4.4.3.Bespreking van de tenlastegelegde feiten
De hennepkwekerijen (feit 1)
[adres 2] in [plaats 1] (A-01)
Het pand [adres 2] in [plaats 1] was in eigendom van [getuige 2] die het sinds
1 januari 2017 had verhuurd aan [getuige 1] .Blijkens het huurcontract mocht [getuige 1] het pand gebruiken om een kantoorruimte in te richten ten behoeve van een boekingsbureau voor entertainment.Er stond niemand ingeschreven in de GBA op dit adres.
Op 21 april 2017 en 1 juni 2017 ontving de politie meldingen dat in het witte pand op de hoek van de [adres 2] en de [adres 20] hennep werd geteeld. Er zou een sterke hennepgeur rond het pand hangen. In dit pand was eerder, op 6 juni 2016, ook al een hennepkwekerij ontmanteld. De politie is naar aanleiding van die informatie een onderzoek gestart en het pand binnengetreden met behulp van [getuige 1] . Achter in de kantoorruimte op de benedenverdieping stond een afgetimmerde wand met een afgesloten deur. De politie heeft deze deur geforceerd en een hennepkwekerij aangetroffen in twee ruimtes met in totaal 630 hennepplanten van 50 tot 60 cm hoog. Er stonden schakelborden die waren gekoppeld aan een grote hoeveelheid elektriciteitskabels en stopcontacten. Onder andere lege vaten en flessen voeding voor hennepplanten, hennepresten, kalkafzetting en stof op de koolstoffilters en andere voorwerpen wijzen op eerdere oogsten.Toegang tot de kwekerij kon alleen worden verkregen via de voordeur en de kantoorruimte die gehuurd werd. Omstandigheden die duiden op een normale bedrijfsvoering in dit kantoor ontbraken. Zo waren de ordners in de kasten leeg, stonden er geen computers of kantoorartikelen, lag er geen post en was de printer niet aangesloten.
De officieren van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat naast andere personen ook verdachte bij deze kwekerij betrokken was.
Ten aanzien van verdachte is erop gewezen dat [medeverdachte 8] heeft verklaard dat verdachte hem het pand heeft laten zien en heeft gevraagd of het een geschikt pand was om hennep te kweken. Tevens is verdachte direct na de ontmanteling op 14 september 2017 gebeld door [naam 14] over ‘slecht’ nieuws waarna de politie de Volkswagen Transporter van verdachte kort daarna ziet in de straat. Hoewel deze omstandigheden wel wijzen op enige betrokkenheid bij deze kwekerij, kunnen deze omstandigheden naar het oordeel van de rechtbank niet leiden tot de conclusie dat verdachte (mede)pleger was in de hennepkwekerij zoals tenlastegelegd. De rechtbank spreekt hem derhalve daarvan vrij.
[adres 3] in [plaats 1] (A-02)
Naar aanleiding van binnengekomen informatie bij de politie is op 7 november 2017 een onderzoek ingesteld in een woning aan de [adres 3] in [plaats 1] . Op de zolder van de woning was een inwerking zijnde hennepkwekerij met hennepplanten aanwezig. In totaal stonden er 160 hennepplanten van ongeveer twee weken oud en 25 cm hoog. Er bleek sprake van een illegale stroomvoorziening buiten de meterkast.Er zijn omstandigheden gebleken die duiden op een of meerdere oogsten.
De woning aan de [adres 3] is eigendom van [woningstichting] [plaats 1] . De woning werd vanaf maart 2017 door [getuige 3] gehuurd.
[getuige 3] heeft bij de politierechter verklaard dat hij vanwege schulden de woning heeft gehuurd om daar een hennepkwekerij te exploiteren. Hij heeft toen met [medeverdachte 3] contact gehad voor het opzetten van de kwekerij. Hij heeft veel zelf gedaan, maar durfde op een gegeven moment niet verder. Hij heeft hulp gekregen bij het aansluiten van de meter en ook bij het knippen hebben ze – [medeverdachte 3] , [naam 15] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] – hem geholpen met knippen. Volgens [getuige 3] is er één keer een oogst geweest.
De officieren van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat naast genoemde personen ook verdachte bij deze kwekerij betrokken was.
De officieren van justitie wijzen ten aanzien van verdachte op de tapgesprekken van 24 september 2017 tussen [medeverdachte 3] en verdachte, waarin verdachte aangeeft dat hij de jongens nodig heeft en [medeverdachte 3] vervolgens een belrondje doet om de afspraken af te stemmen. Zij wijzen verder op een tapgesprek waarin [medeverdachte 2] , [naam 4] en [medeverdachte 5] aanstuurt om zakken te halen bij de (oudere) broer.
De rechtbank overweegt dat de inhoud van deze gesprekken onvoldoende concreet naar tijd en plaats zijn om daaraan de conclusie te verbinden dat verdachte als medepleger betrokken was bij deze hennepkwekerij. De rechtbank spreekt verdachte dan ook hiervan vrij.
[adres 4] in [plaats 1] (A-03)
De [woningstichting] is eigenaar van de woning aan [adres 4] in [plaats 1] . De woningstichting heeft op 14 november 2017 bij de politie gemeld dat zij een anonieme tip heeft ontvangen dat er mogelijk een hennepkwekerij op het adres zou zijn. Uit die informatie bleek dat de bewoner ( [naam 16] ), die sinds begin 2017 op dat adres stond ingeschreven, bijna nooit op het adres verbleef. Er woonde niemand en er stonden geen meubels in de woning. Een scooter met kenteken [kenteken 1] en een auto met kenteken [kenteken 2] werden er regelmatig gezien en men vertrouwde het niet.
De politie is op 4 december 2017 binnengetreden in de woning waar zij op zolder een hennepkwekerij aantroffen met 284 planten. Er waren twee kweekruimtes. In de ene kweekruimte stonden 111 planten van ongeveer 7 weken oud met een hoogte van ongeveer 80 cm. In de kweekruimte werden meerdere indicatoren aangetroffen waaruit bleek dat er één of meerdere oogsten van hennepplanten waren geweest. In de tweede kweekruimte stonden 173 planten met een gemiddelde hoogte van 70 cm.
Volgens de officieren van justitie was bij deze kwekerij ook een rol weggelegd voor verdachte. De rode tasjes waarin de hennepschaartjes werden bewaard en die bij deze kwekerij zouden zijn gebruikt, zijn aangetroffen in de schuur van verdachte.
Nog daargelaten of de tasjes die in de schuur van verdachte zijn aangetroffen dezelfde tasjes zijn als die gebruikt zijn tijdens het knippen aan [adres 4] , (volgens [naam 16] waren het zilverkleurige tasjes), is dit naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende bewijs om te kunnen spreken van (mede)plegen door verdachte. De rechtbank spreekt hem daarom vrij.
[adres 5] in [plaats 1] (A-04)
Naar aanleiding van een MMA-melding is op 18 december 2017 een onderzoek ingesteld aan de [adres 5] in [plaats 1] . In een slaapkamer op de eerste verdieping werd een volledig ingerichte kweekruimte met 126 hennepplanten van ongeveer 70 cm hoog en zes à zeven weken oud aangetroffen. In de naastgelegen slaapkamer stonden nog 120 planten van hetzelfde formaat. Er bleek sprake te zijn van een illegale aansluiting in de meterkast.
De woning is eigendom van [woningstichting] . De stichting heeft de woning met ingang van 5 januari 2017 verhuurd aan [getuige 4] .
[getuige 4] heeft verklaard dat hij een hennepkwekerij in zijn woning aan de [adres 5] had en dat hij vanwege een huurachterstand en schulden hiermee is begonnen. Hij is met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] hierover in gesprek gegaan. Hij wist dat zij in de wiet zaten en dat [medeverdachte 5] met hen omging. Zij stelden een hennepkwekerij voor en hem werd € 5.000 beloofd. Ongeveer twee maanden voor zijn aanhouding op 18 december 2017 zijn ze gaan bouwen. De dag dat de spullen aan kwamen was heel goed geregeld. Er kwam een witte bus aan. Er was iemand met bezorgkleding, die zelfs een apparaatje bij zich had om de levering te laten aftekenen. Wij hebben toen alles naar boven gedragen. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 5] hebben hem geholpen met bouwen. [medeverdachte 2] is er maar eentje keer bij geweest. Daarna heeft hij bijna alles samen met [medeverdachte 5] gebouwd. Ze zijn zo’n drie tot zeven dagen bezig geweest met de opbouw. [getuige 4] was niet betrokken bij de verzorging van de planten. Dat moet door [medeverdachte 5] , [medeverdachte 2] of [medeverdachte 3] zijn gedaan. Na een tijdje kwam [getuige 5] (de rechtbank begrijpt: [getuige 5] ) erachter. Zij was erg boos en heeft het aan [getuige 6] (de rechtbank begrijpt: [getuige 6] ) verteld. Toen [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 5] hierachter kwamen is [getuige 4] door [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] opgehaald en heeft hij van [medeverdachte 3] een stomp in zijn gezicht gekregen. [getuige 4] verklaart voorts dat hij nadat hij bij de politie een verklaring had afgelegd hij [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] op de hoogte moest brengen. Hij is door [medeverdachte 2] onder druk gezet om zijn (politie)verklaring aan hen te geven. [getuige 4] heeft daarover nog een aantal keren met zijn advocaat gebeld en hij is nog naar het politiebureau gegaan, maar hij kreeg zijn verklaring niet. Ook moest hij een nieuwe woning regelen en de investering aan hen terugbetalen.
De officieren van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat naast genoemde personen ook verdachte bij deze kwekerij betrokken was.
De rechtbank overweegt ten aanzien van verdachte dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten bevat om tot een bewezenverklaring te komen. De enkele omstandigheid dat verdachte, [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] op 18 december 2017, na de ontmanteling van de kwekerij, met elkaar bijeenkomen in het koffiehuis aan de [straat 1] , is onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen. Nu ander bewijs ontbreekt, spreekt de rechtbank verdachte ook vrij van betrokkenheid bij deze kwekerij.
[adres 6] in [plaats 1] ‘eerste keer’(A-05)
Het pand betreft een hoekpand, gelegen op de hoek [adres 6] [adres 21] , grenzend aan het riviertje de [rivier] te [plaats 1] . Het pand bestaat uit een beneden- en bovenverdieping, waarbij de benedenverdieping als bedrijfspand is ingericht en de bovenverdieping als woning. De benedenverdieping is voorzien van huisnummer [huisnummer 1] , de bovenverdieping van huisnummer [huisnummer 2] .
Op 2 november 2017 heeft een politieagent in burger gezien dat een witte Citroën Berlingo met kenteken [kenteken 3] de [straat 2] in en uit reed en vervolgens stopte op de brug, waarna de bijrijder uitstapte en richting de deur van de [adres 6] aan de kant van de beek liep. Deze persoon keek meerdere keren opvallend om zich heen en ging toen naar binnen. De ramen op de bovenverdieping van het pand [adres 6] waren bedekt met lakens en gordijnen. Nadat de bijrijder van de Citroën naar binnen ging was alleen nog licht te zien boven de ingang. Op basis van deze melding en informatie van netbeheerder [bedrijf 1] , waaruit bleek dat sprake was van positief afwijkend beeld in energieverbruik is de politie op 7 maart 2018 binnengetreden in de woning. Geconstateerd werd dat het niet mogelijk was om door een tussendeur vanuit de bedrijfsruimte beneden, naar de bovenverdieping te gaan. Op de bovenverdieping werden vier kweekruimtes aangetroffen. In totaal stonden er 793 hennepplanten, allen ongeveer zes weken oud met een hoogte van gemiddeld 65 cm. Het is aannemelijk dat er één eerdere oogst heeft plaatsgevonden.
De eigenaar van het pand is [getuige 7] . Op de benedenverdieping was een bakkerij gevestigd, die als [bedrijf 5] staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. De bakkerij werd opgericht op 4 februari 2014 en sinds 8 april 2016 werd [naam 5] als bestuurder aangemerkt. Hij stond van 6 augustus 2014 tot 8 december 2017 ook ingeschreven in de GBA op het adres [adres 6] [bedrijf 5] werd op 31 december 2017 uit de registers van de KvK geschreven. Op 8 januari 2018 is “ [bedrijf 5] ” als eenmanszaak geregistreerd in het register van de KvK, met als eigenaar [verdachte] en als omschrijving van het bedrijf ‘Voorbereidende handelingen voor het starten van een ambachtelijke bakkerij aan de [adres 6] te [plaats 1] .’ Op 9 februari 2018 wordt ook “ [bedrijf 6] ” opgericht blijkens informatie uit de KvK, met als bezoekadres [adres 6] . Eigenaar van [bedrijf 6] is [getuige 8] .
Verdachte heeft tijdens zijn eerste verhoor bij de politie verklaard dat hij het pand aan de [adres 6] goed kent. Hij heeft daar een bakkerij waar Turkse pizza’s worden verkocht. Deze zaak heeft hij overgekocht van [naam 5] en zijn oom [naam 17] werkt er.Ter terechtzitting heeft verdachte hierover verklaard dat het pand nooit op zijn naam heeft gestaan. Hij heeft de bakkerij niet overgenomen omdat [naam 5] had gelogen over de omzetcijfers. De bakkerij was niet rendabel. Daarom wilde hij iemand anders regelen om de zaak over te nemen.
[naam 5] heeft in eerste instantie bij de politie verklaard dat hij de bovenwoning had verhuurd aan [naam 7] . Hij heeft hiervoor een huurcontract en een kopie van het rijbewijs van [naam 7] aan de politie overgelegd. Hij heeft verklaard dat hij niets afwist van een hennepkwekerij, terwijl hij op de begane grond Turkse pizza’s bakte. Wanneer de politie een foto van [naam 7] aan [naam 5] toont, herkent hij hem niet. Het huurcontract was niet ondertekend.
[naam 5] heeft op 16 oktober 2018 verder verklaard dat hij verdachte heeft benaderd omdat hij geld nodig had. Verdachte heeft in oktober 2017 kenbaar gemaakt dat hij de zaak wel wilde kopen en zij kwamen een bedrag overeen. De oom van verdachte, [naam 17] , zou in de bakkerij komen werken. Verdachte wilde ook de bovenverdieping huren en zou daar huur voor betalen. Vanaf 1 januari 2018 was zijn naam weg bij de Kamer van Koophandel maar hij draaide de zaak toen nog wel. Eind januari 2018 trok verdachte zich terug, omdat de omzetcijfers niet klopten. Verdachte zei dat hij de zaak op een andere naam kon laten zetten. Verdachte kwam met [getuige 8] . [getuige 8] heeft de bakkerij toen overgenomen en [naam 5] bleef in de bakkerij werken. Op een gegeven moment kwam [naam 5] erachter dat er een hennepkwekerij op de bovenverdieping was gevestigd. Die kwekerij is volgens hem 100% van verdachte. [naam 17] praatte veel over de kwekerij en hij zei dat verdachte en [medeverdachte 2] aan het werk waren in de kwekerij. Even later zegt hij dat hij wist dat er een kwekerij zat en dat dit is besproken. [naam 5] heeft er geen geld voor gekregen. Hij (de rechtbank begrijpt: gelet op de samenhang met het voorgaande: verdachte) heeft alleen 3000 van de huur betaald. Hij wilde daarbij ook de zaak kopen en overnemen. Dit was besproken met de kwekerij. Daarna is de doorgang naar boven dichtgetimmerd. Dat moet door verdachte en zijn mensen zijn gedaan.
[naam 5] heeft op 16 oktober 2018 ook verklaard dat verdachte het huurcontract met [naam 7] en een kopie van diens rijbewijs voor hem had geregeld en dat hij wist dat met deze gang van zaken identiteitsfraude werd gepleegd.Deze verklaring wordt ondersteund door de verklaring van [naam 7] die bij de politie heeft verklaard dat hij geen huis aan de [adres 6] in [plaats 1] heeft gehuurd en aangifte wilde doen van identiteitsfraude..
[naam 17] bevestigt in zijn verklaring dat verdachte de bakkerij wilde overnemen. En op vragen of hij wist van de kwekerij daar: ‘Ja ik wist. De stroom die uitvalt elke keer. De werknemers die het er over hebben. De afgedekte ramen, het gesprek dat ik had met [getuige 8] waarom het is dichtgetimmerd. Tuurlijk weet ik dat daar een kwekerij zit dan maar ik wist niet van wie het was. U zegt [verdachte] maar dat wist ik niet.’
Dat de kwekerij wel van verdachte was, leidt de rechtbank af uit de navolgende feiten en omstandigheden.
Uit OVC-gesprekken van 7 maart 2018, opgenomen in de Volkswagen Transporter van [verdachte] blijkt zijn betrokkenheid bij deze kwekerij. Hij spreekt onder andere met [medeverdachte 3] over de ontmanteling en de aanhouding van [naam 5]:
15:44:35
[medeverdachte 3] : Tja., ntv.. is er niet. Toen ik thuis kwam heb ik het meteen verstuurd..
[verdachte] : Nou goed. Dinges is gepakt., heb je het al gehoord?
[medeverdachte 3] : Wat is gepakt?
[verdachte] : ..ntv.. is gepakt.
[medeverdachte 3] : Meen je dat!?
[verdachte] : Ja.
[medeverdachte 3] : Wanneer? Nu net?
[verdachte] : Ja.
[medeverdachte 3] : shit joh.
[verdachte] : Ik ga naar mijn oom [naam 17] .. Ga mee anders. Zet je auto maar weg., parkeer maar achter mij.
15:45:20. Portier gaat open en [medeverdachte 3] stapt in de auto.
[medeverdachte 3] : Hebbe ze hem aangehouden.
[verdachte] : [naam 5] ja..
16:19 (…)
[medeverdachte 3] : Maar dan weet je je schade/verlies abi.. ntv..
[verdachte] : Nee nee ik heb geen verlies geleden.. Ik heb dit willens en wetens gedaan., ik heb dit risico ingecalculeerd. Ik dacht ‘als ik de eerste keer red, dan zal er wat overblijven en de tweede keer zien we wel’. Dit verwachtte ik. Daarom was ik niet verbaasd!
Op 8 maart 2018 spreekt [verdachte] in zijn Transporter met [medeverdachte 3] en zegt hij:
[verdachte] : Ook al zouden ze daar mijn vingerafdrukken vinden! Ze weten dat zij mij daar niet op kunnen pakken!
[medeverdachte 3] : ..ntv..
[verdachte] : Maar als we daar geen acht op hadden geslagen.. Hoeveel uur hebben we daar wel niet aan besteed! Onze hele ..ntv.. is daaraan opgegaan. Geen plant achtergelaten! Het is zelfs niet [medeverdachte 1] z’n werk geweest.. Hij zei dat het daar vanzelf compost zou worden. Ik zei ‘nee nee weg ermee., gewoon schoonmaken”.
