ECLI:NL:RBOVE:2021:101

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
13 januari 2021
Publicatiedatum
13 januari 2021
Zaaknummer
ak_19 _ 1826
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlaging van bijstandsuitkering op grond van overtreding van de Participatiewet

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 13 januari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een alleenstaande moeder die een uitkering ontvangt op grond van de Participatiewet (PW), en het college van burgemeester en wethouders van Raalte, verweerder. Eiseres had haar uitkering met ingang van 1 april 2019 voor de duur van één maand met 100% verlaagd gekregen, omdat verweerder van mening was dat zij onvoldoende medewerking had verleend aan het verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid. Eiseres had deelgenomen aan een sollicitatiebijeenkomst bij Carinova, maar volgens verweerder had zij geen adequate reactie gegeven op het aanbod van schoonmaakwerkzaamheden, wat leidde tot de verlaging van haar uitkering.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen concreet aanbod van Carinova aan eiseres was gedaan, aangezien Carinova zelf had besloten de procedure niet voort te zetten. De rechtbank oordeelde dat eiseres niet verwijtbaar was in het niet aanvaarden van een aanbod, omdat er geen aanbod was. Echter, de rechtbank concludeerde wel dat eiseres de verplichtingen van de PW had overtreden door haar negatieve houding en gedrag, wat Carinova deed besluiten om niet verder te gaan met de sollicitatieprocedure. De rechtbank oordeelde dat de verlaging van de bijstandsuitkering door verweerder terecht was, en dat er geen dringende redenen waren om de maatregel te matigen.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en bevestigde de beslissing van verweerder om de bijstandsuitkering te verlagen. Eiseres kan binnen zes weken na de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 19/1826

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats] , eiseres,
gemachtigde: mr. E. Schriemer,
en

het college van burgemeester en wethouders van Raalte, verweerder,

gemachtigde: C. Pouw.

Procesverloop

Bij besluit van 26 april 2019 (het primaire besluit) is de uitkering van eiseres op grond van de Participatiewet (PW) met ingang van 1 april 2019 voor de duur van één maand verlaagd met 100%.
Bij besluit van 1 oktober 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 oktober 2020.
Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

De feiten
1.1
Eiseres (geboren [geboortedatum] ) ontvangt vanaf 5 maart 2018 een uitkering op grond van de PW. Zij is een alleenstaande moeder van twee kinderen, van twee en vijf jaar oud. Eiseres is voor haar verplaatsingen afhankelijk van een fiets.
1.2.
In het kader van haar re-integratie heeft eiseres van 23 mei 2018 tot en met 30 januari 2019 deelgenomen aan het traject VoorWerk. Na afronding van dit traject is zij aangemeld voor een traject bij Workfast. Eiseres kan op 7 februari 2019 beginnen.
1.3.
Volgens het Plan van aanpak van 31 januari 2019 is het doel van het traject bij Workfast eiseres te begeleiden en te ondersteunen bij het zoeken naar betaald werk. Van eiseres wordt volgens het plan verwacht dat zij verweerder laat weten wat zij doet om werk te vinden, dat zij geen dingen doet die het vinden van werk moeilijker maken, dat zij haar best doet bij sollicitaties en dat zij aangeboden werk aanneemt.
1.4.
Op 14 maart 2019 heeft de consulent van WorkFast met eiseres besproken dat zij bij Carinova zal worden voorgesteld voor het verrichten van schoonmaakwerkzaamheden. In het van dit gesprek opgestelde rapport staat genoteerd dat eiseres heeft meegedeeld niet te willen schoonmaken, waarna de verplichtingen van de PW met haar zijn besproken. Het CV van eiseres is na dit gesprek aan Carinova toegestuurd.
1.5.
Op 28 maart 2019 heeft eiseres bij Carinova een gesprek bijgewoond, waarbij meerdere kandidaten aanwezig waren. Eiseres had haar zoon van 2 jaar oud meegenomen.
1.6.
Met een emailbericht van 29 maart 2019 heeft Carinova verweerder
het volgende meegedeeld:

