ECLI:NL:RBOVE:2021:1043

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
2 maart 2021
Publicatiedatum
11 maart 2021
Zaaknummer
8704837 \ CV EXPL 20-2226
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van onbetaalde drinkwaterfactuur door Stichting Waternet

In deze zaak heeft Stichting Waternet, het Amsterdamse drinkwaterbedrijf, een vordering ingesteld tegen [gedaagde] voor het betalen van een onbetaalde factuur van € 37,02 voor de levering van drinkwater. [gedaagde] heeft slechts € 0,01 betaald en heeft de rest van het bedrag onbetaald gelaten. De procedure omvatte een tussenvonnis waarin Stichting Waternet werd toegestaan om de bewindvoerder van [gedaagde] op te roepen. De bewindvoerder heeft echter aangegeven niet te verschijnen en de vordering niet te betwisten. In het eindvonnis van 2 maart 2021 heeft de kantonrechter geoordeeld dat de vordering van Stichting Waternet toewijsbaar is, aangezien [gedaagde] de vordering erkent en geen verweer heeft gevoerd. De kantonrechter heeft de hoofdsom, wettelijke rente en proceskosten toegewezen aan Stichting Waternet, maar de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten is afgewezen omdat de aanmaning niet was overgelegd. De kantonrechter heeft [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten en de nakosten toegewezen, met de verklaring dat het vonnis uitvoerbaar is bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer : 8704837 \ CV EXPL 20-2226
Vonnis van 2 maart 2021
in de zaak van
de stichting
STICHTING WATERNET,
gevestigd en kantoorhoudende te Amsterdam,
eisende partij, hierna te noemen Stichting Waternet,
gemachtigde: Gerechtsdeurwaarderskantoor H.J. Jansen B.V.,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde] ,
verschenen in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 12 januari 2021,
- de akte uitlating van Stichting Waternet van 18 januari 2021,
- de akte uitlating van de bewindvoerder van [gedaagde] van 21 januari 2021.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Stichting Waternet is het Amsterdamse drinkwaterbedrijf. [gedaagde] heeft met Stichting Waternet een overeenkomst gesloten voor de levering van drinkwater aan het voormalige verbruiksadres van [gedaagde] : [adres] te [plaats 1] .
2.2.
Op 14 januari 2020 heeft Stichting Waternet een voorschotfactuur gestuurd naar [gedaagde] voor de levering van drinkwater ten bedrage van € 37,02.
2.3.
[gedaagde] heeft € 0,01 cent betaald. Het resterende bedrag heeft zij onbetaald gelaten.

3.Het geschil

Vordering

3.1.
Stichting Waternet vordert – samengevat – [gedaagde] te veroordelen bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, om te betalen een bedrag van € 77,39 bestaande uit € 37,02 aan hoofdsom te verminderen met een bedrag van € 0,01 dat reeds door [gedaagde] is betaald, € 0,38 aan wettelijke rente ex artikel 6:119 BW berekend tot 4 augustus 2020 en € 40,- aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over € 37,02 vanaf 4 augustus 2020 tot aan de dag der algehele voldoening, een en ander een bedrag ad € 25.000,- niet te boven gaand, alsmede [gedaagde] te veroordelen in de kosten van de procedure, waaronder een bedrag aan salaris en nasalaris voor de gemachtigde, een en ander als in de dagvaarding weergegeven.
3.2.
Stichting Waternet legt aan haar vordering ten grondslag dat tussen [gedaagde] en Stichting Waternet een overeenkomst heeft bestaan voor de levering van drinkwater en dat Stichting Waternet drinkwater heeft geleverd waarvoor [gedaagde] betaling verschuldigd is. [gedaagde] is volgens Stichting Waternet in verzuim met betrekking tot haar betalingsverplichting van € 37,01. Daarnaast stelt Stichting Waternet dat [gedaagde] wettelijke rente verschuldigd is vanaf de datum van verzuim en maakt Stichting Waternet aanspraak op betaling van de buitengerechtelijke kosten omdat zij een 14 dagenbrief aan [gedaagde] heeft verzonden ter verkrijging van voldoening buiten rechte.
Verweer
3.3.
[gedaagde] heeft aanvankelijk bij conclusie van antwoord aangevoerd dat zij in december 2018 is verhuisd naar een vriend in [plaats 2] , dat het rekeningnummer op de door Stichting Waternet overlegde aanvraag tot waterlevering tot Stichting Cordaan behoort – waar zij destijds ambulante begeleiding van ontving – en dat zij en haar huidige begeleiding (Vangnet Zorggroep te Almelo) nooit een rekening hebben ontvangen of op de hoogte zijn gesteld van de openstaande bedragen. Bij dupliek erkent [gedaagde] echter dat de vordering juist is. [gedaagde] geeft aan via Beschermingsbewind Twente een betalingsregeling te willen treffen met Stichting Waternet en stelt dat haar bewindvoerder Stichting Waternet reeds heeft aangeschreven.

