In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel geoordeeld over een beroep van [bedrijf] BV tegen een besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De minister had aan eiseres, een mesttransportbedrijf, 39 boetes van € 200,- opgelegd wegens overtredingen van de Meststoffenwet. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard. In een later besluit, het herzieningsbesluit, heeft de minister de boetes verlaagd van € 7.800,- naar € 780,- en een kostenvergoeding van € 525,- toegekend. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit en het herzieningsbesluit. Tijdens de zitting is de zaak behandeld, waarbij eiseres werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde en de minister door drie vertegenwoordigers.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres niet heeft aangetoond dat de overtredingen niet aan haar kunnen worden verweten. De rechtbank oordeelt dat eiseres verantwoordelijk is voor het correct invullen van de vervoersbewijzen voor meststoffen, en dat zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij niet in staat was om de benodigde informatie te verkrijgen van haar leveranciers en afnemers. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de minister in zijn herzieningsbesluit het matigingsbeleid onjuist heeft toegepast, maar dat dit niet leidt tot vernietiging van het besluit, omdat eiseres voldoende gelegenheid heeft gehad om haar standpunten naar voren te brengen.
De rechtbank verklaart het beroep tegen het bestreden besluit niet-ontvankelijk en het beroep tegen het herzieningsbesluit ongegrond. Eiseres heeft recht op vergoeding van proceskosten, die zijn vastgesteld op € 1.068,-, en het griffierecht van € 345,- moet door de minister aan eiseres worden vergoed.