16:07 (…)
[verdachte] : Ik heb schijt aan hun observatie [medeverdachte 3] ! We hebben tijdens hun observatie 4 keer geknipt potjandorie!
Op 9 maart 2018 om 18:30 uur spreekt [verdachte] met een NNM en zegt hij: “
Gister grote plek van mij gepakt weer”.
Ook op 14 maart 2018 om 23:19 uur spreekt [verdachte] met een NNM over de [zaak] zaak:
[verdachte] vertelt over een zaak die [zaak] zaak.. Dat er twee ingangen zijn en dat de politie toen die kwam niet heeft omgelopen, dat die door .ntv.. deur is gekomen.
[verdachte] ...ntv..
NNM: hebben de buren soms geuren e.d. geroken
[verdachte] : Nee hoor ben je gek..
NNM: Naam van [naam 17] abi is zijn naam ook voorgevallen.
[verdachte] : Nee., niet ..ntv..
NNM: maar de bakkerij is er toch nog, die draait toch nog steeds..
[verdachte] : Ja, ja..adres... ntv.. ..ntv..daar is een doorgang., we hebben het dichtgetimmerd, we hebben niet gezegd dat we het dicht hebben getimmerd.
Op 11 september 2018 heeft [naam 6] twee verklaringen bij de politie afgelegd in het kader van het aantreffen op 7 maart 2018 van een hennepkwekerij in de Bakkerij aan de [adres 6] in [plaats 1] . Hij heeft daarover – kort gezegd – verklaard dat hij [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 6] wel eens heeft zien sjouwen met spullen bij de bakkerij tegenover BCA (de rechtbank begrijpt: [adres 6] ). Ook heeft hij zelf bij de bakkerij – op verzoek van zijn broer [medeverdachte 1] – gesjouwd en heeft hij daar [verdachte] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] gezien.
Bovendien is op folie in de kwekerij en op tape op een deur die toegang gaf tot de kwekerij een dactyloscopisch spoor, te weten een vingerafdruk, van verdachte aangetroffen.
De rechtbank acht op grond van die bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte niet alleen een rol had bij deze kwekerij, maar dat het zijn eigen kwekerij was. Verdachte gebruikte de bakkerij als dekmantel voor de kwekerij.
Met betrekking tot de rol van [medeverdachte 1] wijst de rechtbank, in aanvulling op de verklaring van zijn broertje [naam 6] , op de volgende feiten en omstandigheden.
Verdachte heeft contact met [medeverdachte 1] over de kwekerij, bijvoorbeeld na de ontmanteling op
7 maart 2018:
[medeverdachte 1] : Er is gewoon bijna 2 maanden over geen gegaan. Want het was in uhh december was het al. NTV
[verdachte] : Toen waren we mee bezig de eerste keer al FON
[medeverdachte 1] : Ja toen waren we er net mee bezig.
(…)
[medeverdachte 1] : Het is ook geen kleintje ook weer
[verdachte] : He
[medeverdachte 1] : Het is helemaal geen kleintje.
[verdachte] : NTV kleintje. We hebben wel goed schoon gemaakt dus hij moet gewoon zeggen dat het de eerste keer is.
[medeverdachte 1] : ja maar alleen onze potten. NTV
[verdachte] : Hij kan hij gaat niet zeggen eerste keer hij moet die contract aanpassen met de datum. Dat die het de man terug heeft gehuurd ofzo.
De rechtbank twijfelt er niet aan dat dit gesprek gaat over de kwekerij aan de [adres 6] en de aanhouding van [naam 5] .
Er zijn dactyloscopische sporen, te weten een handpalmafdruk en een vingerafdruk, van [medeverdachte 1] aangetroffen in de kwekerij.En [medeverdachte 1] is de eigenaar van de witte Citroën Berlingo met kenteken [kenteken 3] die op 2 november 2017 bij de kwekerij te zien was.
De rechtbank acht om die redenen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich tezamen en in vereniging met [medeverdachte 1] heeft schuldig gemaakt aan het telen van hennep op dit adres.
[adres 7] (A-06)
Het pand betreft een loods op een bedrijventerrein. Eigenaar van de loods is [getuige 9] . [getuige 9] heeft de loods met ingang van 16 januari 2017 verhuurd aan [naam 4] .
Naar aanleiding van MMA meldingen op 8 en 12 februari 2018 dat in de loods mogelijk hennep werd gekweekt is de politie een onderzoek gestart. Er is een netmeting uitgevoerd door netbeheerder [bedrijf 1] die positief was. Op 19 maart 2018 is de politie binnengetreden. Op de bovenverdieping van de loods heeft de politie een hennepkwekerij aangetroffen met 547 planten van gemiddeld 50 cm hoog.Uit nader onderzoek is gebleken dat er drie of vier eerdere oogsten moeten zijn geweest.[medeverdachte 2] en [medeverdachte 5] waren op het moment van binnentreden in de loods aanwezig. [naam 4] bevond zich ook op het terrein bij de loods. Na het aantreffen van de hennepkwekerij zijn [medeverdachte 2] , [medeverdachte 5] en [naam 4] aangehouden door de politie.
[naam 4] heeft tijdens zijn verhoor bij de rechter-commissaris op 6 juni 2019 verklaard dat de hennepkwekerij aan de [adres 7] van [medeverdachte 2] en van hem was.
De rechtbank gaat uit van de juistheid van deze verklaring, die naast het feit dat [medeverdachte 2] in de kwekerij is aangehouden wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen. De rechtbank noemt een gesprek van 17 december 2017 tussen [medeverdachte 2] met [naam 4] ,waarbij verbalisant opmerkt dat alvorens het gesprek tussen [medeverdachte 2] en [naam 4] tot stand komt, [medeverdachte 2] een gesprek voert met [medeverdachte 5] .
[medeverdachte 2] heeft het over "..bleek geworden, paarse stengels". [medeverdachte 5] zegt "Is jouw meter nog wel goed
Hierop komt het telefoongesprek tot stand:
[naam 4] : hallo?
[medeverdachte 2] : Ja waar ben je?
[naam 4] : Ja ik ben er nu bijna..
[medeverdachte 2] : Ja oké., zodra je binnen bent moet je de dinges maar opendoen., ik ben er namelijk.
[naam 4] : Ja oké., momentje., ik moet nog even parkeren.
De rechtbank wijst verder in het bijzonder op de bevindingen van verbalisanten, blijkend uit inhoud van de OVC-gesprekken in het pand, tapgesprekken en de camerabeelden. Daaruit blijkt – kort gezegd – dat [naam 4] en [medeverdachte 2] afspreken op 20 februari 2018. [naam 4] herkent [medeverdachte 2] tijdens zijn verhoor bij de politie op de camerabeelden die op 20 februari 2018 in de loods zijn gemaakt.Ook [medeverdachte 5] herkent [medeverdachte 2] op die foto. Hij ziet [medeverdachte 2] en zichzelf de trap op lopen. Hij verklaart hij verder dat hij in de wietkwekerij is geweest om het watervat te vullen. Ook heeft hij lampen hoger en lager gehangen en een slang aangekoppeld. Hij weet niet hoe lang de kwekerij er al zit. Dat moet de politie aan [naam 4] vragen.
Op 23 februari 2018 is er geklepper te horen bij het pand. Vermoedelijk wordt de deur van het slot gehaald. Daarna is te horen dat [medeverdachte 2] spreekt met een onbekend gebleven man.
NNman zegt: “Ja ze waren gegroeid. En ehhh ntv nieuwe kachels er bij, temperatuur is nou redelijk.” Daarna is enkele minuten een gezoem van een apparaat te horen. Ongeveer 10 minuten later zegt [medeverdachte 2] tegen een onbekend gebleven man: “lk denk dat er beter een…ntv gebruikt gaan worden of nie. Als wij over een week die lampen 1 dagje aanlaten 24 uur, dan hebben we dezelfde planten als die van [naam 18] . NNM zegt:” nee maar hier moet je niks meer aan doen joh, ze zijn goed breed he, vorige keer was allemaal omhoog, deze keer zijn helemaal breed. [medeverdachte 2] zegt: Als ze nog 10 centimeter omhoog komen. NNM2 zegt die gaan wel omhoog ook wel 15 omhoog makkelijk
Op 1 maart 2018 heeft [medeverdachte 2] het met een onbekend gebleven man over voeding en het water geven per bak.Op 3 maart 2018 zijn [medeverdachte 2] en [medeverdachte 5] in het pand. [medeverdachte 5] zegt: “ Kiek dat is maar 1 plantje, ..ntv van ehh 3 centimeter..ntv hout heen. En: “Nee, ik zeg niks meer tegen jouw broer joh, [medeverdachte 2] zegt: “Nee, nee ik heb het ook niet over mijn broer, ik heb dat we... ntv . Z hebben het verder over de temperatuur. [medeverdachte 2] zegt:” ..ntv verschil, snap je dan 18 graden, is ehh zeg maar, 15 graden ..ntv morgen gaan het ..ntv 23 dat is toch normaal.”, waarop [medeverdachte 5] zegt: ” Ja precies dat is te doen voor die planten, want dat is..ntv stroom...ntv, snap je”. Op 12 en 16 maart zijn [medeverdachte 5] en [medeverdachte 2] weer in de loods.
De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat [medeverdachte 2] mede-eigenaar was van deze kwekerij. Ook blijkt hieruit dat [medeverdachte 5] nauw en intensief bij deze kwekerij betrokken was. De rechtbank acht dan ook bewezen dat hij nauw en bewust, in de zin van medepleger, heeft samengewerkt met [medeverdachte 5] en [naam 4] .
De rechtbank leidt uit het dossier ook af dat verdachte betrokken was bij deze kwekerij. Dit blijkt onder meer uit het hierna volgende.
Op 29 september 2017 zegt [medeverdachte 3] tegen [naam 3] dat hij erin is geluisd door [medeverdachte 2] . [medeverdachte 2] zei tegen hem: "Kom jij zondag ook? We hebben werk te doen", "wat voor werk dan joh?", heb ik gevraagd. Hij zei "Tja, hetzelfde als dinsdag…, mijn (oudere) broer vraagt of je komt". [medeverdachte 3] : Ja. Ik zei "Is goed dan kom ik deze keer".
Op 1 oktober 2017vinden er verschillende telefoongesprekken plaats. De mastlocaties die worden aangestraald door een telefoon die zich in de loods bevindt zijn de masten aan de [adres 22] en de [adres 23] .Om 11.20 uur belt [medeverdachte 4] met [medeverdachte 6] . Hij geeft door om 1 uur en dat [medeverdachte 6] moet het doorgeven aan [naam 19] . [medeverdachte 4] zegt dat hij [medeverdachte 5] heeft geappt maar dat die nog niet reageert. [medeverdachte 4] belt om 13:20 uur met [verdachte] en zegt dat ze nog even moeten wachten, omdat er een auto voor staat. De telefoon van [medeverdachte 4] straalt op dat moment de mast aan de [adres 23] aan. Op de achtergrond bij [medeverdachte 4] zijn meerdere mensen te horen.Vervolgens, om 13:39, belt [medeverdachte 4] met [medeverdachte 3] en vraagt of hij komt. [medeverdachte 3] komt ook. [medeverdachte 4] is dan nog steeds op dezelfde locatie.Op 13.43 uur belt [medeverdachte 2] naar [medeverdachte 3] met de vraag of hij eraan komt.[medeverdachte 2] , wiens telefoon op dat moment de [adres 22] aanstraalt, belt een aantal minuten later ook met [medeverdachte 3] om te vragen hoelang het nog duurt.[medeverdachte 2] is met een reden ongeduldig, want om 13:45 uur belt hij [medeverdachte 3] weer om te vragen of hij olie/vet meeneemt. Het gesprek verloopt als volgt:
[medeverdachte 2] : [medeverdachte 3] abi breng je de olie/vet mee?
[medeverdachte 3] : Tjonge ik heb er al spijt van dat ik kom.. Ik kom niet joh!
[medeverdachte 2] : ..[lacht].. Mijn broer is al boos en zegt 'waar blijft hij nou!' Oké?
[medeverdachte 3] : maar ik heb tegen broer gezegd 'bel mij voordat jullie gaan!'.
[medeverdachte 2] : Oké is goed.
[medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] hebben maar één broer. Dat is verdachte. Gelet op deze tapgesprekken gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte op 1 oktober 2017 in de loods is geweest. Er was daar toen al een hennepkwekerij aanwezig gelet op de vastgestelde eerdere oogsten. Bovendien zegt verdachte op 2 oktober 2017 tegen zijn vader dat hij gister werk te doen had.Dit zegt op zich nog niets, maar in samenhang met de andere bewijsmiddelen is dit gesprek ondersteunend voor de conclusie dat ook verdachte betrokken is bij de kwekerij.
Op 17 december 2017 belt [medeverdachte 3] met [naam 3] . [medeverdachte 3] vraagt of ze het andere werk hebben afgehandeld. [medeverdachte 3] zegt dat [naam 3] [medeverdachte 2] in de steek heeft gelaten. Hij zegt dat ze een team zijn en dat iedereen van het team moet komen.
Uit een observatie blijkt dat de Volkswagen Transporter van verdachte op 2 januari 2018 om 20:17 uur uit de loods aan de [adres 7] kwam rijden, wachtte tot de roldeur dicht was en vervolgens naar de [straat 1] reed, waar verdachte woont.
Ook op de dag van de ontruiming en aanhouding van [medeverdachte 2] , [medeverdachte 5] en [naam 4] wordt zijn Volkswagen Transporter gezien bij de loods. Het voertuig reed voorbij nummer [nummer 1] en stopte ter hoogte van nummer [nummer 2] . Daarna reed de auto verder. Dit blijkt ook uit de volgende OVC:
[medeverdachte 3] stapt bij [verdachte] in de auto en zegt: “Wat zei ik nou tegen hun abi.. ik zei “ga niet voor elfen erheen”.. Maar ze luisteren niet abi! Want er staan huizen aan de overkant.. ..ntv.. in de gaten houden. Maar als de mensen slapen kun je er wel heen. Zo laat mogelijk..”. Verderop zegt [verdachte] “Ik ben er langsgegaan.. maar er is daar politie., ik kan verder niets doen".
Een OVC-gesprek op 20 maart 2018 tussen verdachte en [naam 4] , waaruit blijkt dat [naam 4] voor meer bedrijvigheid had moeten zorgen om niet gepakt te worden:
[verdachte] : Nee [naam 4] .. luister even naar mij! Als je had gedaan wat ik je had gezegd te doen, als je niet bang was geweest en niet zoveel stress had gehad en met de auto een paar keer daar was geweest en er daar bedrijvigheid was geweest, was er niets aan de hand geweest! Die vrouw heeft het immers zelf tegen jullie gezegd “In de middag koelkast ophalen”. Bedrijvigheid doe je in de middag zo., je moet gebruik maken van de drukte!
[naam 4] : Ja
[verdachte] : ..ntv.. de rolluik een keer open! Wat valt er te zien binnen!? Maar jij kreeg het er benauwd en zo., zo van “O ik kan geen adem halen! Ik val flauw! Ik voel mij niet goed!’’. En? was het zo erg dan!?
Op 20 maart 2018 heeft verdachte [medeverdachte 2] , [medeverdachte 5] en [naam 4] opgehaald bij het politiebureau in Borne. Uit de opgenomen gesprekken volgt de leidinggevende rol van [verdachte] bij deze kwekerij.
[verdachte] : En wat zeiden jullie., jullie hebben gezwegen toch?[medeverdachte 2] : We hebben alle drie., nee. We hebben alle drie hetzelfde gezegd.. “Wij gingen koelkast ophalen”. De rechercheurs die de inval deden waren amateurs of niet.. Allemaal?(…)
[verdachte] : Maar ze wisten het 100%.. dat het vol zat?Onduidelijk wie: ja ja ja..(…)
[medeverdachte 2] : Wat is dit nou man., wekelijks doen ze een inval., wat zijn het voor schoften man.. Ga toch weg man. Ze wisten het gewoon.. En ze liegen! ..ntv..[verdachte] : je kan niet meer peil op trekken., tegenwoordig kun je niet meer schatten. Als ze denken vallen ze al binnen., niks geen meting., aannemen of zo..[medeverdachte 5] : nee meting moeten ze doen., daarom wordt nu geseponeerd denk ik want meting zijn ze verplicht voordat ze binnenvallen.[verdachte] : ja maar jullie kunnen nou moeilijk ontkennen..
(…)
[verdachte] : Maar [medeverdachte 3] heeft jullie gewaarschuwd he.. [medeverdachte 3] zei ga na elf uur daar naartoe. Ik kan daar zoveel fouten opnoemen., wat daar mis is gegaan. Die voorruit die was geblindeerd., dat dat..
[medeverdachte 2] : Nee die hebben we altijd open gelaten.. ..ntv: praten door elkaar heen]..
[verdachte] : [naam 4] zou daar voor bedrijvigheid zorgen.. Met die auto twee keer op en neer rijden. Is niet gebeurd!
[naam 4] : Abi ik heb ..ntv.. ik heb daar gewacht..
[verdachte] : We hebben die auto met die reden gekocht/genomen., elke week zou die twee keer heen en weer rijden. Dan was er niets aan de hand geweest he! Was er echt niks aan de hand geweest.. Maar nou die woning tegenover., die kijkt daar precies tegenop. ..ntv.. derde dag komen ze., uurtje binnen. Die houden echt alles in de gaten man!
[verdachte] vraagt aan [naam 4] wat men hem heeft verteld over de binnengekomen meldingen. [naam 4] zegt dat men hem heeft aangegeven dat er twee meldingen zijn binnengekomen dat er daar hennep zou zijn.
[verdachte] zegt tegen [naam 4] “En!? Was het nou zo erg als je altijd vreesde!? Met en uurtje verhoor ben je er vanaf gekomen toch!? Als het gisteren was geweest, zat je ’s middags al thuis..”
Om 14:48 verlaat [naam 4] de auto en praten verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 5] verder over de bangigheid van [naam 4] .Verdachte zegt:
Die bangigheid heeft het verlinkt., je kan zeggen wat je wilt, die schijterigheid van hem heeft jullie allemaal gestrest! Zelfs met knippen was ik niet eens op mijn gemak daar!
Op 21 maart 2018, twee dagen na de ontmanteling, praat verdachte met een NNM over de lessen die [medeverdachte 2] uit deze situatie kan trekken:
[verdachte] : Kijk ons werk is heimelijk, je moet weten hoe en waar je het moet verbergen.. Je moet het werk niet ‘s nachts doen omdat het heimelijk is., dat wisselt van plek tot plek.. Op een industrieterrein moet je overdag aan het werkgaan..
NNM: Als je nachts gaat dan val je op.. Die plek van dinges, hebben we die niet overdag gedaan ntv..