4.De beoordeling

4.1
Bij tussenvonnis van 12 januari 2021 heeft de kantonrechter Stichting Waternet in de gelegenheid gesteld om de bewindvoerder van [gedaagde] , Beschermingsbewind Twente B.V., in het geding op te roepen. Bij akte van 18 januari 2021 heeft Stichting Waternet aangevoerd dat zij de bewindvoerder van [gedaagde] bij aangetekend schrijven van 14 januari 2021 heeft opgeroepen te verschijnen op de rolzitting van 2 februari 2021. Bij akte van 21 januari 2021 heeft de bewindvoerder van [gedaagde] medegedeeld niet op de zitting van 2 februari 2021 te zullen verschijnen en een betalingsregeling te hebben getroffen met gerechtsdeurwaarder Jansen inzake het dossier.
4.2.
Nu de bewindvoerder van [gedaagde] de vordering niet heeft betwist, haar betoog dat een betalingsregeling is overeengekomen niet van een nadere toelichting heeft voorzien en heeft medegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen, en ook [gedaagde] de vordering erkent, ligt de gevorderde hoofdsom ad € 37,01 voor toewijzing gereed.
4.3.
Ook de wettelijke rente kan in beginsel worden toegewezen. Nu reeds een bedrag van € 0,01 is voldaan door [gedaagde] zal de wettelijke rente over een bedrag van € 37,01 worden toegewezen, zoals hierna in het dictum bepaald.
4.4.
Stichting Waternet maakt aanspraak op vergoeding voor buitengerechtelijke kosten. Nu Stichting Waternet de aanmaning als bedoeld in artikel 6:96 lid 6 BW, waarop zij zich ter onderbouwing van de gevorderde buitengerechtelijke kosten beroept, niet heeft overgelegd, is in strijd gehandeld met het bepaalde in artikel 85 lid 1 Rv en zal de vordering worden afgewezen.
4.5.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van Stichting Waternet begroot als volgt:
- dagvaarding: € 83,38
- griffierecht: € 124,00
- salaris gemachtigde:
€ 74,00(2 punten x tarief € 37,00)
Totaal: € 281,38
4.6.
De door Stichting Waternet apart gevorderde nakosten worden toegewezen, nu de proceskostenveroordeling hiervoor reeds een executoriale titel geeft en de kantonrechter van oordeel is dat de nakosten zich reeds vooraf laten begroten. Die kosten worden zoals te doen gebruikelijk begroot op een bedrag gelijk aan een half salarispunt van het in de hoofdzaak toegewezen salaris, met een maximum van € 120,-. Dat leidt in dit geval tot toewijzing van een bedrag van € 18,-.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om tegen kwijting aan Stichting Waternet te betalen een bedrag van € 37,01 aan hoofdsom en € 0,38 aan wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over de hiervoor toegewezen hoofdsom tot 4 augustus 2020, vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over de hiervoor toegewezen hoofdsom vanaf 4 augustus 2020 tot de dag der algehele voldoening,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure, tot op heden aan de zijde van Stichting Waternet begroot op € 281,38, en indien [gedaagde] niet binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan, de nakosten begroot op € 18,- (½ punt liquidatietarief) aan nasalaris. Indien daarna betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, dient het bedrag aan nasalaris nog te worden verhoogd met de kosten van betekening,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.E.J. Goffin, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 2 maart 2021.