Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
[Z],
[X]en
[Z] c.s.genoemd worden.
1.De procedure
- de dagvaarding van 17 december 2019 en het herstelexploot van 12 februari 2020;
- de akten overlegging producties van 12 februari 2020, 25 maart 2020 en 6 mei 2020;
- de incidentele conclusie houdende de exceptie van onbevoegdheid;
- de conclusie van antwoord in het bevoegdheidsincident, tevens eisvermeerdering in de hoofdzaak.
2.Het geschil
In de hoofdzaak
EEX-Vo II), tot de internationale bevoegdheid van de Duitse rechter. Volgens [Z] c.s. kan de rechtsmacht van de Nederlandse rechter niet worden gebaseerd op een forumkeuze als bedoeld in art. 25 EEX-Vo II. Weliswaar bevat art. 8 van de algemene voorwaarden van [X] een forumkeuze, maar deze is tussen partijen niet rechtsgeldig overeengekomen en er is evenmin sprake van de situatie dat [Z] c.s. het forumbeding kenden of konden kennen. Ten slotte leidt ook art. 7 EEX-Vo II niet tot de bevoegdheid van de Nederlandse rechter, aldus nog steeds [Z] c.s., omdat het veevoer in Duitsland werd geleverd.
3.De beoordeling
dat[X] algemene voorwaarden (waaronder het forumkeuzebeding) hanteerde, en
watde inhoud van die voorwaarden was. [Z] c.s. hebben zich in dit verband beroepen op rechtspraak waaruit volgens hen blijkt dat het in dit verband onvoldoende is dat op facturen wordt verwezen naar algemene voorwaarden, maar een cruciaal verschil tussen die rechtspraak en deze zaak is naar het oordeel van de rechtbank dat de facturen van [X] niet enkel verwezen naar (het bestaan van) algemene voorwaarden, maar dat de algemene voorwaarden die [X] hanteert – door integrale opname op de achterzijde van de facturen – op zodanige wijze zijn meegedeeld dat [Z] c.s. deze ook daadwerkelijk kenden of konden kennen (vgl. Hoge Raad 30 maart 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV2356 en HR 25 mei 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP8689). Uit het vorenstaande volgt naar het oordeel van de rechtbank dan ook dat partijen in het kader van hun lopende handelsbetrekking hun relaties steeds hebben geregeld op grond van [X] algemene verkoopvoorwaarden, dat [Z] c.s. die voorwaarden met daarin het forumkeuzebeding ook kenden of konden kennen, en dat [Z] c.s. daar niet op enig moment duidelijk afstand van hebben genomen, zodat sprake is van een forumkeuze die is gedaan in een vorm die wordt toegelaten door de handelwijze die tussen partijen gebruikelijk is geworden, als bedoeld in art. 25 lid 1 aanhef en onder b) EEX-Vo II.
exclusiefbevoegd is, dus met uitsluiting van enige andere rechter. Dit betekent dat niet nader moet worden getoetst aan de andere bevoegdheidsgronden waar partijen een beroep op hebben gedaan.
4.De beslissing
In het incident
19 augustus 2020voor conclusie van antwoord.