[verdachte] : Je precies..
NNM: We zijn daarnaar toe gegaan., ntv.. ntv.. de deur was open..
[verdachte] : De bouw van dit hier, alles dat heb ik overdag gedaan. Tot een bepaald werktijd om half vijf, vijf uur was ik weg daar, ging ik op in de drukte., met de mensen die van hun werk kwamen..
NNM: ..ntv.. met jou zijn we twee keer ernaar toe gegaan, we hebben de deur toen gemaakt, we zijn toen ‘s middags ernaar toe gegaan., zoals jij het zegt 5 uur... ntv.. ntv..
[verdachte] : alles mooi en wel hij heeft zijn lesje geleerd maar het heeft mij wel een plek gekost. Het is bij elkaar bijna 1600 planten in twee weken tijd., daar heb ik een goede 35 kilo ..ntv.. misgelopen..
Verdachte heeft het in dit gesprek over de [adres 7] . Dit blijkt uit het feit dat hij praat over hoe je een hennepkwekerij op een industrieterrein moet aanpakken, daags nadat de hennepkwekerij in de loods is ontmanteld.
Ook heeft verdachte op 30 maart 2018 gesproken met [medeverdachte 4] over wat er bij [naam 4] uit is gekomen. De ene keer 11 kilo en de andere keer 12 kilo.Gelet op de datum van de ontmanteling is het aannemelijk dat dit over de kwekerij van [naam 4] aan de [adres 7] gaat.
De rechtbank concludeert, op grond van het voorgaande, dat verdachte in deze kwekerij nauw en bewust heeft samen gewerkt met [medeverdachte 2] , [medeverdachte 5] en [naam 4] .
[adres 8] in [plaats 1] (A-07)
Naar aanleiding van een MMA-melding is op 11 april 2018 onderzoek ingesteld in een woning aan de [adres 8] in [plaats 1] . Daarbij is een hennepkwekerij, bestaande uit drie kweekruimten met in totaal 427 hennepplanten van ongeveer zeven weken oud, aangetroffen. Er waren geen indicaties voor een eerdere oogst. Wel was sprake van een illegale stroomvoorziening. De eigenaar van de woning was [getuige 10] . Hij heeft de woning, naar eigen zeggen, onderverhuurd aan (de onvindbaar gebleven) [naam 8] .
Ten aanzien van deze hennepkwekerij, die ten laste is gelegd aan [medeverdachte 4] , [medeverdachte 7] en verdachte, is het volgende gebleken.
[medeverdachte 7] had in oktober 2017 telefonisch contact met [getuige 10] . Op 31 januari 2018 is [medeverdachte 7] eerst bij de schuur behorend bij de woning van verdachte gezien, dan in de [adres 8] en daarna weer (met een gevulde bigshopper) bij de woning van verdachte. [medeverdachte 4] en [medeverdachte 7] hebben in de periode van 4 januari 2018 tot en met 10 februari 2018 diverse keren telefonisch contact, waarin zij het onder meer hebben over een bezoek aan [winkel 1] en over een bouwlamp. Kort na de ontmanteling van de kwekerij is [medeverdachte 7] door de broer van [getuige 10] gebeld met de mededeling dat er een probleem is, waarop [medeverdachte 7] vraagt of er bepaalde mensen zijn gekomen. Direct daarna spreken [medeverdachte 7] en [medeverdachte 4] af elkaar te ontmoeten. [medeverdachte 7] leest later die avond een krantenartikel over de ontmanteling van de kwekerij op de [adres 8] in [plaats 1] . Ook verdachte en [medeverdachte 4] ontmoeten elkaar die avond. In de auto van verdachte bespreken zij, kort gezegd, dat er drie stuk zijn gegaan, waarvan één in [wijk] (de rechtbank begrijpt: de wijk waarin de [adres 8] is gelegen) en hebben zij het over het ‘opruimen/oogsten’. Later die avond zegt [verdachte] onder meer tegen [naam 9] : “… drie van mij. Echt [naam 9] ik weet het niet…ntv…ik ga naar de klote. Het was dat het de koppigheid was van [medeverdachte 7] , ik had tegen [medeverdachte 7] gezegd laten we dat daar opruimen. Ik heb gisterenavond nog gesproken met [medeverdachte 7] . Ik zei laten we die grote kant opruimen/nemen dat de kleintjes blijven en hij zei akkoord, wat we kunnen redden.”
Deze feiten en omstandigheden bieden aanknopingspunten voor een strafbare betrokkenheid van [medeverdachte 4] , [medeverdachte 7] en verdachte bij de kwekerij in de [adres 8] , maar zijn onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen van de aan de verdachten in de vorm van medeplegen en in het geval van [medeverdachte 4] en [medeverdachte 7] subsidiair in de vorm van medeplichtigheid tenlastegelegde hennepteelt. De rechtbank spreekt [medeverdachte 4] , [medeverdachte 7] en verdachte hiervan dan ook vrij.
[adres 9] in [plaats 1] (A-09)
Naar aanleiding van een positieve blok/netmeting en een onderzoek ter plaatse is op 24 april 2018 een onderzoek ingesteld aan de [adres 9] in [plaats 1] . Het pand betreft een vrijstaande bedrijfsloods. In de loods was een scheidingswand aangebracht, waardoor de kweekruimte niet zichtbaar was als de grote openslaande deuren open stonden. In de kweekruimte stonden 604 hennepplanten van ongeveer 50 cm hoog en 7 weken oud. Er bleek sprake van een illegale aansluiting in de meterkast.
De eigenaar van de bedrijfsloods is [getuige 11] . Hij heeft de loods vanaf 1 januari 2018 voor € 500 per maand verhuurd aan (de rechtbank begrijpt gelet op de huurovereenkomst:) [naam 12] . De betalingen van de huur werden contant gedaan. Eind januari zag hij, toen de grote voordeur van de loods open stond, een getimmerde houten muur in de loods. Ook zag hij drie of vier mannen die hij niet kende. Hij heeft [naam 12] s ‘avonds nog aangesproken dat hij hier niet blij mee was.
[naam 12] bevestigt dat hij dit pand van [getuige 11] heeft gehuurd. Uit de verklaring van [naam 12] volgt verder dat hij twee keer huurgeld van verdachte heeft geleend, en dat [medeverdachte 1] één of twee keer bij hem in de loods is geweest.
Verdachte heeft verklaard dat hij die jongen (de rechtbank begrijpt: [naam 12] ) heeft geholpen omdat die jongen het graag wilde en omdat de locatie goed was. Er stonden rondde 500 planten. Verdachte heeft een deel van de huur betaald en geholpen met de bouw van de kwekerij. Hij verklaart verder dat mensen hem bij deze kwekerij hebben geholpen. Zo iemand geef je dan achteraf een extraatje. Zo werkt dat.
De rechtbank concludeert dat verdachte, gelet op hetgeen hij heeft verklaard, in het licht bezien van het overige bewijsmateriaal, mede-eigenaar van de kwekerij was en daarbij nauw en bewust heeft samen gewerkt met anderen.
De rechtbank overweegt dat uit de verklaring van [naam 12] en de diverse tapgesprekken in combinatie met bakengegevens kan worden afgeleid dat op 30 januari, 31 januari en 1 februari 2018 werkzaamheden zijn verricht in de kwekerij aan de [adres 9] .
30 januari 2018Op 30 januari 2018 spreken verdachte en [medeverdachte 1] af om rond 09:00 uur naar de [winkel 2] te gaan. De Volkswagen Transporter van verdachte staat later bij de [winkel 2] geparkeerd.
Om 10:34 uur wordt [medeverdachte 1] gebeld met de vraag of hij aan staartje (de rechtbank begrijpt: verdachte) kan doorgeven dat de spullen binnen zijn.
Om 11:01 uur geeft [medeverdachte 1] aan [naam 20] door dat [naam 12] de slijptol komt halen.De Opel Zafira van [medeverdachte 6] staat deze dag van 10:15 tot ruim na 14:00 uur geparkeerd aan de [adres 9] , met stops op de heen- en terugweg aan de [straat 1] .Ook de Volkswagen Transporter van [verdachte] staat deze ochtend tussen 10:18 en 14:19 uur geparkeerd aan de [adres 9] in [plaats 1] .
31 januari 2018Om 11:10 uur geeft verdachte aan [medeverdachte 1] door dat [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] gelijk daarheen zijn gegaan.De Opel Zafira van [medeverdachte 6] rijdt deze dag via het adres van [medeverdachte 5] naar de [straat 1] , en staat vervolgens ruim 4 uur geparkeerd aan de [adres 9] .
1 februari 2018Op 1 februari om 12:00 uur zegt [medeverdachte 6] dat hij bij [medeverdachte 5] voor de deur staat. [medeverdachte 5] is net wakker en vraagt [medeverdachte 6] om binnen te komen.
Om 12:12 uur wordt [medeverdachte 5] gebeld door [medeverdachte 1] . Özden heeft een mondstukje van een busje nodig. [medeverdachte 5] gaat naar de [winkel 3] .
Om 12:21 uur belt [medeverdachte 1] naar [medeverdachte 5] dat hij zes haakjes nodig heeft. [medeverdachte 5] haalt het wel bij de bouwmarkt.Uit bakengegevens blijkt dat de Opel Zafira van [medeverdachte 6] om 11:59 uur stopt ter hoogte van het huis van [medeverdachte 5] , om 12:18 uur langs de Woonboulevard in [plaats 1] rijdt om vervolgens te parkeren aan de [adres 9] in [plaats 1] .
De rechtbank leidt uit deze feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien af dat naast verdachte, ook [medeverdachte 1] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] betrokken waren bij de hennepkwekerij.
De bijdrage van [medeverdachte 1] ziet de rechtbank als wezenlijker dan die van [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] . De rechtbank heeft in dit verband, naast het hiervoor overwogene, in het bijzonder acht geslagen op de vele (42) telefonische contacten die [medeverdachte 1] in de periode van 28 januari 2018 tot en met 21 maart 2018 – en derhalve de periode waarin de onderhavige kwekerij is opgebouwd – had met [naam 12] .
De rechtbank betrekt daarbij dat uit de inhoud van de gesprekken kan worden afgeleid dat [medeverdachte 1] een aansturende rol heeft in ieder geval waar het [medeverdachte 5] (en in diens verlengde [medeverdachte 6] ) betreft. De rechtbank betrekt daar ook bij dat uit de inhoud van de contacten tussen [medeverdachte 1] en verdachte, blijkt dat zij op een gelijkwaardiger niveau met elkaar omgaan.
Een voorbeeld daarvan vormt het OVC-gesprek van 10 maart 2018 waarin [medeverdachte 1] en verdachte met elkaar bespreken over het belang van goed licht is (zij bespreken dat het licht bij [naam 12] kut is, als er 5 of 10 minuten af moet, je haalt 10 gram eraf. Dat is voor 200 gram, dat 1000 euro, dat is er toch bij dan heb je de voeding er voor niks), in het algemeen dat je een op en top opbouw hebt als je een ton investeert en (kennelijk over een andere kwekerij) ‘ [naam 12] kan ik al 580 planten kwijt. Dus waarom zou ik daar geen 550 planten kwijt kunnen’.
De rechtbank concludeert op grond van al het voorgaande dat [medeverdachte 1] nauw en bewust heeft samengewerkt met verdachte.
[adres 10] in [plaats 1] (A-10)
Deze woning werd gehuurd door [slachtoffer] sinds 20 februari 2017. Aan de hand van diverse onderzoeksbevindingen in het onderzoek HERA, weergegeven in de tijdlijn, is het vermoeden dat er op de [adres 10] in [plaats 1] – tegenover [medeverdachte 1] , die op [adres 24] woont – een hennepkwekerij zat, bevestigd. Op 26 april 2018 is de politie binnengetreden in de woning van [slachtoffer] . Op de zolderverdieping was een kweekruimte voor hennepplanten ingericht. In totaal stonden er 365 hennepplanten. De gemiddelde hoogte van de planten was ongeveer 60 centimeter. De hennepplanten waren naar schatting vier weken oud. De politie trof geen omstandigheden aan die duiden op een eerdere oogst.Er bleek sprake van een illegale stroomvoorziening buiten de meterkast.
In zijn verklaring op 16 oktober 2018 heeft [slachtoffer] verklaard over de hennepkwekerij. Hij zat in de problemen en had geld nodig. [medeverdachte 3] stelde toen voor om zijn zolder vol te gooien. [slachtoffer] ging akkoord. Hierna kwam verdachte bij hem langs en zijn er afspraken gemaakt. Verdachte, [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] en anderen hebben vervolgens geholpen. De bouw heeft ongeveer anderhalve week geduurd. Daarna heeft de kwekerij gedraaid. [slachtoffer] heeft verder verklaard dat hij tweemaal transformatoren heeft gestolen en doorverkocht, naar aanleiding daarvan is hij fors mishandeld door verdachte en [medeverdachte 3] .De rechtbank zal het geweldaspect op een later moment in dit vonnis bespreken.
Deze verklaring van [slachtoffer] wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen.
Zo heeft [medeverdachte 3] , voorafgaand aan zijn verhoor als getuige bij de rechter-commissaris op 30 september 2019, als verdachte een korte verklaring afgelegd. Van die verklaring is een afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt dat, op verzoek van de officier van justitie, aan het proces-verbaal van het getuigenverhoor is gehecht. [medeverdachte 3] heeft daarin, voor zover hier relevant, aangegeven dat de hennepkwekerij aan de [adres 10] van hem was.
Uit de inhoud van de diverse telefoongesprekken die [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] vanaf 26 februari 2018 tot eind maart met elkaar voeren kan worden afgeleid dat [medeverdachte 1] , naast [medeverdachte 3] , nauw betrokken is bij de opbouw van de hennepkwekerij bij [slachtoffer] .
Op 26 februari 2018 belt [medeverdachte 3] met [naam 13] de partner van [slachtoffer] . [medeverdachte 3] zegt dat ze moet doorgeven dat [medeverdachte 3] vanavond om 21.00 uur bij hem thuis komt. Op 26 februari 2018 bellen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] met elkaar. Ze gaan het morgenavond wel doen. [medeverdachte 1] weet niet hoe lang dat wordt. Op 27 februari 2018 om 20:18 uur zegt [medeverdachte 1] dat hij de foto in de auto heeft laten liggen. [medeverdachte 3] zegt dat hij er al geweest, hij heeft gemeten maar hij ( [medeverdachte 1] ) mag ook wel even zelf gaan kijken. Direct daarna belt [medeverdachte 3] met [slachtoffer] om door te geven dat die kale met vijf minuten even komt kijken. Om 20.49 uur belt [medeverdachte 1] naar [medeverdachte 3] om te zeggen dat het super was en dat ze het er morgen verder over hebben. Op 1 maart 2018 om 11.31 uur belt [medeverdachte 3] met [medeverdachte 1] . [medeverdachte 3] zegt: ‘we zijn kom je ook’. [medeverdachte 1] antwoordt dat hij er met 15/20 minuten is. Om 11.33 uur belt zegt [medeverdachte 3] tegen [medeverdachte 1] dat hij een hamer mee moet nemen. Op 8 maart 2018 om 11.15 uur geeft [naam 23] aan [medeverdachte 3] door dat hij de sleutel in de schoenen heeft liggen, dan kun je gewoon naar binnen met z’n drieën en kun je gewoon je gang gaan. Op 9 maart 2018 belt [medeverdachte 1] met [medeverdachte 10] . [medeverdachte 1] is aan de overkant. Op de achtergrond zijn timmer- en boorgeluiden te horen. Op 27 maart 2018 vraagt [medeverdachte 3] [medeverdachte 1] om een zaagmachine mee te nemen. Op 28 maart 2018 vraagt [medeverdachte 3] of [medeverdachte 1] thuis is, [medeverdachte 1] antwoordt dat hij naar [medeverdachte 3] toe komt aan de overkant.
Uit het hieronder weergegeven OVC-gesprek van 16 april 2018 tussen verdachte en [medeverdachte 1] kan worden afgeleid dat de planten het goed doen.
De rechtbank is van oordeel dat ook verdachte nauw bij deze kwekerij betrokken was. Dit blijkt uit de rol die [slachtoffer] hem toedicht. Daarnaast wijst de rechtbank op de navolgende feiten en omstandigheden.
- Er is een stuk hittewerende isolatiefolie uit een van de zijwanden van de kweekruimte gesneden.Op die isolatiefolie is een vingerafdruk van verdachte gevonden.
- Uit telefoongesprekken van 22 maart 2018 blijkt dat verdachte in de woning van [slachtoffer] is. [medeverdachte 1] belt om 14.01 uur met [naam 13] en vraagt haar de deur open te doen. Om 14.29 uur belt verdachte naar [medeverdachte 1] . Verdachte vraagt of hij thuis is, waarop [medeverdachte 1] zegt dat hij al daar is. Verdachte zegt: O ben je daar al en wil je de deur even open doen, ik ben er met een minuutje.
- Op 16 april 2018 zitten [medeverdachte 1] en verdachte in de Volkswagen Transporter van verdachte. Zij bespreken diverse ‘kwekerij-gerelateerde problemen. [naam 21] (kwekerij A-13) passeert de revue, [medeverdachte 1] heeft ergens te veel water gegeven, waardoor ze bruin zijn geworden. Verdachte vertelt dat [naam 22] (fon) die eigenaar ook bij hem is gekomen en dat het van hem ‘vol mag worden gegooid’. Die man wil er alleen te veel geld voor hebben, dan kom het financieel niet uit. [medeverdachte 1] zegt: Wij moeten gewoon straks verder kijken. Bij dinges gaat het mooi he, overkant. [naam 23] was er gister…Echt mooi geworden, ja onder ntv paar maar ntv moeten vanavond water geven. [medeverdachte 1] zegt: Kijk ik heb net alles in ntv, ik zeg we gaan straks ook alle lampenkappen schoonmaken, even met de natte doek eroverheen, dat alle stof eraf is.
Op grond van die feiten en omstandigheden concludeert de rechtbank dat verdachte het akkoord voor de kwekerij op dit adres heeft gegeven en dat [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] de kwekerij hebben opgebouwd. Deze handelingen kunnen worden aangemerkt als medeplegen. Op grond van die feiten en omstandigheden concludeert de rechtbank dat [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] , verdachte en [slachtoffer] zich tezamen en in vereniging, schuldig hebben gemaakt aan het telen van hennep op de [adres 10] .
[adres 6] in [plaats 1] (A-12)
Voor informatie over het pand verwijst de rechtbank naar wat daarover onder [adres 6] 1e keer (A-05) is opgenomen.
