Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
[gedaagde 3] ,
1.De procedure
- het tussenvonnis d.d. 4 maart 2020 waarbij een mondelinge behandeling van de zaak is gelast, welk tussenvonnis naar aanleiding van een kennelijke fout is gevolgd door een herstelvonnis op 25 maart 2020. Als gevolg van de maatregelen ter voorkoming van de verspreiding van het virus covid-19 is de mondelinge behandeling afgelast, waarna partijen hun standpunten schriftelijk nader hebben toegelicht bij:
- de conclusie van repliek tevens inhoudende akte wijziging van eis d.d. 29 april 2020;
- de conclusie van dupliek d.d. 10 juni 2020.
2.De feiten
Goedemorgen,
3.Het geschil
primair[gedaagden c.s.] hoofdelijk veroordeelt,
subsidiair[gedaagde 1] dan wel [gedaagde 2] dan wel [gedaagde 3] veroordeelt, tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [X] het bedrag van € 64.801,54 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 november 2019 over de in randnummer 2 van de dagvaarding genoemde hoofdsommen tot aan de dag der algehele voldoening, voorts te vermeerderen met de buitengerechtelijke incassokosten ad € 1.423,02, alsmede in de kosten van deze procedure.
de rechtbank begrijpt hier: [gedaagde 3]) gebruikt als factuuradres kennelijk de dochteronderneming met de minste middelen zodat zij desgewenst haar betalingsverplichting kan ontlopen. De deurwaarder heeft uit ervaring geuit dat [gedaagden c.s.] B.V.’s opzet om zichzelf te beschermen tegen schuldeisers.
4.De beoordeling
Beklamelnorm).
causaliteit) en de geschonden norm intrinsiek mede dient ter bescherming van de schuldeisers van de bestuurde vennootschap (
relativiteit). Van een tekortschieten in de stelplicht door [X] is daarin geen sprake.