Was onvoldoende op de hoogte dat het om schoonmaakwerkzaamheden ging bij cliënten thuis. Daarnaast had ze haar kindje van 2 meegenomen omdat ze hier geen opvang voor had. Dit was erg vervelend ook voor de andere kandidaten omdat kinderen niet een uur stil kunnen zitten/kunnen zijn. Ze heeft nog geen goede kinderopvang. Naar onze mening komt het werken bij Carinova voor haar nog te vroeg. Ook heeft ze problemen met tien km fietsen, wat een voorwaarde is voor het werken in Raalte. Zij wordt vandaag door mij geïnformeerd dat wij de sollicitatieprocedure met haar niet zullen voortzetten.
1.6.
Verweerder heeft eiseres vervolgens met een emailbericht van 1 april 2019 ervan op de hoogte gebracht dat Carinova de procedure niet wil voortzetten.
1.7.
Op 1 april 2019 heeft een medewerker van verweerder contact gelegd met eiseres
en met haar gesproken over het gesprek bij Carinova. Verweerder heeft eiseres voorgehouden dat zij volgens Carinova te kennen heeft gegeven geen 10 kilometer te willen fietsen en ook geen schoonmaakwerk te willen doen. Volgens de notitie die van dit gesprek is gemaakt heeft eiseres verteld in de afstand een probleem te zien als haar kinderen onverwacht opgehaald moeten worden. Eiseres wil gerust met ouderen werken, maar niet schoonmaken. Op 4 april 2019 heeft verweerder contact opgenomen met Carinova.
Verweerder heeft vervolgens de besluiten genomen zoals vermeld onder “Procesverloop”.
De standpunten van partijen
2.1
Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat eiseres geen of onvoldoende medewerking heeft verleend aan het verkrijgen of behouden van algemeen geaccepteerde arbeid. Volgens het advies van de commissie bezwaarschriften, dat verweerder heeft gevolgd, heeft Carinova eiseres een schoonmaakfunctie aangeboden. Met eiseres is immers afgesproken dat zij nog contact zou opnemen met Carinova om te laten weten of zij interesse in de functie had. Eiseres heeft vervolgens niets meer van zich laten horen, waarop Carinova besloten heeft niet met haar verder te gaan. Volgens verweerder staat vast dat Carinova aan eiseres de keuze gelaten heeft om te beslissen of ze de vacature heeft willen aanvaarden. Eiseres heeft weliswaar gesteld dat zij tevergeefs geprobeerd heeft contact met Carinova op te nemen, maar dit is niet onderbouwd. Met eiseres is meermalen besproken dat zij verplicht is alle soorten werk te aanvaarden, dus ook schoonmaakwerk. Volgens verweerder heeft eiseres niet al het mogelijke gedaan om een baan te vinden. Dit betekent dat zij de geüniformeerde verplichting van artikel 18, vierde lid van de PW heeft overtreden. Ter zitting is toegelicht dat overtreding van het bepaalde in artikel 18, vierde lid, aanhef en onder a en g, van de PW aan het besluit ten grondslag is gelegd.
2.2.
Eiseres is van mening dat haar geen baan is aangeboden door Carinova. Carinova heeft immers zelf besloten niet met haar verder te gaan in de procedure en dit is in een mailbericht bevestigd. Ook heeft eiseres sollicitaties overgelegd waaruit blijkt dat zij inspanningen heeft verricht om werk te vinden. Verweerder heeft dit op geen enkele wijze bij zijn oordeel betrokken. Volgens eiseres had volstaan kunnen worden met een waarschuwing.
Het wettelijk kader
3.1.
In artikel 9, eerste lid onderdeel a van de PW is voor iedereen, met uitzondering van personen jonger dan 18 jaar en personen die de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt, de verplichting neergelegd om naar vermogen algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen, te aanvaarden en te behouden.
3.2.
Op grond van artikel 18, eerste lid, van de PW stemt het college de bijstand en de daaraan verbonden verplichtingen af op de omstandigheden, mogelijkheden en middelen van de belanghebbende. Op grond van het vierde lid verlaagt het college in ieder geval de bijstand overeenkomstig het vijfde, zesde, zevende of achtste lid, ter zake van het niet nakomen door de belanghebbende van de volgende verplichtingen:
a. het aanvaarden of het behouden van algemeen geaccepteerde arbeid;
(…)
g. het naar vermogen verkrijgen, aanvaarden of behouden van algemeen geaccepteerde arbeid niet belemmeren door kleding, gebrek aan persoonlijke verzorging of gedrag;
(…).
Op grond van het vijfde lid verlaagt het college, in het geval van het niet nakomen van een verplichting bedoeld in het vierde lid, de bijstand met 100% voor een bij de verordening vastgestelde periode van ten minste een maand en ten hoogste drie maanden.
Op grond van het negende lid ziet het college af van het opleggen van een maatregel, indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.
Op grond van het tiende lid stemt het college een op te leggen maatregel of opgelegde maatregel af op de omstandigheden van de belanghebbende en diens mogelijkheden om middelen te verwerven, indien naar zijn oordeel, gelet op bijzondere omstandigheden, dringende redenen daartoe noodzaken.
3.3.
Aan het vijfde lid is uitvoering gegeven bij de Afstemmingsverordening Participatiewet, IOAW, IOAZ en Bbz van de gemeente Raalte (Verordening), die op 16 augustus 2017 in werking is getreden. Op grond van artikel 10, eerste lid, van de Verordening bedraagt de maatregel 100% van de bijstandsnorm gedurende één maand bij niet nakoming van een verplichting als bedoeld in artikel 18, vierde lid, van de PW.