Op 7 maart 2018 werd een hennepkwekerij ontmanteld in het perceel [adres 6] te [plaats 1] . Uit tapgesprekken, OVC-gesprekken, observaties en bakengegevens ontstond de verdenking dat er in hetzelfde pand opnieuw een hennepkwekerij werd ingericht. Het onderzoeksteam heeft onderzocht of kon worden achterhaald wie er verantwoordelijk was voor de financiering van de opbouw, hoe de opbouw van de kwekerij werd georganiseerd en wie nu daadwerkelijk de kwekerij opbouwde en onderhield. Op 19 juni 2018 werd op de begane grond van het pand aan de [adres 6] te [plaats 1] een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen met 791 hennepplanten van maximaal twee weken oud. Er waren geen indicaties voor een eerdere oogst.
Op 11 maart 2018, vlak na de ontmanteling van de hennepkwekerij op de bovenverdieping van de bakkerij, bespreken verdachte en [medeverdachte 1] de mogelijkheid om [medeverdachte 5] een adresje te geven.Dat dit ook is gebeurd, leidt de rechtbank af uit de navolgende omstandigheden. Opvallend daarbij is de rol van [medeverdachte 5] . Die is in dit dossier namelijk veel groter dan bij andere hennepkwekerijen waar hij bij betrokken was.
De rechtbank wijst op het gesprek van [medeverdachte 5] met [getuige 8] op 12 april 2018, die toen nog de huurder was van de [adres 6] :
[getuige 8] : ehh [alias] , want ik zei net tegen hem, ik ga naar [getuige 12] ik ga met hem praten voor opruimen en zo dat dat allemaal is goedgemaakt (…).
[medeverdachte 5] : ja
[getuige 8] : hij zegt van eeh ik heb tegen Veneberg gezegd ehhh dat iemand anders dat wou gaan huren dus volgens mij hebben die mensen ook al met hem contact opgenomen ik denk dat hij weer wat aan het... klussen.. fon..is gabber.
[medeverdachte 5] : van [verdachte] denk je?
[getuige 8] : dat denk ik, dan weet je dat
[medeverdachte 5] : en nou dan?
[getuige 8] : ik ga nou gewoon open kaart spelen gabber, ik ga gewoon open kaart spelen
[medeverdachte 5] : wat open kaart spelen
[getuige 8] : ik ga gewoon tegen hem zeggen dit en dit kan je krijgen, wij gaan dit doen, ga je mee eens of niet want ik weet dat hij ervan houdt snap je?
[medeverdachte 5] : maar kutzooi man, dan wil [verdachte] denk ik weer opnieuw beginnen daar
[getuige 8] : ja maar ja als die aan ons wil verhuren jonge.
[medeverdachte 5] : jij moet gewoon zorgen dat je nou huurt
[getuige 8] : ik ga d’r nou heen, want ik zie jou straks wel ja
[medeverdachte 5] : ja is goed man.
Dat dit over de [adres 6] gaat, kan worden afgeleid uit het tapgesprek tussen [getuige 8] en [medeverdachte 5] eerder die dag, waaruit blijkt dat [medeverdachte 5] daar die middag bij het pand is en zich afvraagt wat er bewaard moet blijven. Daar komt bij dat zij het in beide gesprekken hebben over ‘ [alias] ’ met wie zij [naam 5] bedoelen en dat [getuige 12] volgens [naam 5] de huurbaas van de [adres 6] is.
Tijdens een OVC-gesprek tussen verdachte en [medeverdachte 1] bespreken op 16 april 2018 dat het van de eigenaar volgegooid mag worden.Dat dit over de [adres 6] gaat, kan worden afgeleid uit het feit dat zij het hebben over Lahmacun (=Turkse pizza) en ‘ [alias] ’.
Per 1 mei 2018 huurt [naam 14] het pand.Op 7 mei 2018 belt [naam 14] met de telefoon van [medeverdachte 5] naar de [bedrijf 7] om de meterstanden door te geven. De verbinding is slecht, maar te horen is in ieder geval: [adres 6] en [medeverdachte 3] [naam 14] .
Eind mei 2018 begint de opbouw van de kwekerij. Dat leidt de rechtbank af uit de inhoud van de navolgend telefoongesprekken. Op 25 mei 2018 is [medeverdachte 5] samen met [medeverdachte 6] bezig en hij vraagt [getuige 8] om mee te helpen.[getuige 8] wil er niet heen in het donker, maar volgens [medeverdachte 5] komen ‘die dingen’ volgende week al binnen. [medeverdachte 5] belt naar zijn partner om door te geven dat ‘ze’ bij oma zijn en dat hij de hele avond druk is.
Uit een gesprek op 27 mei 2018 om 17.00 uur blijkt dat [medeverdachte 5] bezig is in de bakkerij met opruimen (
[zaak] , ik ben die hok aan het opruimen).Op 2 juni 2018 staat [medeverdachte 5] met ‘die dingen’ voor de deur, maar niemand doet open. ‘Iedereen kan die dingen in de auto zien, dat kan toch niet.’Volgens de rechtbank kan het niet anders zijn dat met ‘die dingen’ hennepstekjes worden bedoeld. Op 19 juni 2018 worden er immers hennepplanten van gemiddeld twee weken oud aangetroffen in het pand.
Ook op 13 juni 2018 zet [medeverdachte 5] [naam 14] onder druk om ‘die dingen’ onder de grond te komen leggen. [naam 14] zegt dat hij niet kan maar volgens [medeverdachte 5] heeft [medeverdachte 6] een afspraak met [naam 14] gemaakt die hij dient na te komen, want ‘ [verdachte] wordt zometeen echt kwaad he’.
[medeverdachte 5] is ook degene die op 19 juni 2018 gebeld wordt door de buurvrouw dat de politie via de rolluiken met zaklantaarns in de meterkast aan het kijken is bij de [zaak] .[medeverdachte 5] wist op dat moment dat de kwekerij ontdekt was. Twee minuten later belt [medeverdachte 5] met verdachte en vertelt hij in versluierde taal dat de kwekerij ontdekt is.Verdachte stapt direct daarna in zijn Volkswagen Transporter en hij haalt [medeverdachte 5] op bij zijn woning. Samen rijden ze naar de [adres 6] .
De auto van Van [medeverdachte 6] is op verschillende dagen tussen 25 mei 2018 en 13 juni 2018 gesignaleerd in de [adres 6] of de [straat 2] (parkeerplaats vlakbij de [adres 6] ). Op 25 mei 2018 rijdt de auto van [medeverdachte 6] eerst langs de woning van [medeverdachte 5] , daarna langs de woning van [verdachte] en vervolgens wordt het voertuig geparkeerd aan de [straat 2] .
Uit het dossier kan worden afgeleid dat verdachte op de achtergrond betrokken was bij deze hennepkwekerij. Uit de bewijsmiddelen blijkt echter niet dat hij in nauwe en bewuste samenwerking met een ander deze hennepkwekerij heeft gehad. De rechtbank spreekt hem daarom vrij.
[adres 11] in [plaats 1] (A-13)
Naar aanleiding van een MMA-melding op 23 april 2018 en een positieve blok/netmeting is op 19 juni 2018 onderzoek ingesteld in een oud bedrijfspand aan de [adres 11] te [plaats 1] . In het pand stonden diverse gereedschappen en (hennep gerelateerde) materialen. Via een verborgen deur kwam men in de hennepkwekerij. Deze bestond uit twee kweekruimtes met daar tussen in een ruimte met transformatoren en schakelborden. In de eerste ruimte stonden in totaal 263 planten van ongeveer 37 cm hoog. In de tweede kweekruimte stonden 390 hennepplanten van ongeveer 70 cm hoog. Er bleek sprake van een illegale aansluiting in de meterkast.Er waren indicaties voor eerdere oogsten.
Uit de stukken in het dossier is gebleken dat [getuige 13] het pand al ongeveer twintig jaar in bruikleen heeft van de gemeente [plaats 1] . Begin oktober 2017 heeft hij het pand verhuurd aan een Turkse man.[getuige 13] herkent verdachte als de man aan wie hij het pand heeft verhuurd.
De verklaring van [getuige 13] vindt steun in de verklaring van verdachte, inhoudende dat hij het pand aan de [adres 11] in [plaats 1] een tijd geleden van een oude man heeft gehuurd. Verdachte heeft ook verklaard – kort gezegd – dat hij in dat pand samen met een onbekend gebleven jongen een kwekerij heeft opgebouwd. Zij hebben één keer geoogst, daarna hadden ze een mislukte oogst en de derde oogst is door de politie gepakt. Het pand lag vol met spullen. Die spullen hebben zij verkocht en dat geld is gebruikt voor de (opbouw van een) kwekerij. Met de winst van de eerste oogst, hebben ze de stekjes voor de tweede keer gekocht. Zij betaalden ieder de helft van de huur. Die jongen verzorgde de planten en verdachte heeft geholpen met knippen. Op de vraag of meerdere mensen hebben geholpen, antwoordt hij: “Maar ik ga niet zeggen wie allemaal”. Die personen kregen daar wel een kleinigheidje voor betaald.
De rechtbank concludeert dat verdachte, gelet op hetgeen hij heeft verklaard over de rol- en taakverdeling binnen deze kwekerij nauw en bewust heeft samen gewerkt met een ander.
[medeverdachte 8] heeft verklaard over de handelingen die hij ten behoeve van deze hennepkwekerij heeft verricht. In zijn verklaring van 4 september 2018 geeft hij aan dat die handelingen hebben bestaan uit het creëren van de bakken, het doorzagen van de muur en het af- en weer aankoppelen van de stroom. Hij is daar wel drie uur bezig geweest. Voor die werkzaamheden heeft hij € 100 gekregen.
In zijn verklaring van 5 september 2017 geeft hij aan dat hij is benaderd om de ruimte te bekijken. Er moest vervolgens eerst worden opgeruimd. Daar heeft hij bij geholpen. Hij was niet aanwezig bij de bouw van de kwekerij. Hij heeft alleen de wandgoot losgekoppeld en daarna aangesloten op het schakelbord tegen zijn vaste tarief.
Uit de inhoud van de diverse op 11 januari 2018 gevoerde telefoongesprekkenleidt de rechtbank het volgende af. [medeverdachte 4] belt om 17:41 met [naam 4] en zegt dan: “Jij komt wat later of niet?”, hetgeen [naam 4] bevestigt. [medeverdachte 4] zegt dat dat goed is en dat [naam 4] moet bellen voordat hij komt. Om 18:12 uur belt [medeverdachte 4] naar [medeverdachte 5] met de vraag of hij eraan komt. [medeverdachte 5] antwoordt dat hij op zijn vrouw zit te wachten maar daarna komt. Om 18:13 uur geeft [medeverdachte 4] aan verdachte door dat de eerste auto er aan komt. Om 18:28 uur wordt [medeverdachte 4] gebeld door [medeverdachte 1] , die vraagt hoe laat ze er zijn, waarop [medeverdachte 4] antwoordt dat hij op de jongens zit te wachten en dat het nog een minuut of tien duurt. Om 18:38 uur belt verdachte naar [medeverdachte 4] en vraagt waar ze blijven, waarop [medeverdachte 4] antwoordt: “Dinges… hij blijkt aan het oppassen te zijn, hij wacht op zijn vrouw”. [medeverdachte 4] verwacht hem ieder moment (hij zei dat hij om half zou vertrekken). Verdachte zegt daarop dat [medeverdachte 4] [naam 4] ook even moet bellen. Die zou ook verlaat zijn en kan nu samen met hun komen. [medeverdachte 4] heeft om 18:40 uur telefonisch contact met [naam 4] . In dit gesprek zegt [medeverdachte 4] dat hij bij het koffiehuis op [naam 4] wacht, waarop [naam 4] zegt dat hij net op de fiets wou stappen, maar dat hij wel daarheen komt. Om 18.52 uur belt [medeverdachte 4] naar verdachte om te zeggen dat ze eraan komen. Voordat de verbinding wordt verbroken is te horen dat verdachte tegen een persoon op de achtergrond zegt “ [medeverdachte 1] doe je de deur open”.
Op 12 januari 2018om 00:45 uur belt [medeverdachte 4] met verdachte.
[verdachte] : Zeg het maar [medeverdachte 4] ?
[medeverdachte 4] : Het is orde/klaar..
[verdachte] : Jij en [medeverdachte 5] , zijn jullie zelf ook al klaar?
[medeverdachte 4] : Ja we zijn klaar.
[verdachte] : Is goed. Komen jullie dan maar ook met [medeverdachte 3] mee als hij komt.
[medeverdachte 4] : Oké is goed.
Een minuut later (om 00:46 uur) belt verdachte naar [medeverdachte 4] om te zeggen dat hij (volgens de vertaler in de zin van een ander) net is vertrokken en dat hij er met een minuut is.
Dit sluit naadloos aan bij het gegeven dat de auto van verdachte, volgens de bakengegevens, kort daarna in de directe omgeving van het pand is (om 00:48 bij de [adres 25] en om 00:49 bij de [adres 26] ) en past ook bij de waarnemingen van het observatieteam, inhoudende dat zij nadat zij [medeverdachte 4] eerder die dag bij de woningen van [medeverdachte 5] en verdachte hebben gezien, om 18:12 uur een grijze personenauto, type Sedan, die in de nabijheid van de woning van verdachte was geparkeerd, met drie (niet nader omschreven) mannen die via de zijkant uit het perceel aan de [adres 1] te [plaats 1] kwamen, zien vertrekken (zij verliezen de auto daarna uit het zicht). [medeverdachte 4] is dan nog in zijn eigen woning aan de [adres 27] .
De rechtbank leidt uit deze feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien af dat er op 11 januari 2018 is geoogst en dat daarbij, naast verdachte van wie de kwekerij is, betrokken waren [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 1] en [naam 4] .
[adres 12] in [plaats 1] (A14)
Naar aanleiding van een BHV-melding op 19 juni 2018 is op 26 juni 2018 onderzoek ingesteld in een woning aan de [adres 12] te [plaats 1] . Daarbij is vanuit de meterkast in de hal een illegale aftakking naar de bovenverdieping geconstateerd. Op de eerste verdieping bleek een kweekruimte te zijn ingericht met in totaal 132 hennepplanten van ongeveer één à anderhalve week oud. In de ruimte rechts naast deze ruimte stond een stekkentray met daarin nog zestien stekjes. Een tweede kweekruimte bevond zich op zolder. Daar stonden in totaal 228 hennepplanten van ongeveer zes weken oud.Er waren indicaties voor eerdere oogsten.
[getuige 14] is de eigenaar van de woning aan de [adres 12] in [plaats 1] . Hij heeft die woning vanaf 20 februari 2017 verhuurd aan [naam 10] .
[naam 10] heeft dit ook bevestigd. In zijn eerste verklaring op 9 juli 2018 heeft hij verklaard dat hij de woning zo’n anderhalf jaar geleden heeft gehuurd, dat hij er direct is gaan wonen en dat hij er zo’n vijf maanden heeft gewoond. [getuige 5] , met wie hij een relatie heeft, heeft er ook een aantal weken gewoond. Zij heeft veel langer op dat adres ingeschreven gestaan namelijk van 11 oktober 2017 tot en met 1 februari 2018. In de periode dat [naam 10] er woonde, betaalde hij de huur zelf. Daarna werd de huur wel van zijn rekening afgeschreven, maar beschikte hij niet meer over zijn eigen bankpas. Die heeft hij moeten afgeven aan Turken uit [plaats 5] , net als de sleutel van de woning. De hennepkwekerij is snel nadat hij uit de woning is vertrokken, opgebouwd en hij zou per oogst € 10.000,- krijgen. Toen hij aangaf dat hij wilde stoppen, ook omdat [getuige 5] heel erg boos op hem was geworden, werd gezegd dat stoppen geen optie was. [naam 10] heeft verder verklaard over de angst die hij heeft ervaren, de dreigementen en het geweld dat jegens hem is toegepast.
Op 26 september 2018 heeft [naam 10] verklaard dat zijn eerdere verklaring niet helemaal juist is. Hij heeft toen aangegeven dat hij, vanwege financiële problemen, mensen heeft benaderd, van wie hij wist dat ze hennepkwekerijen bouwden. Uit angst voor problemen wil hij geen namen noemen.
Op 30 september 2019 is [naam 10] als getuige door de rechter-commissaris gehoord. Hij heeft toen verklaard dat hij [medeverdachte 3] heeft benaderd, dat [medeverdachte 3] de kwekerij heeft opgebouwd en dat hij [medeverdachte 3] daarbij heeft geholpen. Het verhaal van Turken uit [plaats 5] was verzonnen, net als hetgeen hij heeft verklaard over het toegepaste geweld en de angst die hij zou hebben ervaren.
De verklaring van [naam 10] vindt steun in de verklaring van [medeverdachte 3] .
[medeverdachte 3] heeft, voorafgaand aan zijn verhoor als getuige bij de rechter-commissaris op 30 september 2019, als verdachte een korte verklaring afgelegd. Van die verklaring is een afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt dat, op verzoek van de officier van justitie, aan het proces-verbaal van het getuigenverhoor is gehecht. [medeverdachte 3] heeft daarin, voor zover hier relevant, aangegeven dat de hennepkwekerij aan de [adres 12] van hem is.
Zowel [naam 10] als [medeverdachte 3] hebben verklaard – kort gezegd – dat de broers van [medeverdachte 3] niet bij deze kwekerij betrokken waren.
De rechtbank heeft ten aanzien van verdachte onvoldoende aanknopingspunten gevonden om te komen tot voldoende belastend bewijs. Het aantreffen van kopieën van documenten van [naam 10] in de woning van verdachte, maakt dit niet anders. De rechtbank spreekt hem dan ook vrij van betrokkenheid bij de hennepkwekerij aan de [adres 12] in [plaats 1] .
[adres 13] , [plaats 3] (België) (A-15)
Naar aanleiding van verstrekte informatie door het onderzoeksteam HERA is op 20 april 2018 door de Belgische politie een onderzoek ingesteld in een pand aan de [adres 13] in [plaats 3] . Er werd een overduidelijke hennepgeur waargenomen en op de achtergrond draaide een ventilatiesysteem. Het pand bestond uit drie verdiepingen, waarbij op de begane grond een café/koffiehuis was ingericht, op de eerste verdieping waren slaapruimtes en op de zolderverdieping werden vier kweekruimtes aangetroffen met in totaal 742 (deels) oogstrijpe planten. Er waren indicatoren voor één of meerdere oogsten. In de gang en de keuken lag afval van vorige kweken. Er zijn verder zakken aangetroffen met daarin droge cannabisplanten, dozen met afval van eerdere oogsten en lege bussen met bloei- en groei stimulatoren.Er bleek daarnaast sprake te zijn van illegale aansluiting in de meterkast.
