetering van de gezondheidssituatie van de betrokkene. Aangezien verweerder geen bewijs heeft geleverd voor een dergelijke verbetering, werd het beroep van eiseres gegrond verklaard. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en herstelde de oorspronkelijke indicatie voor VG 3. Tevens werd verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 19/723

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] te [woonplaats] , eiseres,

gemachtigde: mr. E. Schriemer,
en
de raad van bestuur van de stichting Centrum Indicatiestelling Zorg, verweerder,
gemachtigde: mr. I.C.J.G. van Maris-Kindt.

Procesverloop

Bij besluit van 17 augustus 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder vastgesteld dat eiseres niet langer recht heeft op een indicatie VG 3 “wonen met begeleiding en verzorging” op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz). Haar eerdere indicatie voor VG 3 blijft in het kader van de gewenningsregeling voor een periode van drie maanden gehandhaafd (van 18 augustus 2018 tot en met 17 november 2018). Daarnaast wordt aan haar met ingang van 18 november 2018 in het kader van het overgangsrecht een indicatie toegekend voor VG 2 “wonen met begeleiding”.
Bij besluit van 11 april 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 september 2019.
Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Ook zijn verschenen [naam] begeleidster van eiseres, en M.M. Khubsing van Meesterwerk. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en door P. Pel (medisch adviseur) en
M. Schoone.
Bij brief van 21 november 2019 heeft de rechtbank het onderzoek heropend, naar aanleiding van een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 30 oktober 2019 (ECLI:NL:CRVB:2019:3445). Daarbij heeft de rechtbank verweerder verzocht aan te geven wat in de zaak van eiseres de gevolgen zijn van deze uitspraak van de CRvB.
Verweerder heeft vervolgens op 11 december 2019 een aanvullend verweerschrift ingediend.
Eiseres is in de gelegenheid gesteld hierop te reageren, van welke gelegenheid zij gebruik heeft gemaakt bij brief van 6 februari 2020.
Nu geen van de partijen, nadat zij zijn gewezen op hun recht op een nadere zitting te worden gehoord, heeft verklaard dat zij gebruik wil maken van dit recht, heeft de rechtbank met toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaald dat een nader onderzoek ter zitting achterwege blijft. Daarop is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

De feiten
1. Eiseres is 23 jaar en woont sinds 25 juli 2017 in een woonvoorziening van zorginstelling Meesterwerk. Sinds april 2018 woont ze in een zelfstandige woning in de Meidoornstraat die onderdeel uitmaakt van een wooninitiatief van Meesterwerk. Er wonen meerdere cliënten van Meesterwerk in dezelfde straat en er is begeleiding nabij. Ook in de nachten kan eiseres hier een beroep op doen.
Bij besluit van 25 juli 2017 is aan eiseres een Wlz-indicatie toegekend voor VG 3 voor onbepaalde tijd. Verweerder is in 2018 een ambtshalve heronderzoek gestart om na te gaan of eiseres nog op de geïndiceerde zorg is aangewezen. In het kader van dit heronderzoek heeft de medisch adviseur een onderzoek verricht en op 9 augustus 2018 een advies uitgebracht. Volgens dit advies kan bij eiseres wél de grondslag verstandelijke handicap (VG) worden vastgesteld, maar is er geen medische noodzaak voor blijvende zorg 24 uur in de nabijheid ter voorkoming van ernstig nadeel.
Hierop heeft de besluitvorming plaatsgevonden zoals hierboven onder ‘Procesverloop’ uiteengezet.
De grondslag van het bestreden besluit
2. De intrekking is gebaseerd op artikel 2.3.4, aanhef en onder b, van de Wlz. De reden dat aan eiseres in het kader van het overgangsrecht een indicatie VG 2 is toegekend, is dat zij op 31 december 2014 een geldige indicatie had voor een zorgzwaartepakket op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten.
De standpunten van partijen
3. Partijen hebben zowel schriftelijk als op de zitting van 12 september 2019 uitvoerig
hun standpunten naar voren gebracht. Ten behoeve van de leesbaarheid beperkt de rechtbank
zich hieronder tot een weergave van de laatste standpunten van partijen, zoals zij die ná de
uitspraak van de CRvB van 30 oktober 2019 hebben ingenomen.
3.1
Verweerder stelt zich in het aanvullend verweerschrift van 11 december 2019 onveranderd op het standpunt dat er in de situatie van eiseres geen blijvende noodzaak voor 24 uur zorg in de nabijheid kan worden vastgesteld. Eiseres voldoet hiermee volgens verweerder niet aan de toelatingscriteria voor de Wlz, waarmee een grondslag is gegeven voor intrekking van de eerdere indicatie.
3.2
Volgens eiseres volgt uit de uitspraak van de CRvB van 30 oktober 2019 dat een indicatie alleen mag worden ingetrokken als de betrokkene niet langer is aangewezen op de geïndiceerde zorg. Intrekking kan volgens haar dan ook alleen plaatsvinden als die zorg niet meer nodig of noodzakelijk is, dus als deze in het verleden wel noodzakelijk was en nu, doordat de toestand is verbeterd of anderszins, niet meer nodig is. Echter, verweerder stelt zich op het standpunt dat eiseres van meet af aan niet is aangewezen op de geïndiceerde zorg. Verweerder stelt niet dat sprake is van een verbetering in haar gezondheidstoestand. Alleen daarom al wordt de indicatie volgens eiseres ten onrechte herzien.
Eiseres heeft wel degelijk permanent toezicht dan wel 24-uurzorg in de nabijheid nodig, nu zij zelf onvoldoende in staat is om tijdig en adequaat hulp in te roepen. Zij is beïnvloedbaar en kent haar grenzen niet en weet deze onvoldoende aan te geven. Zij is onvoldoende zelfredzaam, vooral op het gebied van primaire zorgtaken. Er is meerdere keren per dag contact met haar begeleider. Zonder 24-uurs toezicht zou eiseres afglijden: zij zou niet voor zichzelf zorgen en verkeerdere vrienden in huis halen die misbruik van haar maken. De benodigde zorg is niet (altijd) planbaar en afroepbaar.
Het wettelijk kader
4.1
Op grond van artikel 3.2.1, eerste lid, van de Wlz heeft een verzekerde recht op zorg die op zijn behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden is afgestemd voor zover hij naar aard, inhoud en omvang en uit een oogpunt van doelmatige zorgverlening redelijkerwijs op die zorg is aangewezen omdat hij, vanwege een somatische of psychogeriatrische aandoening of beperking of een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap, een blijvende behoefte heeft aan:
a. permanent toezicht ter voorkoming van escalatie of ernstig nadeel voor de verzekerde, of
b. 24 uur per dag zorg in de nabijheid, omdat hij zelf niet in staat is om op relevante momenten hulp in te roepen en hij, om ernstig nadeel voor hem zelf te voorkomen,
1°. door fysieke problemen voortdurend begeleiding, verpleging of overname van zelfzorg nodig heeft, of
2°. door zware regieproblemen voortdurend begeleiding of overname van taken nodig heeft.
4.2
Op grond van artikel 3.2.4 van de Wlz kan verweerder een indicatiebesluit herzien indien:
a. door de verzekerde onvolledige gegevens zijn verstrekt en de verstrekking van volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid, of
b. verweerder vaststelt dat de verzekerde niet langer op de geïndiceerde zorg is aangewezen.
De beoordeling door de rechtbank
5.1
Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres geen onjuiste of onvolledige gegevens verstrekt heeft. Haar indicatiebesluit kan dan ook uitsluitend worden ingetrokken op de grond dat zij niet langer aangewezen is op de geïndiceerde zorg in de zin van artikel 3.2.4, aanhef en onder b, van de Wlz.
5.2
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder onvoldoende aangetoond dat eiseres niet langer is aangewezen op de geïndiceerde zorg als bedoeld in artikel 3.2.4, aanhef en onder b, van de Wlz. In dat kader wordt het volgende overwogen.
5.3
In de Memorie van Toelichting bij artikel 3.2.4, aanhef en onder b, van de Wlz staat het volgende:

Ook indien de verzekerde niet langer is aangewezen op de geïndiceerde zorg kan het CIZ het indicatiebesluit intrekken (onderdeel b). Een dergelijke herziening zal naar verwachting niet of nauwelijks voorkomen, omdat de criteria voor de Wlz zo zijn geformuleerd dat in beginsel geen sprake kan zijn van zodanige verbetering van de gezondheidssituatie van de verzekerde, dat hij daardoor niet langer aan de voorwaarden voor Wlz-zorg zou voldoen.”
(TK 2013-2014, 33 891, nr. 3, blz. 125)
Uit deze toelichting volgt naar het oordeel van de rechtbank dat de wetgever er expliciet voor gekozen heeft verweerder bij een lopende Wlz-indicatie alleen dan de bevoegdheid te geven de indicatie in te trekken of te herzien als sprake is van een verbetering in de gezondheidssituatie van de betrokkene.
5.4
Dat van een verbetering in de gezondheidssituatie van eiseres sprake is, heeft verweerder niet gesteld of aangetoond. De rechtbank acht een dergelijke verbetering ook niet aannemelijk. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de medisch adviseur bij de eerdere indicatie in zijn rapport van 24 juli 2017 zonder voorbehoud heeft overwogen dat eiseres op grond van de grondslag verstandelijke handicap blijvend aangewezen zal zijn op 24-uurs zorg in de nabijheid “omdat verzekerde niet in staat is om op relevante momenten adequate hulp in te roepen en verzekerde, om ernstig nadeel te voorkomen, voortdurend begeleiding, verpleging of overname van zorg nodig heeft”. Uit geen van de stukken kan worden afgeleid dat de zorgbehoefte van eiseres sindsdien is gewijzigd.
Verweerder heeft zijn stelling dat eiseres niet langer op de geïndiceerde zorg is aangewezen enkel onderbouwd op basis van de toelatingscriteria voor de Wlz. Verweerder heeft daarmee een onjuist beoordelingskader toegepast. Uitsluitend het niet langer aangewezen zijn op de geïndiceerde zorg levert immers grond op voor intrekking of herziening van een lopend indicatiebesluit. Daarvan is in de situatie van eiseres – gelet op hetgeen hiervoor is overwogen – niet gebleken.
5.5
Het voorgaande betekent dat de intrekking van de lopende Wlz-indicatie geen stand kan houden. De toegekende indicatie VG 2 komt hiermee ook te vervallen, zodat aan een beoordeling daarvan niet wordt toegekomen.
Conclusie
6. Het beroep is gegrond en het bestreden besluit wordt vernietigd. Het primaire besluit zal worden herroepen. Daarmee herleeft de indicatie van eiseres voor VG 3.
7. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder het betaalde griffierecht vergoedt.
8. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.312,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 0,5 voor een nadere reactie, met een waarde per punt van € 525,-- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het primaire besluit;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 47,-- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.312,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.R.H. Lutjes, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.D. Moeke, griffier. De uitspraak is gedaan op
Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
De griffier is verhinderd deze uitspraak mede te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.