De beoordeling door de rechtbank
4.1.
Verweerder heeft aan het bestreden besluit de overtreding van het bepaalde in artikel 18, vierde lid ten grondslag gelegd en eiseres over de maand april 2019 een maatregel opgelegd van 100% van de bijstandsnorm. Het besluit tot het opleggen van een maatregel is een voor de betrokkene belastend besluit, waarbij het aan het bijstandverlenend orgaan is om de nodige kennis over de relevante feiten te vergaren. Dat betekent dat de last om aannemelijk te maken dat aan de voorwaarden voor het verlagen van de bijstand is voldaan in beginsel op het bijstandverlenend orgaan rust.
4.2.
Verweerder heeft eiseres onder meer aangerekend dat zij niet heeft voldaan aan de verplichting algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden of te behouden, als bedoeld in artikel 18, vierde lid aanhef en onder a van de PW. Met eiseres is de rechtbank van oordeel van schending van deze verplichting geen sprake is. Uit de stukken en de toelichting ter zitting is gebleken dat eiseres op 28 maart 2019 heeft deelgenomen aan een sollicitatiebijeenkomst, waarbij ook andere kandidaten aanwezig waren. De rechtbank begrijpt dat zowel Carinova als eiseres zich na afloop daarvan konden beraden over een vervolg. Eiseres heeft ter zitting toegelicht dat ze bij Carinova had kunnen beginnen, als zij dat had gewild. De rechtbank stelt vast dat het Carinova was die een dag later besloten heeft de procedure met eiseres niet voort te zetten. Gelet op deze gang van zaken ging het niet om een concreet voorstel van Carinova dat eiseres heeft afgeslagen. Verweerder heeft overigens ter zitting ook erkend dat van een concreet werkaanbod geen sprake was. Onder deze omstandigheden kan naar het oordeel van de rechtbank al niet gezegd worden dat eiseres verwijtbaar geen arbeid heeft aanvaard, als bedoeld in artikel 18, vierde lid, aanhef en onder a, van de PW.
4.3.
Naar het oordeel van de rechtbank kan wel worden gesteld dat eiseres de verplichting van artikel 18, vierde lid aanhef en onder g van de PW heeft overtreden. Uit de terugkoppeling van Carinova aan verweerder volgt namelijk dat Carinova uit toedoen, houding en gedrag van eiseres heeft opgemaakt dat het werken bij Carinova voor eiseres nog ‘te vroeg kwam’ en daarom heeft besloten niet met haar verder te willen. Eiseres zou tijdens het gesprek hebben verteld geen goede kinderopvang te hebben en om die reden één van haar kinderen te hebben moeten meenemen naar het gesprek. Ook zou eiseres te kennen hebben gegeven de afstand naar Carinova niet te willen fietsen en bovendien geen schoonmaakwerkzaamheden te willen doen. Tot slot heeft Carinova in de overwegingen meegenomen dat eiseres na de bijeenkomst zelf geen contact meer heeft gezocht. Naar het oordeel van de rechtbank is de negatieve houding van eiseres die uit deze terugkoppeling blijkt de reden dat Carinova afzag van het doen van een aanbod. Haar opstelling is eiseres aan te rekenen. Zelfs als het voor eiseres onmogelijk was om opvang te vinden voor de bijeenkomst op 28 maart 2019, had zij de medewerkers van Carinova kunnen verzekeren dat kinderopvang op zichzelf geen probleem zou vormen. Uit de stukken blijkt immers dat eiseres op verzoek van verweerder de mogelijkheden voor kinderopvang heeft onderzocht, zij verweerder daarop heeft meegedeeld dat voor kinderopvang in Raalte geen wachtlijst bestond en zij dit zou regelen zodra ze een baan had. Ook had eiseres geen bezwaren mogen uiten tegen de aard van het werk bij Carinova. Dat zij geen schoonmaakwerk ambieert is haar goed recht, maar maakt beslist niet dat zij deze werkzaamheden kan afwijzen zolang zij geen alternatief heeft. Datzelfde geldt voor een fietstocht van 10 kilometer, die naar het oordeel van de rechtbank niet onredelijk lang is. Eiseres ontvangt een bijstandsuitkering en van haar wordt verwacht uiterst zorgvuldig om te gaan met de haar geboden kansen. Vanuit het perspectief van de PW mocht van eiseres verwacht worden dat zij zich gemotiveerd opstelde een functie bij Carinova te bemachtigen. Zij had vervolgens vanuit dat werk om kunnen kijken naar een baan die haar beter paste. Naar het oordeel van de rechtbank waren de beschikbare werkzaamheden bij Carinova passend en heeft eiseres door haar gedrag belemmerd dit werk te verkrijgen.
4.4.
In het licht van het voorgaande was verweerder op grond van artikel 18, vijfde lid, van de PW, in verbinding met artikel 10, eerste lid, van de Verordening, in beginsel gehouden de bijstand van eiseres gedurende een maand met 100% van de bijstandsnorm te verlagen.
De rechtbank is van oordeel dat er geen dringende redenen zijn deze maatregel te matigen.
Dat de schulden van eiseres als gevolg van de maatregel verder zijn opgelopen, zoals ter zitting is aangevoerd, is niet als een dergelijke dringende reden aan te merken.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.R.H. Lutjes, rechter, in aanwezigheid de griffier,
op
De uitspraak wordt op de eerstvolgende donderdag na deze datum in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.