De eigenaar van het pand betreft een vereniging zonder winstoogmerk, te weten [vereniging] . Het pand werd na een mondelinge overeenkomst voor € 1400 per maand gehuurd door [naam 21] , de uitbater van het café. De huur werd tot een paar maanden geleden overgemaakt door [naam 21] , de laatste maanden werd het van de rekening van zijn zoon [zoon] afgeschreven.
[naam 21] heeft verklaard dat [verdachte] de eigenaar van de hennepkwekerij was.
[naam 24] , werkzaam in het café en bewoner van het pand, heeft verklaard dat [naam 21] twee dagen per week langskwam. Verder kwamen er twee keer week twee personen langs voor het onderhoud van de hennepkwekerij. [naam 21] had hem verteld dat die twee personen zouden komen en dat hij zich daar niets van aan moest trekken. [naam 21] had deze personen de sleutel gegeven zodat ze zelf naar binnen konden.
Verdachte heeft verklaard dat een man uit België (de rechtbank begrijpt: [naam 21] ) samen met [naam 24] (de rechtbank begrijpt: [naam 24] ) bij hem waren gekomen. De man wilde iets beginnen, hij kon het niet alleen en toen hebben ‘
wij’ hem geholpen. [naam 24] zou beneden in het café werken, maar uiteindelijk moest hij voor alles opdraaien. Met [naam 24] is niet over de kwekerij gesproken. Verdachte is in verband met de kwekerij een aantal keren naar België gegaan. De vergoeding had met percentages te maken. Toen de man hebberig begon te worden, hebben zij (verdachte en een ander) hun deel teruggenomen. De kwekerij was één en al koppijn.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 11 mei 2020 zijn verklaring bij de politie bevestigd en daaraan toegevoegd dat hij ook spullen naar de kwekerij heeft gebracht en heeft geholpen met bouwen.
De rechtbank concludeert dat verdachte gelet op hetgeen hij heeft verklaard, mede-eigenaar van de kwekerij in [plaats 3] was en daarin nauw en bewust heeft samen gewerkt met anderen.
[naam 6] heeft ook een verklaring afgelegd over zijn betrokkenheid en die van anderen bij de hennepkwekerij in [plaats 3] . Die verklaring houdt in dat hij er een keer of tien is geweest. Hij is met de Combo van zijn broer daarheen gereden en een keer met de bus van verdachte. Dat was de eerste keer dat hij naar [plaats 3] ging. Hij was toen samen met verdachte, [medeverdachte 1] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 10] . Op de bovenverdieping van het pand waren een aantal kamers ingericht als hennepkwekerij. Dat hebben zij daar opgebouwd. Het bouwen is gedaan door [medeverdachte 10] , verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] . [naam 6] heeft voornamelijk gesjouwd. Hij weet niet meer of [medeverdachte 5] er die keer bij was. [naam 6] is er een keer of tien geweest. De meeste keren samen met [medeverdachte 5] om de planten water te geven. Op de vraag wie er geld in de kwekerij hebben gestopt antwoordt hij: [verdachte] en mijn broer.
De verklaring van [naam 6] wordt ondersteund door tapgesprekken in combinatie met mast- en bakengegevens in het dossier. Deze gegevens houden – kort samengevat – het volgende in:
- Op 15 september 2017 om 03:49 uur wordt telefonisch afgesproken dat [medeverdachte 6] naar verdachte toe komt en dat verdachte [medeverdachte 1] oppikt. De telefoon van verdachte straalt vanaf 05:55 uur een mast op de A67 (de weg richting [plaats 6] ) aan en om 16:45 uur een mast in België.
- Op 26 september 2017 om 03:49 uur wordt telefonisch afgesproken dat [medeverdachte 1] naar verdachte toe komt. De telefoons van verdachte, [medeverdachte 1] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] stralen deze dag masten in [plaats 3] aan.
- Op 20 december 2017 reed de Volkswagen Transporter van verdachte vanaf de [straat 1] in [plaats 1] naar [plaats 3] in België. Op de terugweg stopt het voertuig kort aan het woonadres van [medeverdachte 1] .
- Op 15 januari 2018 om 10:32 uur wordt telefonisch afgesproken dat verdachte [medeverdachte 1] over 10 minuten/kwartiertje komt ophalen. De Volkswagen Transporter van verdachte rijdt vervolgens via een stop bij de woning van [medeverdachte 1] naar België, met een tussenstop aan de [straat 3] in [plaats 3] .
- Op 6 februari 2018 om 05:19 uur belt [medeverdachte 10] naar [medeverdachte 1] met de boodschap dat zijn broertje ( [naam 6] ) ziek is en die ander ook. [medeverdachte 10] zegt daarna nog iets onverstaanbaars over zijn werkbroek. De telefoon in gebruik bij [medeverdachte 5] en de telefoon van [medeverdachte 1] stralen die dag masten aan in [plaats 3] .
- Op 12 februari, 16 februari en 20 februari 2018 reed de Citroën Berlingo op naam van [medeverdachte 1] op de wegen in de richting naar en van België.
- Op 15 maart 2018 staat de Volkswagen Transporter van verdachte stil aan de [straat 3] in [plaats 3] .
Uit het dossier blijkt verder dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] in de Volkswagen Transporter van verdachte op 6 juli 2017 op de A67 door de politie zijn gecontroleerd. In de kofferbak zijn materialen aangetroffen die gebruikt kunnen worden voor inrichten van een hennepkwekerij.
Ook [medeverdachte 5] heeft bij de politie een verklaring afgelegd betreffende de hennepkwekerij in [plaats 3] . Hij heeft verklaard dat hij vaker met [naam 6] is meegereden naar de kwekerij in [plaats 3] . [naam 6] ging erheen om de planten te verzorgen. Hij heeft met [naam 6] de voeding erheen gebracht. Hij heeft ook een keer geholpen met het inladen van jerrycans in de auto’s. Hij heeft ook wel eens geholpen met knippen. Hij kreeg € 100 per knipbeurt.
Voor de betrokkenheid van [medeverdachte 5] , [medeverdachte 10] en [medeverdachte 4] acht de rechtbank ten slotte nog relevant dat bij het sporenonderzoek DNA van hen is aangetroffen. Het DNA van [medeverdachte 5] en [medeverdachte 10] is aangetroffen op een colablikje/flesje in de kwekerij.Het DNA van [medeverdachte 4] is gevonden op een sigarettenpeuk ter hoogte van de ingang van de opbergruimte van de tweede verdieping, waar zich ook de kwekerij bevond.
De rechtbank heeft geconstateerd dat verdachte heeft verklaard dat hij samen met iemand (hij heeft het over ‘we’) [naam 21] heeft geholpen. Uit het dossier kan worden afgeleid dat hij doelde op [medeverdachte 1] , die net als verdachte een (winst)aandeel in de kwekerij in [plaats 3] had. Redengevend in dit verband zijn de volgende OVC-gesprekken:
7 maart 2018:
[medeverdachte 1] zegt tegen verdachte dat is hetzelfde dat wij die jongen uit België, die [naam 24] , 20000 euro hebben gedaan. Daar heb ik geen problemen mee. Dan weet je gewoon hij kan in een keer wegwezen dat weten we gewoon omdat hij helemaal niks heeft.
16 april 2018:
[medeverdachte 1] en verdachte spreken onderling met elkaar over de kwekerij. Beide wachten op informatie van [naam 6] die moet beslissen of het eraf kan of niet.
17 april 2018:
Verdachte bespreekt zijn ongenoegen over [naam 21] met zijn vader. Verdachte en [medeverdachte 1] vertellen hem hoe het is geregeld qua kosten en bemensing. Verdachte zegt dat de helft voor de man is, de helft is voor hen. [medeverdachte 1] vult aan dat zij de onkosten pakken en de knippers betalen zij. Later in het gesprek zegt [medeverdachte 1] nog een keer dat ze [naam 6] hebben betaald, benzinegeld hebben betaald en stekken al twee keer. Volgens verdachte is het moeilijk om een verzorger te vinden. Er gaan twee mensen van hier. [medeverdachte 1] vult aan dat die nu ook een beetje moeilijk doen. [medeverdachte 1] benoemd dat [naam 6] ook ietsjes meer wilde hebben. Volgens verdachte hebben die jongens gelijk, ‘kijk wat een eind, kijk wat een risico’. [medeverdachte 1] en verdachte komen tot de conclusie dat ze te weinig overhouden.
De rechtbank concludeert dat, gelet op al het voorgaande, de bijdrage dat [medeverdachte 1] bij deze kwekerij van zodanig gewicht was dat hij, net als verdachte, als medepleger bij deze hennepkwekerij betrokken is geweest. Dit geldt ook voor [medeverdachte 5] . Zijn bijdrage is, gelet op de aard en de frequentie van de werkzaamheden die hij in de kwekerij heeft verricht (de rechtbank gaat uit van kort gezegd opbouwen, knippen en verzorgen), van zodanig gewicht dat hij met zijn handelingen nauw en bewust heeft samengewerkt met verdachte en [medeverdachte 1] , waardoor ook voor hem het medeplegen kan worden bewezen.
De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen volgt dat [medeverdachte 10] en [medeverdachte 4] hebben geholpen met de opbouw van de kwekerij aan de [adres 13] in [plaats 3] . De rechtbank acht de bijdrage van [medeverdachte 10] en [medeverdachte 4] belangrijk, maar is van oordeel dat die bijdrage – anders dan bij [medeverdachte 5] – onvoldoende intensief is om te spreken van een zodanige wezenlijke bijdrage aan de hennepteelt dat dit als ‘medeplegen’ kan worden gekwalificeerd. In zoverre spreekt de rechtbank hen dan ook vrij. Wel concludeert de rechtbank dat [medeverdachte 10] en [medeverdachte 4] opzettelijk behulpzaam zijn geweest bij de hennepteelt in deze kwekerij, hetgeen subsidiair aan hen ten laste is gelegd.
[adres 14] in [plaats 2] (B-01)
Op 26 juli 2018 is een onderzoek ingesteld aan de [adres 14] in [plaats 1] . In een vrijstaande schuur aan de achterzijde van de woning werd een hennepkwekerij aangetroffen. In de kweekruimte stonden drie plantenbakken gevuld met potgrond met daarin meststoffen. Er waren geen hennepplanten in de kweekruimte aanwezig. In totaal hingen er 16 assimilatielampen en waren er 2 koolstoffilters aanwezig. De plantenbakken werden door middel van een irrigatiesysteem van een vloeistof voorzien. De luchtverversing en luchtafvoer werd geregeld door een aan- en afzuiginstallatie. Er bleek sprake van een illegale aansluiting in de meterkast. Er zijn omstandigheden gebleken die duiden op één of meerdere oogsten. Op de vloer van de kwekerij zijn verdroogde resten van hennepplanten aangetroffen. In de kweekruimte was een op kalk gelijkende afzetting te zien op het zeil tegen de opstaande rand van de kweekbakken. Ook het filterdoek van de koolstoffilters was vervuild. Bij het verplaatsen van de bevestiging bleek dat op de plaats(en) waar deze was aangebracht, het filterdoek een aanzienlijk lichtere kleur vertoonde ten opzichte van de kleur van het overige filterdoek. Het is aannemelijk dat de vervuiling van het filterdoek in de kwekerij is opgetreden nadat de koolstoffilters in de kwekerij waren bevestigd. Verder lag er stof op de kappen van de armaturen van de assimilatielampen, het stoffilter van de koolstofcilinder en de aanwezige elektra. In de kweekruimte zijn kweekbakken met potgrond aangetroffen, waarin zich restanten van stekblokjes met daarin wortelresten van hennepplanten bevonden. In de woning zijn ook diverse goederen aangetroffen, waaronder een assimilatielamp, een transformator, een ventilator en groeimiddelen. Op zolder lagen enkele hennepplanten met toppen. Deze hingen kennelijk te drogen en zijn naar alle waarschijnlijkheid afkomstig van de geoogste hennepkwekerij in de schuur.
[naam 11] is de eigenaar en bewoner van het perceel aan de [adres 14] in [plaats 1] .
[naam 11] heeft verklaard dat Turkse mannen uit [plaats 1] een half jaar geleden de kwekerij hebben gebouwd. Zij hebben alles betaald. De eigenaar is een Turkse man met lang haar, die hij wel eens heeft zien rijden in een Volkswagen Transporter. Verdachte wordt door hem herkend op de foto. Dit was de man die in het begin een paar keer kwam controleren. Zijn Turkse vrienden hebben de kwekerij gebouwd. Ook lieten zij een elektricien komen die de kabels heeft aangelegd. Vanaf dat moment werd de stroom illegaal afgenomen. Deze elektricien is twee keer langs geweest. Het was een klein Moluks mannetje die samen met een Turkse man kwam, die hij kende als [naam 25] . [naam 11] herkent [medeverdachte 7] van een foto als de man die hij [naam 25] noemt. Volgens hem had de groep ook een klusjesman die langskwam in een grijze Citroen Berlingo. Hij heet [medeverdachte 1] . Hij heeft de hele kwekerij opgezet. [medeverdachte 1] wordt door [naam 11] herkend op de foto. [naam 11] verklaart verder dat hij twee à drie keer potgrond heeft gehaald bij die gast die zich [naam 25] noemde. Dit haalde hij bij de [winkel 4] op een parkeerterrein in de [straat 1] . De potgrond werd vanuit de auto van [medeverdachte 7] in de auto van [naam 11] geladen. [medeverdachte 7] kwam vaak met iemand die hem altijd hielp in de schuur, met lampen en met elektriciteit. [naam 11] herkent [medeverdachte 4] op de foto als deze man. [naam 11] dacht dat [verdachte] de leider was. [naam 25] , die dus eigenlijk [medeverdachte 7] heet, had hem wel eens verteld dat hij de compagnon van [verdachte] was.
De rechtbank overweegt dat uit de verklaring van [naam 11] , in combinatie met tap- en mastgegevens kan worden afgeleid dat [medeverdachte 4] en [medeverdachte 7] in januari 2018 opbouwwerkzaamheden ten behoeve van de kwekerij aan de [adres 14] hebben verricht.
Op 6 januari 2018 spreken [medeverdachte 7] en [medeverdachte 4] af om morgen rond half 5, 5 uur samen te gaan rondtoeven. [medeverdachte 7] zegt dat ze lekker met z’n tweeën gaan ‘met de anderen erbij stress ik teveel’.
Op 9 januari 2018 uur om 22:49 uur zegt [medeverdachte 7] tegen [naam 26] ‘Ik heb in [plaats 2] .. ik heb er wat werk te doen".
Op 10 januari 2018 om 00:07 uur zegt [medeverdachte 4] tegen [medeverdachte 7] dat hij eraan komt. [medeverdachte 7] zegt dat hij hem aan de voorkant moet oppikken.
Op 20 januari 2018 om 16:19 uur zegt [medeverdachte 7] tegen NNM dat hij ver weg is en dat hij aan het werk is.
Uit de mastgegevens blijkt dat de telefoon van [medeverdachte 4] op 8, 9 en 10 januari 2018, en de telefoon van [medeverdachte 7] op 8 en 10 januari 2018 masten in [plaats 2] aanstralen.
De rechtbank overweegt verder dat uit de verklaring van [naam 11] , in combinatie met een OVC-gesprek en tap-, mast- en bakengegevens blijkt dat er op 13 april 2018 aan de [adres 14] is geoogst.
Op woensdag 11 april 2018 spreken [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] af voor vrijdag (13 april 2018). [medeverdachte 4] zal de tijd appen. [medeverdachte 5] geeft aan dat hij het moet appen naar [medeverdachte 6] .
Op 12 april 2018 zegt [medeverdachte 6] tegen [medeverdachte 5] dat ze met z’n tweeën gaan en dat hij dan ergens anders wacht. [medeverdachte 6] zegt dat ze met zijn auto gaan. Zij gaan met een bus. Ze spreken af om 14:00 uur.
Op 13 april 2018 om 13:53 uur geeft NNM aan [medeverdachte 6] door dat hij voor de deur staat.
Uit bakengegevens blijkt dat de auto van [medeverdachte 6] op 13 april 2018 enige tijd stil heeft gestaan in [plaats 2] .
De telefoon van [medeverdachte 7] straalt 13 april 2018 vanaf 15:13 uur een mast in [plaats 2] aan.
Een OVC-gesprek op 14 april 2018 bevestigt dat er op 13 april 2018 knipwerkzaamheden op het programma stonden. In dit gesprek zegt verdachte tegen een onbekend persoon dat [medeverdachte 7] zich er gister (13 april 2018) uit heeft gered. Toen hij verdachte voorstelde aan die jongen zei hij, ‘ [verdachte] is de grote baas’. Vervolgens zegt verdachte ‘Kijk gisteren was goede ’spul’. Gisteren was goed. Mooi afgewerkt. Verdachte zegt dat de kwaliteit afhankelijk is van de verzorger. Dit is normaal niet [medeverdachte 7] zijn planten, iemand heeft [medeverdachte 7] omgepraat. [medeverdachte 7] heeft gisteren getopt, elke keer had je 3 topjes. Verdachte vertelt dat ze denken dat ze goede verzorgers zijn, maar dat hij hun gister een lesje heeft gegeven over geelzucht. Later in het gesprek zegt verdachte dat hij gister heeft geknipt. Verdachte zegt ook dat hij zich begint te irriteren aan [medeverdachte 7] , en dat de plek die ze hebben nog voort gaat, maar dat hij verder geen nieuw werk met [medeverdachte 7] zal beginnen.
De rechtbank leidt uit deze feiten en omstandigheden af, in onderling verband en samenhang bezien, dat verdachte, [medeverdachte 7] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 6] en [medeverdachte 5] bij het oogsten op 13 april 2018 aanwezig waren.
De rechtbank concludeert gelet op al het voorgaande dat verdachte de eigenaar van de kwekerij was en dat [medeverdachte 7] en [medeverdachte 4] als beheerder van de kwekerij verantwoordelijk waren voor de uitvoerende werkzaamheden, waardoor sprake is van een zodanig wezenlijke bijdrage aan het delict dat [medeverdachte 7] en [medeverdachte 4] , naast [verdachte] , als medepleger bij deze hennepkwekerij moeten worden gezien.
Diefstal van elektriciteit (feit 2)
Aan de verdachte is tenlastegelegd het medeplegen van de diefstal van stroom, door middel van braak of verbreking, op de adressen ten aanzien waarvan hen ook het medeplegen van en/of medeplichtigheid aan het telen van hennep is tenlastegelegd.
