6.4.Verder volgt de rechtbank eiseres ook niet in haar stelling dat verweerder artikel 7:4 van Awb heeft geschonden. Daarbij merkt de rechtbank op dat eiseres ruimschoots de tijd en gelegenheid heeft gekregen om nadere stukken in te dienen. Ook deze beroepsgrond leidt daarom niet tot het oordeel dat het herzieningsbesluit niet in stand kan blijven.
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in dit geval op grond van artikel 4:12, eerste lid, van de Awb toepassing van artikel 4:8, eerste lid, van de Awb achterwege heeft kunnen laten. Daarbij stelt de rechtbank vast dat het (totaal)bedrag van de boete minder dan € 340,- bedraagt, zodat de vraag of artikel 5:53 van de Awb van toepassing is in deze zaak niet speelt. Verder heeft eiseres niet gesteld en/of aannemelijk gemaakt dat zij in haar belangen is geschaad doordat zij voorafgaand aan de boeteoplegging niet is gehoord.
Dwangsom wegens niet tijdig beslissen
8. Dat het bestreden besluit in het herzieningsbesluit is herroepen, brengt naar het oordeel van de rechtbank niet mee dat verweerder alsnog een dwangsom wegens niet tijdig beslissen aan eiseres is verschuldigd. Dit neemt namelijk niet weg dat verweerder binnen twee weken na de indiening van de ingebrekestelling een besluit op het bezwaar van eiseres heeft genomen.
9. De rechtbank is van oordeel dat het herzieningsbesluit in stand kan blijven.
Het beroep, voor zover gericht tegen dat besluit, is daarom ongegrond.
10. In de omstandigheid dat verweerder in het herzieningsbesluit het bestreden besluit heeft herroepen, ziet de rechtbank wel aanleiding om verweerder te veroordelen tot het betalen van een proceskostenvergoeding. Naar het oordeel van de rechtbank volgt hieruit namelijk dat eiseres tegen het bestreden besluit terecht beroep heeft ingesteld. Op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht stelt de rechtbank de hoogte van de proceskostenvergoeding vast op € 1.068,- (1 punt voor het indienen van het beroep en 1 punt voor het verschijnen ter zitting; waarde per punt: € 534,-; wegingsfactor 1).
Daarnaast moet verweerder het door eiseres betaalde griffierecht aan haar vergoeden.