Aldus moet voor de tenlastegelegde adressen worden bewezen dat het verdachte is geweest die, samen met een ander, de verzegeling van de meterkast heeft verbroken en een elektriciteitskabel voor de elektriciteitsmeter heeft geplaatst. Het enkele tot stand brengen van een dergelijke illegale aansluiting levert nog niet het wegnemen van elektriciteit op. Daarvoor is nodig dat opzettelijk van die aansluiting gebruik wordt gemaakt door het inschakelen van een apparaat dat via de illegale aansluiting van stroom wordt voorzien (vgl. HR 24 november 2015: ECLI:NL:HR:2015:3361). Een hennepteler die, wetende dat de stroom illegaal wordt afgetapt, op enig moment de assimilatielampen aanzet, maakt zich dus schuldig aan diefstal van elektriciteit. Degene wiens rol zich beperkt tot het dagelijks water geven van de planten, neemt daarentegen geen elektriciteit weg, ook niet als hij weet dat het elektriciteitsverbruik illegaal is. Als sprake is van medeplegen, behoeft niet bewezen te worden dat de verdachte zelf een wegnemingshandeling heeft verricht als hiervoor bedoeld. Wel is nodig dat sprake is van een bewuste en nauwe samenwerking met degene die wel zelf de assimilatielampen (en/of eventuele andere apparatuur) heeft aangezet. Voor het bewijs van die samenwerking is niet voldoende dat de verdachte op enigerlei wijze bij de desbetreffende hennepteelt betrokken is. Daarvoor is vereist dat de verdachte wist dat de hennepkwekerij op illegale stroom draaide én dat de verdachte een bijdrage aan de hennepteelt heeft geleverd die van voldoende gewicht is om van medeplegen te kunnen spreken. Met bewijs voor betrokkenheid bij de hennepkwekerij is nog niet bewezen dat de verdachte ook betrokken was (al dan niet in de vorm van medeplegen) bij de diefstal van elektriciteit.
De rechtbank neemt als uitgangspunt dat in het geval dat is bewezen dat een verdachte (mede)eigenaar van de kwekerij is, dit met zich brengt dat de inrichting en opbouw van de kwekerij, waaronder begrepen de beslissing om de elektriciteit illegaal af te nemen en de in dat verband te verrichten handelingen, onder zijn gezag en verantwoordelijkheid zijn verricht. Wetenschap ten aanzien van de diefstal van elektriciteit in zijn kwekerij vloeit daaruit voort.
Uit het voorgaande vloeit ook voort dat indien ten aanzien van een verdachte niet kan worden bewezen dat hij als medepleger (maar als medeplichtige) bij een hennepkwekerij betrokken is, niet is voldaan aan de vereisten voor een bewezenverklaring voor de diefstal van stroom.
De bewijsmiddelen waarop de rechtbank haar bewezenverklaring ten aanzien van de rollen van de individuele verdachten bij de afzonderlijke hennepkwekerijen stoelt, gelden hieronder als herhaald en ingelast.
Ten aanzien van de hennepkwekerij aan de [adres 2] , [adres 3] , [adres 4] , [adres 5] , [adres 7] , [adres 8] , [adres 6] 2e keer en de [adres 12] geldt dat de rol van verdachte niet van voldoende gewicht was om van medeplegen bij de hennepteelt te spreken dan wel dat uit de bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat de verdachte
wistdat de hennepkwekerij op illegale stroom draaide. De rechtbank spreekt hem dan ook vrij van (het medeplegen van) de diefstal van stroom op die adressen.
[adres 6] ‘eerste keer’
Een medewerker fraudebestrijding van [bedrijf 2] heeft geconstateerd dat de stroom buiten de elektriciteitsmeter om werd afgetapt en dat het zegel was verbroken. Er liepen elektriciteitsdraden van de meterkast naar de kwekerij om die van stroom te voorzien.
De rechtbank acht bewezen dat de kwekerij van verdachte en [medeverdachte 1] was. Onder verwijzing naar het hiervoor weergegeven uitgangspunt, acht de rechtbank ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van diefstal stroom, door middel van verbreking.
[adres 9]
Een medewerker fraudebestrijding van [bedrijf 2] heeft geconstateerd dat de stroom buiten de elektriciteitsmeter om werd afgetapt en dat het zegel was verbroken. Er liepen elektriciteitsdraden van de meterkast naar de kwekerij om die van stroom te voorzien.
De rechtbank acht bewezen dat de kwekerij van verdachte was. Onder verwijzing naar het hiervoor weergegeven uitgangspunt, acht de rechtbank ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van diefstal stroom, door middel van verbreking.
[adres 10]
Een medewerker fraudebestrijding van [bedrijf 2] heeft geconstateerd dat de stroom buiten de elektriciteitsmeter om werd afgetapt en dat het zegel was verbroken. Er liepen elektriciteitsdraden van de meterkast naar de kwekerij om die van stroom te voorzien.
De rechtbank acht bewezen dat deze kwekerij van verdachte, [medeverdachte 3] en [slachtoffer] was. Onder verwijzing naar het hiervoor weergegeven uitgangspunt acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van diefstal stroom, door middel van verbreking.
[adres 11]
Een medewerker fraudebestrijding van [bedrijf 2] heeft geconstateerd dat de stroom buiten de elektriciteitsmeter om werd afgetapt en dat het zegel was verbroken. Er liepen elektriciteitsdraden van de meterkast naar de kwekerij om die van stroom te voorzien.
De rechtbank heeft bewezen verklaard dat de kwekerij van verdachte was. Onder verwijzing naar het hiervoor weergegeven uitgangspunt acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte stroom heeft gestolen, door middel van braak.
[adres 13] , [plaats 3] (België)
Opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar] heeft geconstateerd dat de stroom buiten de elektriciteitsmeter om werd afgetapt. Er liepen elektriciteitsdraden van de meterkast naar de kwekerij om die van stroom te voorzien.De rechtbank heeft bewezen verklaard dat verdachte en [naam 21] eigenaar waren van de kwekerij. Onder verwijzing naar het hiervoor weergegeven uitgangspunt acht de rechtbank ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van diefstal stroom.
[adres 14] in [plaats 2]
Een medewerker Beheersen Netverlies van [bedrijf 4] heeft geconstateerd dat de stroom buiten de elektriciteitsmeter om werd afgetapt en dat het zegel was verbroken. Er liepen elektriciteitsdraden van de meterkast naar de kwekerij om die van stroom te voorzien.
De rechtbank heeft bewezenverklaard dat verdachte medepleger is van de kwekerij en kan worden beschouwd als ‘meewerkend voorman’. Onder verwijzing naar het hiervoor weergegeven uitgangspunt acht de rechtbank ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van stroom, door middel van verbreking.
Strafbare voorbereidingshandelingen (feit 3)
De rechtbank ziet zich ten aanzien van de hierna te bespreken adressen voor de vraag gesteld of verdachte wist of ernstige reden had om te vermoeden dat er goederen aanwezig waren welke bedoeld waren voor de grootschalige en/of beroeps- of bedrijfsmatige hennepteelt, als bedoeld in artikel 11, derde en/of vijfde lid, van de Opiumwet.
Juridisch kaderArtikel 11a van de Opiumwet beoogt de voorbereiding, ondersteuning en bevordering van de bedrijfs- en beroepsmatige teelt (artikel 11 lid 3 Ow) en grootschalige hennepteelt (artikel 11 lid 5 Ow) te bestrijden en stelt voorbereidingshandelingen daartoe strafbaar. Voor wat betreft voorbereidingshandelingen gaat het om het bereiden, bewerken, verwerken, te koop aanbieden, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, vervaardigen en voorhanden hebben van stoffen en voorwerpen waarvan de verdachte wist of ernstige reden had te vermoeden dat die bestemd waren voor de illegale hennepteelt. Het gaat dus enerzijds om de bestemming van die stoffen en voorwerpen voor de illegale hennepteelt en anderzijds om de vraag of de verdachte dit weet of ernstige reden heeft dit te vermoeden. Blijkens de wetsgeschiedenis van dit artikel is voor een bewezenverklaring vereist dat de gedragingen strekken tot voorbereiding of vergemakkelijking van hennepteelt, waarbij het uiteindelijke doel ten behoeve waarvan de handeling wordt verricht van belang is (zie onder meer ECLI:NL:HR:2018:328). Het uitgangspunt van de rechtbankDe officieren van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat de eigenaar van een garagebox weet wat hij in die box heeft liggen. Daarnaast is gebleken dat de garageboxen werden gebruikt voor de opslag van goederen uit en bestemd voor de hennepteelt en dat meerdere verdachten uit het onderzoek toegang hadden tot of zeggenschap hadden over die boxen. De officieren van justitie hebben ter onderbouwing van deze stelling veelvuldig verwezen naar bakengegevens.
De rechtbank heeft eerder al overwogen dat deze gegevens er wellicht op duiden dat de (auto van de) verdachte in de buurt van een garagebox is geweest, maar dat dit niet zonder meer met zich mee brengt dat de verdachte toegang of zeggenschap over de betreffende garagebox had. Daar komt nog bij dat zelfs als een verdachte op enig moment in een garagebox is geweest, daaruit nog niet blijkt dat de voorwerpen die er toen stonden, dezelfde waren als op de dag van de doorzoeking.
De rechtbank hanteert dan ook als uitgangspunt dat bij de hierna te bespreken adressen de verantwoordelijke van de garagebox, de schuur of de woning, die wetenschap heeft en beschikkingsmacht heeft over de daarin aangetroffen stoffen en goederen als strafrechtelijk verantwoordelijk is te beschouwen.
Goederen bestemd voor de beroeps- en/of bedrijfsmatige hennepteeltDe rechtbank concludeert ten aanzien van de hierna te bespreken adressen dat de aangetroffen goederen, zeker in onderling samenhang bezien, telkens bestemd en geschikt zijn voor de beroeps- en/of bedrijfsmatige hennepteelt, zoals bedoeld in artikel 11, derde lid van de Opiumwet.
Vrijspraak medeplegenHet dossier bevat ten aanzien van de hierna te bespreken adressen, met uitzondering van de [adres 14] in [plaats 2] (B-01)en de garagebox aan de [adres 18] in [plaats 1] (B-07), geen bewijsmateriaal voor strafbare betrokkenheid van een ander dan verdachte, waardoor het medeplegen van strafbare voorbereidingshandelingen voor deze adressen niet kan worden bewezen.
[adres 14] in [plaats 2] (B-01)Op 26 juli 2018 is in de woning en in de schuur aan de [adres 14] in [plaats 2] een groot aantal goederen aangetroffen, waaronder 3 kweekbakken/plantenbakken met potgrond, 17 armaturen, 18 assimilatielampen, een schakelbord, 19 transformatoren, 2 koolstoffilters, een slakkenhuis, 7 ventilatoren, 2 kachels, een dompelpomp en groeimiddelen. Er waren geen hennepplanten op dat moment in de kweekruimte aanwezig.
De rechtbank heeft hiervoor in de bewijsoverweging ten aanzien van de [adres 14] bewezen verklaard dat verdachte de eigenaar van deze kwekerij was en dat [medeverdachte 7] en [medeverdachte 4] een zodanig wezenlijke bijdrage hadden dat zij als medeplegers bij deze hennepkwekerij betrokken zijn geweest. Naar het oordeel van de rechtbank kan worden bewezen dat verdachte, [medeverdachte 7] en [medeverdachte 4] tezamen en in vereniging voorwerpen en goederen voorhanden hadden, terwijl zij wisten dat deze (nog steeds) bestemd waren voor de teelt van hennep.
Garagebox [adres 15] in [plaats 1] (B-04)Op 4 september 2018 is in een garagebox aan de [adres 15] in [plaats 1] een groot aantal goederen aangetroffen, waaronder 2 airco's, 12 armaturen, een schakelbord, 5 assimilatielampen, een dompelpomp en twee ventilatoren.
De eigenaar van de garagebox is [naam 27] . Zij heeft de garagebox 6 tot 7 jaar geleden verhuurd aan haar neefje [medeverdachte 4] , die vroeg of zijn vriend de garagebox mocht huren.
[medeverdachte 4] heeft ter terechtzitting van 18 mei 2020 verklaard dat hij de garagebox heeft gehuurd van zijn tante en deze heeft onderverhuurd aan verdachte. Verdachte heeft ter terechtzitting op 11 mei 2020 verklaard dat de garagebox van hem was.Dit leidt tot de conclusie dat hij degene was die de beschikkingsmacht had over de aangetroffen goederen. Uit de hiervoor bewezenverklaarde betrokkenheid van verdachte bij diverse hennepkwekerijen, leidt de rechtbank zijn wetenschap omtrent de bestemming van die goederen af, waardoor kan worden bewezen dat hij goederen voorhanden had die bestemd waren voor een op te zetten beroepsmatige hennepplantage.
Garagebox [adres 16] in [plaats 1] (B-05)Op 4 september 2018 is in een garagebox aan de [adres 16] in [plaats 1] een groot aantal goederen aangetroffen, waaronder 20 transformatoren, 3 PH-meters, meerdere kappen van assimilatielampen en meerdere bloempotten. De garagebox werd gehuurd door [medeverdachte 6] .
[medeverdachte 6] heeft ter terechtzitting van 14 mei 2020 verklaard dat de garagebox van hem was en dat een deel van de goederen afkomstig was van een hennepkwekerij.
Onder verwijzing naar het hiervoor weergegeven uitgangspunt, zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het plegen van strafbare voorbereidingshandelingen op dit adres.
Garagebox [adres 17] in [plaats 1] (B-06)Op 4 september 2018 is in een garagebox aan de [adres 17] in [plaats 1] een groot aantal goederen aangetroffen, waaronder 24 armaturen, 53 assimilatielampen, een snelheidsregelaar, 2 tijdschakelaars, 9 transformatoren, een slakkenhuis, 7 droognetten, meerdere zakken teelaarde, een strijkijzer en meerdere watervaten.
De huurovereenkomst staat sinds 12 maart 2018 op naam van [medeverdachte 1] .
[medeverdachte 1] heeft ter terechtzitting van 13 mei 2020 verklaard dat hij de garagebox huurde en dat er hennep gerelateerde goederen stonden.
Onder verwijzing naar het hiervoor weergegeven uitgangspunt, zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het plegen van strafbare voorbereidingshandelingen op dit adres.
Garagebox [adres 18] in [plaats 1] (B-07)
De rechtbank is ten aanzien van dit adres met de officieren van justitie en de verdediging van oordeel dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten biedt voor strafbare betrokkenheid van verdachte, zodat zij hem hiervan zal vrijspreken.
Garagebox [adres 19] in [plaats 1] (B-08)Op 4 september 2018 is in een garagebox aan de [adres 19] in [plaats 1] een groot aantal goederen aangetroffen, waaronder 15 armaturen, 26 assimilatielampen, 9 elektriciteitssnoeren, 7 transformatoren, 2 slakkenhuizen, 5 kachels, een temperatuurventilatieregelaar, 182 cans met groeimiddelen, 10 droognetten en 98 knipscharen.De garagebox is eigendom van [naam 28] . Hij heeft de box in 2016 verhuurd aan [verdachte] .
Verdachte heeft ter terechtzitting van 11 mei 2020 verklaard dat de garagebox aan de [adres 19] van hem was.Uit de hiervoor bewezenverklaarde betrokkenheid van verdachte bij diverse hennepkwekerijen, leidt de rechtbank zijn wetenschap omtrent de bestemming van die goederen af. De rechtbank komt dan ook tot een bewezenverklaring van het opzettelijk aanwezig hebben van goederen die bestemd waren voor de beroeps- of bedrijfsmatige hennepteelt.
Witwassen (feit 4)
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van artikel 420bis, eerste lid, Sr opgenomen bestanddeel "afkomstig uit enig misdrijf", niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is voor een veroordeling ter zake van dit wetsartikel vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf. Dat een voorwerp "afkomstig is uit enig misdrijf", kan, in dat geval niettemin bewezen worden geacht, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Het is daarbij aan het Openbaar Ministerie bewijs aan te dragen van dergelijke feiten en omstandigheden.
Die omstandigheden bestaan volgens de officieren van justitie uit het feit dat de verdachte in die periode geen inkomsten had.
Uit onderzoek is gebleken dat over de periode 2014 t/m 2016 geen loon- en/of uitkeringsgegevens betreffende de verdachte bekend zijn geworden. Zijn bankgegevens zijn ook onderzocht. De rekening eindigend op [rekeningnummer 1] had in de genoemde periode geen saldo. De rekening eindigend op [rekeningnummer 2] had aan het einde van het jaar 2014 een saldo van € 220, in 2015 van € 4006 en in 2016 van € 2.Dit past pas de verklaring van de verdachte dat ze leven van het geld dat zijn vrouw verdientOok volgens zijn vrouw had de verdachte (na de verkoop van [bedrijf 9] in 2009) geen inkomsten.
Daarbij zijn er aanwijzingen dat de verdachte zich in die periode bezig hield met strafbare feiten, te weten TCI-meldingenen mededelingen van de verdachte in OVC-gesprekken:
Gesprek tussen [verdachte] en NNM (kenmerk laatst inval kwam hard aan bij [medeverdachte 2] )
[verdachte] : Dat niet maar de invallen die achter elkaar waren kwamen hard aan bij de jongen..’. Hij zei: ‘abi (oudere broer, broer, omgangsvorm) vroeger wat was dat toen ik 18 -19 jaar was, alles was voor jou., ntv.. (gelach). Ik zei ‘ik ben al 20 jaar bezig met deze eerlozen, dat er twee plekken kwijt zijn, heb je ineens er geen zin meer.. In twee weken tijd ben ik twee plekken kwijt geraakt. Het is continu een strijd, dat begrijpen ze niet.
Een gesprek tussen [verdachte] en [medeverdachte 9] :
[medeverdachte 9] : Maar wat is het probleem dan?
[verdachte] : ik zei ‘Als het einde nadert., elke keer als het einde nadert, dan maken jullie problemen. Maar ik zit al 20 jaar in deze wereld/markt., zonder dat jullie hoeven te praten kan ik al aan jullie ogen aflezen hoe jullie zijn’. Het is alsof zij mij in de maling nemen! Ik zei "Denk je dat ik niet weet waarom jij niet meer met je vader praatte!?’.. Hij zei ..ntv.. Ik zei ‘Flikker toch op man! Je vader deed alle geld in zijn eigen zak en omdat hij jou niets gaf, kregen jullie ruzie. Hij ..ntv.. Jouw vader is niet iemand die graag deelt. Nu zou het apparaat/machine gestolen zijn.. Wie denken jullie wel dat jullie aan het bespelen zijn!?’..
Een gesprek tussen [medeverdachte 1] en [verdachte]
: [plaats 7] daar begin ik niet aan. Veel te veel publiek. [plaats 7] heb ik wel mijn gouden tijd gehad.
Met de officieren van justitie is de rechtbank van oordeel dat deze feiten en omstandigheden het vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat de stortingen op rekening van de verdachte uit enig misdrijf afkomstig zijn. Gelet daarop mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat die gelden niet van misdrijf afkomstig zijn.
De Volkswagen Transporter (€ 8.500,-)
De verdachte heeft verklaard dat de auto op naam van zijn vrouw staat, maar van hem is. Hij heeft de auto ingeruild tegen zijn bus. Hij heeft niet extra bijbetaald omdat er iets mis was met de bus. Met elke inruil gaat hij er zo een stapje op vooruit. Deze verklaring is onderzocht. Daaruit is gebleken dat er op 7 februari 2017 contant € 8.500,- is betaald. Uit de koopovereenkomst blijkt niet dat sprake was van een inruil.
De rechtbank acht de resultaten van het verrichte nadere onderzoek van dien aard dat mede op basis daarvan geen andere conclusie mogelijk is dan dat het ten laste gelegde voorwerp onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig is.
Uitgaven bij [reisbureau] reisbureau (€ 6.402,-)
De verdachte heeft geen verklaring gegeven.
Er was derhalve geen aanleiding tot een nader onderzoek door het Openbaar Ministerie. Er is daarom geen andere conclusie mogelijk dan dat het ten laste gelegde voorwerp onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig is.
Uitgave aan dakkapel (€ 5.000)
Uit het dossier is gebleken dat de woning op 4 september 2018 is getaxeerd.In het taxatierapport is aangegeven dat de zolder met een dakkapel is uitgebouwd en dat deze dakkapel recent oogt, mede beoordeeld aan het uiterlijk van de kozijnen, de staat van de dakranden en de staat van de loodslabben. De kosten voor aanschaf en plaatsen inclusief btw worden geschat op € 4.500,-. Tijdens de doorzoeking in de woning [adres 1] is een offerte van [bedrijf 8] aangetroffen voor de montage en levering van een dakkapel op 1 maart 2018 voor € 5.000,-. Uit onderzoek is gebleken dat de factuur contant is betaald.De verdachte heeft geen verklaring gegeven.
Er was derhalve geen aanleiding tot een nader onderzoek door het Openbaar Ministerie. Er is daarom geen andere conclusie mogelijk dan dat het ten laste gelegde voorwerp onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig is.
Uitgave aan de badkamer (€ 9.500,-)
Met het Openbaar Ministerie is de rechtbank van oordeel dat de door de verdachte gegeven verklaring, inhoudende dat de verbouwing van die badkamer door een vriend van hem is gedaan en hij die rekening nog niet heeft betaald, aannemelijk is.
In zoverre spreekt de rechtbank de verdachte dan ook vrij.
Geld naar Turkije (€ 17.000,- van [medeverdachte 9] )
Tijdens de doorzoeking in de woning van verdachte zijn documenten aangetroffen van bankrekeningen in Turkije, die op naam staan van [medeverdachte 9] en op naam van [naam 30] . Het betreft een stortingsbewijs van € 17.000,- op 25 juli 2018 op een rekening op naam van [medeverdachte 9] en (naar het lijkt) een opening rekening courant. De verdachte heeft een verklaring gegeven voor de aanwezigheid van die documenten in zijn woning. Wat daarvan ook zij, het dossier biedt geen aanknopingspunt waaruit kan worden afgeleid dat het geld dat [medeverdachte 9] in Turkije op een op zijn naam gestelde bankrekening stort van de verdachte afkomstig is. Het aantreffen van die documenten in de woning van de verdachte, is daarvoor ontoereikend. Hetzelfde geldt voor het gegeven dat de verdachte en [medeverdachte 9] telefonisch contact met elkaar hebben als [medeverdachte 9] bij de bank zit.
De rechtbank spreekt de verdachte in zoverre dan ook vrij.
Stortingen (€ 44.265,-)
Uit het dossier is gebleken dat op de bankrekening van de verdachte in de periode van 2014 tot en met 4 september 2018 in totaal € 44.265,- is gestort.
Uit onderzoek naar zijn bankrekening blijkt het volgende.
- over de periode 1 januari 2014 tot met 4 juli 2017 is zijn bankrekening [rekeningnummer 2] gevoed met stortingen (waaronder van Pakketpremie Particuliere Zekerheid ad € 7.880,- en een teruggave de belastingdienst over de jaren (12/13/14) van € 3.363 en de losse stortingen ad € 32.125,-). In totaal is er € 47.989 binnengekomen en € 48.457,- uitgegeven.
- over de periode 11 juli 2017 tot en met 19 juni 2018 is aan binnengekomen een bedrag van € 12.856,57 (waaronder € 1047 van de belastingdienst en € 9140,- aan stortingen). Er is in totaal afgeschreven een bedrag van € 12.093,50. Van zijn andere rekening zijn geen dagafschriften uitgegeven omdat er geen transacties op hebben plaatsgevonden.
- over de periode van 20 juni 2018 tot en met 4 september 2018 wordt er een bedrag van
€ 3.000,- (aan stortingen) bijgeschreven. Er wordt een bedrag van € 3135,- afgeschreven. Van zijn andere rekening zijn geen dagafschriften uitgegeven omdat er geen transacties op hebben plaatsgevonden.
Dit betekent dat alle bedragen die op de rekening van verdachte zijn gestort, vervolgens ook zijn uitgegeven.
De verdachte heeft in zijn eerste verklaring op 10 oktober 2018 niets willen zeggen over de stortingen op zijn bankrekening. In zijn tweede verklaring op 18 oktober 2018 heeft hij
– kort gezegd – het volgende verklaard: “Ik heb een flinke schadevergoeding gekregen. Ik heb ten onrechte vast gezeten en daarvoor heb ik een schadevergoeding gekregen. De datum en het bedrag weet ik niet. Dat bedrag heb ik in een aantal zaken geïnvesteerd. Eén van deze zaken is de [bedrijf 9] . Met [bedrijf 9] heb ik goed verdiend en verkocht met een behoorlijke winst. Ik heb ook in auto’s gehandeld met iemand. Dat is niet op mijn naam. Ik weet hier niet de datums van zo. Maar ik praat over een korte periode nadat ik vrij was gekomen. Ik heb enige tijd gedetineerd gezeten, tijdens mijn detentie ging mijn loon door bij defensie. Deze bedrijven overlappen elkaar. Voor de autohandel kreeg ik maandelijks een vast bedrag. Die autohandel is heel lang doorgegaan. Ik had ook in Turkije geïnvesteerd en daar heb ik ook geld verdiend. In Turkije zat ik ook bij een transportbedrijf in. Een koeriersbedrijf. En ik heb geld met de toto gewonnen. Als puntje bij paaltje komt, zal ik met de juiste papieren komen.”
Vooropgesteld wordt dat deze verklaring in zijn geheel niet kan worden aan aangemerkt als zijnde een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring. Een en ander mede vanwege het feit dat de verdachte, anders dan hij heeft toegezegd, niet met ‘de juiste papieren’ is gekomen. Niettemin heeft het Openbaar Minister – voor zover mogelijk – onderzoek gedaan. Zo is de (toenmalige) raadsman van de verdachte verzocht om informatie over de schadevergoeding. Hij bleek niet meer over gegevens te beschikken en verklaart ambtshalve dat hij nog weet dat het een forse vergoeding betrof (de verdachte heeft vastgezeten vanaf de pleegdatum tot aan de uitspraak op 2 oktober 2004.)Ook zijn gegevens opgevraagd bij de Kamer van Koophandel. Daaruit is gebleken dat de verdachte van 3 april 2004 t/m 5 januari 2009 eigenaar was van eenmanszaak [bedrijf 9] . Uit de verklaring van [getuige 15] blijkt hij [bedrijf 9] voor € 10.000 aan verdachte l heeft verkocht en voor datzelfde bedrag van hem heeft terug gekocht. (p. 376).Het Openbaar Ministerie heeft geen onderzoek kunnen doen naar de gestelde handel in auto’s, het koeriersbedrijf, zijn vastgoed in Turkije, de handel in huizen in Turkije en de Toto-winst, omdat aanknopingspunten voor nader onderzoek ontbreken.
De resultaten van het onderzoek bieden aanknopingspunten voor door [naam 31] aan haar broer gegeven (contante) geldbedragen (te weten € 500,- per maand vanaf 2013). Deze geldbedragen (over de aan de orde zijde periode neerkomend op een bedrag van € 22.500,-) bieden geen verklaring voor het in totaal op verdachtes rekening gestorte geldbedrag van
€ 44.265,-. Aldus is niet gebleken van een uitleg die voldoende tegenwicht biedt voor de verdenking. Er is daarom geen andere conclusie mogelijk dan dat het ten laste gelegde voorwerp onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig is. Omdat hij de in de tenlastelegging omschreven gedragingen gedurende een langere periode heeft herhaald, is bovendien bewezen dat de verdachte van het witwassen een gewoonte heeft gemaakt.
Deelname aan een criminele organisatie (feit 5)
Aan de verdachte wordt verweten dat hij heeft deelgenomen aan een organisatie die tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten – kort gezegd – de grootschalige hennepteelt en voorbereidingshandelingen daarop, de diefstal van stroom en witwassen.
Vooropgesteld wordt dat volgens vaste jurisprudentie onder een organisatie in de zin van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht en 11b van de Opiumwet wordt bedoeld een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur tussen de verdachte en ten minste één andere persoon. Niet is vereist dat daarbij komt vast te staan dat men moet hebben samengewerkt met, althans bekend moet zijn geweest met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is. Aanwijzingen voor het bestaan van een dergelijk samenwerkingsverband kunnen bijvoorbeeld zijn: gemeenschappelijke regels, het voeren van overleg, gezamenlijke besluitvorming, een taakverdeling, een bepaalde hiërarchie en/of geledingen. Dit zijn echter geen constitutieve vereisten om van een samenwerkingsverband te kunnen spreken.
Is er sprake van een organisatie?
Bij de beantwoording van de vraag of in het onderhavige geval sprake was van een organisatie heeft de rechtbank in de eerste plaats acht geslagen op TCI-informatie.
Deze informatie hield in, kort samengevat en voor zover hier relevant, dat de groepering rondom [naam 1] en zijn zoon [verdachte] zich al jaren op grote schaal bezig houdt met de hennepteelt en hennephandel, dat de groepering in het bezit was van minimaal tien kwekerijen in Twente en dat de meeste hennepkwekerijen in woningen zaten. De dagelijkse leiding zou in handen zijn van [verdachte] . De organisatie zou verder bestaan uit [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] Zij zouden zich bezig houden met het telen en verzorgen van de hennepplanten. De groepering maakte bovendien gebruik van een vaste elektricien, die buiten de meter om zorgt voor stroom voor de kwekerijen.
Voornoemde informatie heeft voor een groot deel verankering gevonden in het HERA-onderzoek, dat heeft geresulteerd in het voorliggende strafdossier. Daaruit kan worden afgeleid dat de hiervoor genoemde personen, met uitzondering van [naam 1] , in wisselende combinaties betrokken zijn geweest bij een groot aantal hennepkwekerijen. Daarbij wordt opgemerkt dat ook in die gevallen waarin de rechtbank een of meer personen vrijspreekt van strafbare feiten met betrekking tot een bepaalde hennepkwekerij, niettemin kan zijn gebleken van betrokkenheid van anderen bij die betreffende hennepkwekerij. Die betrokkenheid van anderen blijkt telkens uit de door de rechtbank ten aanzien van het genoemde zaakdossier gebezigde bewijsmiddelen, waaronder de eigen verklaringen van verdachten, de verklaringen van getuigen, onderlinge contacten zoals daarvan is gebleken in opgenomen en afgeluisterde telefoongesprekken en uit zogenoemde OVC-gesprekken, en de waarnemingen van observatieteams en bakengegevens.
De rechtbank is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat van een samenwerkingsverband zoals hierboven beschreven – en daarmee van een organisatie – sprake is geweest. Deze organisatie bestond naar het oordeel van de rechtbank uit verdachte, [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 6] en [medeverdachte 8] .
Naar het oordeel van de rechtbank behoorden [medeverdachte 10] , [medeverdachte 7] en [medeverdachte 9] niet tot deze organisatie. Hoewel is gebleken dat zij, ieder voor zich, betrokken zijn geweest bij één en in het geval van [medeverdachte 7] bij twee aan de organisatie toebehorende kwekerijen, acht de rechtbank dit voor wat betreft frequentie en inhoud onvoldoende om van deelneming aan de organisatie te kunnen spreken.
De rechtbank is voorts van oordeel dat [medeverdachte 11] en [medeverdachte 12] evenmin tot deze organisatie behoorden. Op grond van het dossier kan worden vastgesteld dat zij contacten onderhielden met leden van de organisatie en dat zij meerdere keren de politiesystemen hebben geraadpleegd, soms nadat een aan de organisatie toebehorende hennepkwekerij was ontmanteld, soms ter zake van niet hennep gerelateerde incidenten waarbij leden van de organisatie betrokken waren. Weliswaar hebben [medeverdachte 11] en [medeverdachte 12] daarmee mogelijk strafbaar gehandeld, daaruit volgt nog niet dat zij een aandeel hebben gehad in de gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het hierna te bespreken oogmerk van de organisatie, te weten de hennepteelt.
Oogmerk van de organisatie
Gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor ten aanzien van de onderscheiden hennepkwekerijen heeft overwogen en geoordeeld, was het oogmerk van de organisatie onmiskenbaar de grootschalige hennepteelt. Ten aanzien van alle deelnemers aan de organisatie is gebleken dat zij (als medepleger of als medeplichtige) (samen met anderen) betrokken zijn geweest bij het telen van hennepplanten in meerdere hennepkwekerijen.
De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende bewijs voorhanden is dat het oogmerk van de organisatie mede was gericht op het witwassen of de diefstal van stroom. Het dossier biedt daarvoor onvoldoende aanknopingspunten. Datzelfde geldt, naar het oordeel van de rechtbank, ten aanzien van de voorbereidingshandelingen. Uit de stukken in het dossier kan worden afgeleid dat een aantal verdachten in de eigen woning of in een gehuurde garagebox goederen voorhanden had die met de hennepteelt in verband kunnen worden gebracht. Daaruit blijkt echter nog niet dat het oogmerk van de organisatie daarop was gericht.
Duurzaamheid en structuur van de organisatie
De duurzaamheid en de structuur van deze organisatie volgt uit hetgeen de rechtbank ten aanzien van de onderscheiden hennepkwekerijen heeft overwogen. Daaruit blijkt dat gedurende een periode van aanzienlijke duur de genoemde acht personen in een bestendige vorm van samenwerking hebben geopereerd. Ten aanzien van hun onderlinge rolverdeling overweegt de rechtbank het volgende.
De rol van verdachte
Verdachte was de onbetwiste leider van de organisatie.
Verdachte hield zich bezig met het zoeken van nieuwe locaties om kwekerijen in op te starten. Dit blijkt onder meer uit hetgeen [medeverdachte 8] daarover heeft verklaard, namelijk dat verdachte hem ten minste tien keer foto’s van een bepaalde locatie heeft laten zien en [medeverdachte 8] zeker vier keer op een bepaalde locaties ter plaatse is geweest om de geschiktheid van die locatie te beoordelen. Ook is het voorgekomen dat verdachte of één van zijn broers, werd benaderd door personen met geldproblemen, die het starten van een hennepkwekerij in hun woning als oplossing zagen. In dat geval werden de financiële afspraken met de huiseigenaar door verdachte gemaakt. Verdachte hield bovendien, zo blijkt uit een bij hem thuis aangetroffen briefje, de betalingen bij aan leden van zijn organisatie voor door hen verrichte werkzaamheden. Daarnaast is hij degene die direct werd geïnformeerd of gewaarschuwd als er iets mis ging, zoals bijvoorbeeld een inval door de politie. Meermalen is waargenomen dat hij direct na zo’n telefoontje langs de betreffende locatie reed en telefoongesprekken voerde om andere bij de kwekerij betrokken personen snel te spreken te krijgen. Hij is ook degene die bepaalde welke rol iemand mocht vervullen, bijvoorbeeld of [medeverdachte 5] al ‘een eigen adresje’ kon krijgen.
De hieronder weergeven OVC-gesprekken onderstrepen die rol eens te meer.
OVC-gesprek 12 maart 2018
[verdachte] : ja maar hij zal zijn eigen fout niet toegeven.. Hij is niet zo slim genoeg. Toen [naam 5] een verklaring aflegde heeft de politie tegen hem gezegd ‘of je bent te slim, of je bent te dom!’.
[medeverdachte 9] : Waarom heeft [naam 5] dan een verklaring afgelegd?
[verdachte] : Hij is toch de pand ehh.. die pand is toch ehh..
[medeverdachte 9] : .. van hem., dus onderverhuurd?
[verdachte] : Ja..
[medeverdachte 9] : ..ntv.. Of je bent dom of je bet heel slim
[verdachte] : ja..
[medeverdachte 9] : Waarom hebben ze dat gezegd., zo van ‘Er is boven ‘i?’ (letterlijk: “werk”, in de criminele wereld gebruikt voor verdovende middelen) en je weet van niets.
[verdachte] : Inderdaad of je bent heel slim, je weet het en je geeft het niet toe! Ik denk dat ze weten..ntv.. van de domme houden he.. ok wordt er gesproken over het idee om ook [medeverdachte 5] een adresje te geven.
[medeverdachte 9] : Wat heb je dan met dinges gedaan., die op zijn naam heeft. als ze die roepen.
[verdachte] : Is er toch niet., die is er niet!
[medeverdachte 9] : Hoe bedoel je niet?
[verdachte] : Zoiets is er niet. Het is zo’n Pool die destijds naar Nederland is gekomen en weer is weggegaan.
[medeverdachte 9] : En [naam 5] heeft gezegd ‘die zijn gekomen en hebben het gehuurd’.
[verdachte] : Ja
[medeverdachte 9] : Maar daar zijn camera’s he [verdachte] .. een heleboel! Dat weetje toch wel?
[verdachte] : Laat ze maar kijken dan!
[medeverdachte 9] : Maar je weet toch wel dat daar camera’s hangen?
[verdachte] : Ik weet het niet, maar laat ze maar kijken. Ze zullen mij beneden naar binnen zien gaan. Toen ik boven naar binnen ging ik had capuchon op elke keer. ..ntv..
OVC-gesprek 10 maart 2018
[medeverdachte 1] : ik had gister nog een discussie met [naam 32] nog zo over lampen. NVT ja zegt [naam 33] FON hadden we bij [naam 12] FON die rand iets daar boven. Heb ik planten Ja maar dat licht is kut. Ik zeg licht is kut ik zeg maar als jij heel veel ruimte tussen de lamp heeft dan heeft het er niks mee te maken. Ja maar mijn Oom dit zegt die. Ik denk jongen, wil je is wat zeggen over je oom. Maar ik denk ik hou mijn mond dicht.
[verdachte] : licht is gewicht maar je hebt die dooie ruimtes gebruikt
[medeverdachte 1] : ja dat zeg ik dat bedoel ik met hem
[verdachte] : ja dat is dood.
[medeverdachte 1] : Maar ik zeg als er nog 5 of 10 minuten af moet, je haalt er 10 gram af. Je hebt er 200. Dat is 200 gram dat is 1000 euro, dat is er toch bij dan heb je de voeding er voor niks. Ja maar zo dan hoefje helemaal geen lamp te hangen. Ik zeg ja NVT is goed.
[verdachte] : Ja wat gisteren
[medeverdachte 1] : ja
[verdachte] : Hij had wat gisteren toch
[medeverdachte 1] : ja, ... ja je moet zelf weten. Ik maak mij er niet druk om. Maar wat vind jij waar vindt jij van die 500 planten.
[verdachte] : Ik heb geen idee [medeverdachte 1] ik heb echt geen idee. Ik kan jou ook niet vergelijken met Polen of wat jij doet echt alles.
[medeverdachte 1] : Moet ik daar ook bouwen.
[verdachte] : En veel beter. Nee dat hoeft niet.
[medeverdachte 1] : Als ik niet hoef te bouwen dan help ik zo mee. Dat maakt mij niks uit. NVT daarna gaat er een deur open. Deur gaat dicht.
[medeverdachte 1] : Ja dankjewel... Deur gaat dicht.
[medeverdachte 1] : Doe je vaste bak.
[verdachte] : Ik heb nog niks het is mij het is aangeboden.
[medeverdachte 1] : Maar ok wat denk je dan.
[verdachte] : Ik heb ook nog niet aangenomen. Ik heb niet bevestigd ik heb niks gezegd.
[medeverdachte 1] : Maar ik bedoel ga je vaste bak doen of NVT. Ik heb liever vaste bak.
[verdachte] : Ik heb die locatie ook niet ik heb die plek niet van binnen gezien, echt waar.
[medeverdachte 1] : Ik kan echt NVT dat wordt moeilijk. Dan moet ik echt ruimte. Dan vind ik het jammer dat ik dooie ruimte weg moet gooien.
[verdachte] : Maar zeg maar [medeverdachte 1] wil je NVT
[medeverdachte 1] : ja ik zit te denken wa
[medeverdachte 1] was dronken in de moonlight.
[verdachte] : was die TBS-er er ook?
[medeverdachte 1] : Ja
[verdachte] : die zijn altijd samen die twee of niet.
OVC-gesprek 8 maart 2018
[verdachte] : Die [naam 34] kan ook de pot op., die oom (van moederszijde) van [medeverdachte 10] .
[medeverdachte 3] : Hoezo? Wat is er gebeurd?
[verdachte] : Hij is bijdehand! Mensen zijn heel erg bijdehand [medeverdachte 3] ! Ze zijn gewend om iedereen te aaien.. Of zij ..ntv..
[medeverdachte 3] : Hoezo dan?
[verdachte] : Hij wil toch telkens een ‘plek/locatie’ van mij.. ..ntv..
[medeverdachte 3] : ja..
[verdachte] : Ik zei laatst tegen hem “Kijk je hebt een plek maar die weet je niet te waarderen”. Hij vroeg “Waar dan?”. ..ntv..
[medeverdachte 3] : ..ntv..?
[verdachte] : Ja. Weetje die daar?
[medeverdachte 3] : Ja ..ntv..
[verdachte] : Ja ja.. Hij zei “Ik ga dat met [naam 35] bespreken., nee laat ik dat niet direct zeggen”. Ik zei dat hij zelf moest weten hoe hij het wilde zeggen.
[medeverdachte 3] : En?
[verdachte] : Hij zei “Ik ga zeggen ..ntv.. 2500 huur..”. Ik zei dat het goed is en dat hij het inderdaad zo oet zeggen. Gisteren kwam hij en zei dat hij direct met [naam 35] zelf had gesproken. Hij heeft ..ntv.. uitgaven. Daarom wil hij niet ..ntv..Hij heeft gezegd ‘ze kunnen erin als zij 3 maanden borg betalen.’...”. Maar [naam 35] zou nooit om 3 maanden borg vragen [medeverdachte 3] ! Dat is dan 7500 duizend wat ie in de tuk heeft he!
[medeverdachte 3] : Ja. Nee maar [naam 35] wil wel borg hebben hoor! Hij heeft ook borg gevraagd van [naam 36] .
[verdachte] : ja ook maar bij zoiets., als ik met hem ga praten, dan zal hij dat van mij niet vragen..
[medeverdachte 3] : Van jou zou hij het niet vragen nee., maar dan heeft hij dus niet verteld voor wie het bestemd was. Normalerwijze wil hij wel borg hebben.
[verdachte] : ..ntv.. Hij gaat daar toch over. Als hij wil kan hij toch zeggen ‘Wat nou borg man., laat dat zitten”. Ik zei daarop “Wat ben je aan het doen man!? Stort je ons al 15.000 lira (lees euro) in verlies nog voordat wij zijn begonnen. We zijn nog niet eens begonnen., nog geen spijker ingeslagen en we zijn al 15.000 lira kwijt!” Zo gaat dat toch niet!
VC-gesprek 8 maart 2018
[verdachte] : Het is niet moeilijk [medeverdachte 3] ., je hoeft je over dit soort zaken geen zorgen te maken. Zij erkennen mijn leiderschap., ze hebben wat dat aangaat geen dinges. [medeverdachte 10] ziet mij sowieso als een oudere broer!
[medeverdachte 3] : Ja.
[verdachte] : En [medeverdachte 1] ziet mij als vriend. En ik kijk niet neer op ze! Daar is geen sprake van. Maar iemand moet de touwtjes in handen nemen, begrijp je! Wat deze kwestie betreft bedoel ik.
[medeverdachte 3] : En [medeverdachte 1] is niet zo’n schoft zoals mensen wel beweren abi.
[verdachte] : Nee helemaal niet!
[medeverdachte 3] : Hij is wel een geldwolf.. Maar dat is niet erg.
[verdachte] : Nee helemaal niet!
[medeverdachte 3] : Hij is wel op de centen maar niet richting zijn eigen mensen.. Want kijk we gingen naar een pizzeria, ik wilde betalen, hij zei ‘nee dat hoeft toch niet ..ntv..’.
[verdachte] : Nee ik heb dat ook niet zo meegemaakt. Wat ik met leider bedoel is ook meer van als iedereen naar eigen goeddunken gaat werken., dat wordt niks, begrijp je., iemand moet de touwtjes..
OVC gesprek 14 april 2018
[verdachte] : Buurman ik ben geen psycholoog., de mensen zien dat wel zo maar., ik ben tegenover de mensen die niet fout handelen nog menselijker dan de anderen. Maar ze moeten niet met dit soort spelletjes aankomen.
NNM: Je vergeeft fouten maar wetende het doen is anders dan een fout begaan..
[verdachte] : Gisteren heeft [medeverdachte 7] zich met een zin die hij gezegd heeft zich eruit gered.. Toen hij mij voorstelde aan die jongen zei hij toch: “ [verdachte] is de grote baas” zei hij.. Daar heeft hij zich eruit gered.
[verdachte] : Omdat ik de verzorging niet doe, denken zij dat ze goede verzorgers zijn. Ik heb gisteren vanwege dat hun een lesje gegeven, lesje over geelzucht. Ik verzorg niet maar ik ben niet altijd zo begonnen, in het begin was het zo dat ik ze zelf verzorgde.
[verdachte] : Ik heb geen verstand van zakendoen .
NNM: ik ook niet.
[verdachte] : ik heb geen verstand van boekhouden..
NNM: Niets van ..ntv..
[verdachte] : Mij moet je mijn gang laten gaan, ik moet mijn wiet telen, brute kracht, als er iemand in elkaar geslagen moet worden moet ik die in elkaar slaan., als er iemand neergeschoten moet worden moet ik hem neerschieten..
De rol van [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1]
Verdachte voerde regelmatig overleg met zijn broers [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] , met zijn buurman [medeverdachte 4] en met [medeverdachte 1] . De betrokkenheid van de genoemde personen bij de hennepkwekerijen was over het algemeen dat zij (mede)eigenaren van de hennepkwekerijen waren en daarmee reeds behoorden zij tot het hogere segment binnen de organisatie. Zij onderhielden de contacten met degene in wiens huis de kwekerij was opgebouwd en diens familie, en met degenen die zich bezig hielden met de opbouw van de kwekerij en de verzorging van de planten. Ook hadden zij een rol bij het vinden van voldoende en betrouwbare ‘knippers’ op de momenten dat er kon worden geoogst.
De rol van [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6]
[medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] ziet de rechtbank als uitvoerende krachten. Zij waren voornamelijk betrokken bij de opbouw en inrichting van de kwekerijen, bij de verzorging van de hennepplanten en ook bij het knippen van de planten.
De rol van [medeverdachte 8]
hield zich, naast de eerdergenoemde adviserende rol, ook bezig met de aanleg van de stroomvoorziening buiten de meter om.
Conclusie
Op grond van de bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte heeft deelgenomen aan bovenstaande criminele organisatie.
Voorts was verdachte, naar uit het bovenstaande volgt, de onbetwiste leider van de organisatie.
Verboden wapenbezit (feit 6)
Verdachte heeft een bekennende verklaring afgelegd over het bezit van de revolver en de munitie.Vastgesteld is dat de revolver van het merk Simson en Co, Suhl, type Galand, een vuurwapen is in de zin van artikel 1, onder 3, gelet op artikel 2, lid 1 categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie (WWM). De munitie betreft kogelpatronen van het kaliber 9mm luger. Dit is munitie in de zin van artikel 1 onder 4 gelet op artikel 2 lid 2 categorie III van de WWM.
Bedreiging en mishandeling van [slachtoffer] (feiten 7 en 8)
[slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte, [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] een hennepkwekerij in zijn woning hadden gebouwd. [slachtoffer] had [medeverdachte 3] benaderd, omdat hij geld nodig had. Ten behoeve van de hennepkwekerij lagen er spullen in zijn kelder zoals transformatoren. [slachtoffer] had geld nodig en besloot een paar transformatoren te verkopen. De jongen aan wie hij de transformatoren had verkocht heeft hem verlinkt en [slachtoffer] moest op 16 maart 2018 naar verdachte komen. Verdachte en [medeverdachte 3] waren in de schuur van verdachte. [medeverdachte 3] laadde een semi-automatisch vuurwapen door en gaf het aan verdachte. Verdachte wilde het pistool in [slachtoffer] zijn mond drukken, maar die draaide zijn gezicht weg. Verdachte heeft [slachtoffer] toen met het vuurwapen op zijn achterhoofd geslagen en hem met een mesje een kleine snee in zijn gezicht gemaakt.
Deze verklaring wordt ondersteund door een OVC gesprek van 17 maart 2018 tussen verdachte en [naam 9]:
[verdachte] : Ik zat de hele week te piekeren, is het gestolen of niet, heb ik het nu mis of niet.... De hele week., vandaag heb ik een bevestiging gekregen.. Ik heb de bevestiging van buiten af gekregen, dat betekent dat er over gepraat wordt dat ik bestolen ben..
[naam 9] : ..ntv...
[verdachte] : Nee..
[naam 9] : ha., heb je hem in elkaar geslagen?
[verdachte] : Nee
[naam 9] : ntv..
[verdachte] : Pistool in zijn bek gedrukt, ..ntv.. lichte snee in de keel gedaan., ik moet voorbeeld stellen [naam 9] , ik ben dat verplicht.. Moet! Als men het gehoord heeft in het milieu dat men uit [verdachte] zijn garage box gestolen., dat is niet het geval., hij heeft mij wel bestolen maar niet uit mijn garagebox.. Indien zoiets besproken wordt en ik hoor dit van buitenaf dan moet ik wel voorbeeld stellen snap je... ntv.. ntv..
[naam 9] : ..ntv..
[verdachte] : Nee ik moet voorbeeld stellen [naam 9] .. dit moet., we zijn het punt voorbij van een klap geven, ik moet een blijvende schade achterlaten voor de buiten wereld ..ntv.. ntv... Ik heb het hem ook niet gevraagd of hij het gestolen heeft of niet, ik wist
het wel.. ..ntv.. ntv..
De dag erna zat verdachte met [getuige 10] in zijn auto en spraken zij over de mishandeling.
[getuige 10] : Dieven moetje in elkaar slaan Qavus.. daar doe je goed aan..
[verdachte] : Ja je moet dieven in elkaar slaan toch?
[getuige 10] : Ja die moet je in elkaar slaan!
[verdachte] : Maar moetje die ook een (vuur)wapen in de mond stoppen!?
[getuige 10] : Ehh.. ja je moet hem natuurlijk niet doden maar..
[verdachte] : Moetje hem met de kolf van het wapen slaan!?
[getuige 10] : ehh.
[verdachte] : Moetje in zijn gezicht snijden!?
[getuige 10] : Nou dan zal hij het nooit meer doen Qavus! Qavus sinds onze kinderenjaren hebben we godszijdank nooit iets gestolen of zo..
De rechtbank acht op grond van die bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer] heeft mishandeld door hem met een vuurwapen op het achterhoofd te slaan en met een mes in zijn gezicht te snijden en dat verdachte hem heeft bedreigd door een vuurwapen op hem te richten en dat in zijn mond proberen te stoppen.
[slachtoffer] heeft in zijn aangifte gezegd dat deze mishandeling op 16 maart 2018 heeft plaatsgevonden. Uit de OVC blijkt dat het op 17 maart 2018 was. Verdachte zegt immers dat hij er ‘vandaag achter is gekomen’. In het tapgesprek met [getuige 10] op 18 maart 2018 heeft verdachte het over wat hij die jongen gisteren heeft aangedaan. De rechtbank gaat voor de bewezenverklaring daarom uit van 17 maart 2018.
[slachtoffer] heeft verder verklaard dat de hennepkwekerij draaiende was, maar hij geen geld kreeg van verdachte of [medeverdachte 3] . In zijn schuur lagen nog steeds transformatoren en [slachtoffer] besloot opnieuw om een aantal transformatoren te verkopen. Ook hier kwamen verdachte en [medeverdachte 3] achter en hij moest naar het huis van [medeverdachte 1] komen, die tegenover hem woont. Daar aangekomen zei verdachte dat [slachtoffer] zijn hand op tafel moest leggen. [slachtoffer] deed dit. Verdachte pakte een stiletto, liet het mes eruit schieten stak het direct in de hand van [slachtoffer] . Het mes ging er aan de bovenkant in en bleef vervolgens in de tafel steken. [slachtoffer] wilde zich niet laten kennen en vroeg om verband. Verdachte zei daarna tegen [medeverdachte 3] dat [medeverdachte 3] hem moest slaan. [medeverdachte 3] probeerde hem te slaan, waarbij hij zijn eigen hand bezeerde, en heeft hem geschopt en knietjes gegeven. [medeverdachte 3] was de enige die dat gedaan heeft.
Deze verklaring wordt ondersteund door een tapgesprek op 9 april 2018 tussen [medeverdachte 3] en [naam 3]
.
[medeverdachte 3] : Ik heb ook zijn neus gebroken., de schoft!
[naam 3] : Goed
[medeverdachte 3] : ..ntv.. Ik heb waarschijnlijk ook mijn hand gebroken ..[lacht]..
[naam 3] : heb je je hand gebroken?
[medeverdachte 3] : Waarschijnlijk..
[naam 3] : Zo!
[medeverdachte 3] : Joh die bastaard heeft een keiharde hoofd man!
[naam 3] : Tja het is bot he.
[medeverdachte 3] : Hij zegt "Ik heb het niet in de hand., ik heb het niet in de hand., ik laat mij opnemen".
[naam 3] . Ja kan ie beter doen ja. Ja en wat nu? Is hij naar het ziekenhuis gegaan voor zijn neus?
[medeverdachte 3] : Tja ik heb dus zijn neus gebroken, flink in elkaar geslagen.. We hebben hem gedwongen zijn hand is op tafel te leggen. Daar heeft ie nog een mes in gekregen.
(…)
[medeverdachte 3] : Hij had kunnen vluchten, maar hij deed het niet.. Dus zijn straf.. Ik zei "Zetje hand erop!", zegt hij "Heb ie wel verband . . ..[beiden lachen].. Dus hij zegt niet 'ik doe het niet' maar hij zegt 'heb je wel verband?'.
Verdachte en [medeverdachte 3] spreken die nacht over dat de show wel een beetje zwak was.
[verdachte] : De show van vandaag was een beetje zwak of niet dan?
[medeverdachte 3] : Ja of niet dan?
[verdachte] : wat?
[medeverdachte 3] : Ik heb niet goed in elkaar kunnen slaan ofwel?
[verdachte] : Wat zeg je?
[medeverdachte 3] : Ik heb niet goed in elkaar kunnen staan zeg ik.
[verdachte] : nee je hebt wel goed in elkaar geslagen. Ik/jij was bood/gefrustreerd ..ntv..
[medeverdachte 3] : Nee je hebt het goed gedaan..
Op 12 april 2018 heeft verdachte ook met een NNM gesproken over de mishandeling van [slachtoffer]:
NNM: heb jij na [medeverdachte 1] „ntv.. „ntv..
[verdachte] : Nog niet.. Hoe zo?
[verdachte] : een dezer dagen moet ik nog bij iemand een visitekaartje achterlaten „ntv.. „ntv.. ik heb er ook geen zin meer in, daar schiet je niet mee op„ Maar blijvende letsels dan zijn goede., wie weet misschien kan hij zijn hand niet meer gebruiken, hij blijft het voelen..
NNM: Maar buurman „ntv.. voelt hij ook, ziet hij ook, misschien heeft hij zich niet eens kunnen scheren..
[verdachte] : Maar dat is zijn gezicht., die andere „ntv.. ntv.. maar dit is gebruiksvoorwerp en tevens ook zijn goeie hand., „ntv „ntv... ntv.. arm gebroken., ntv.. ntv..
En op 17 april 2018 spreekt verdachte met zijn vader [naam 1] en [medeverdachte 1] over dat hij zichzelf niet meer in de hand heeft.
[verdachte] : Onlangs bij [medeverdachte 1] daar.. Bij jou met die jongen mes door de hand!
[medeverdachte 1] : Ja!
[verdachte] : En hij ging juist het aanrecht controleren of er gaatje was gekomen.
[medeverdachte 1] : Hebt ie mijn aanrecht ..ntv..
[verdachte] : Van de ene op het andere moment sla ik door en ik doe het!
De rechtbank acht op grond van deze bewijsmiddelen ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer] op 9 april 2018 heeft mishandeld door hem met een stiletto in zijn hand te steken. De rechtbank ziet niet voldoende aanknopingspunten in het dossier voor het tezamen en in vereniging mishandelen van [slachtoffer] door het slaan, schoppen of geven van knietjes. De rechtbank spreekt verdachte van dit gedeelte van de tenlastelegging vrij.