ECLI:NL:RBOVE:2021:149

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
15 januari 2021
Publicatiedatum
15 januari 2021
Zaaknummer
AK_ 20 _ 1212
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure over de hoogte van een boete opgelegd aan een mesttransportbedrijf wegens overtredingen van de Meststoffenwet

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 15 januari 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen [bedrijf 1] B.V. en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Eiseres, een mesttransportbedrijf, had beroep ingesteld tegen een besluit van de minister waarin twee boetes waren opgelegd wegens overtredingen van de Meststoffenwet. De rechtbank oordeelde dat de opgelegde boete van € 2000,- te hoog was en dat een boete van € 1000,- meer op zijn plaats was. De rechtbank volgde het standpunt van de minister dat de boete gematigd moest worden op basis van nieuw beleid. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit voor zover het de hoogte van de boete betrof en stelde de boete vast op € 1000,-. Tevens werd de minister veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van eiseres, die op € 1068,- werden vastgesteld. De uitspraak werd openbaar gemaakt op de eerstvolgende donderdag na de datum van uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/856

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[bedrijf 1] B.V., te Fleringen, eiseres,

gemachtigde: mr. F.J.M. Kobossen,
en

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder,

gemachtigde: mr. H.J. Kram.

Procesverloop

Bij besluit van 29 november 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder eiseres twee boetes opgelegd van € 800,- (4 overtredingen x € 200,-- per overtreding) en € 1200,- (4 overtre-dingen x € 300,- per overtreding) wegens overtreding van de Meststoffenwet (Msw) en de daarop gebaseerde regelgeving.
Bij besluit van 2 april 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. Bij dit verweerschrift heeft verweerder op basis van nog niet gepubliceerd beleid de rechtbank verzocht het boetebedrag te matigen met 50% tot een boetebedrag van € 1000,-.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 december 2020. Eiseres en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Verder was I.H. Harbers, inspecteur bij de NVWA, aanwezig.

Overwegingen

1. Eiseres is een erkend intermediair en transportbedrijf dat onder andere dierlijke meststoffen exporteert.
2. Bij het primaire besluit van 29 november 2019 heeft verweerder aangegeven dat eiseres bij vier vrachten de planning van de monstername namens de leverancier niet volledig en naar waarheid heeft vermeld. Verweerder heeft besloten per vracht waarbij deze overtreding met feitcode M558 is geconstateerd een boete op te leggen van € 200,-.
Verder heeft verweerder aangegeven dat eiseres vier vrachten niet of niet tijdig heeft gewijzigd of ingetrokken. Verweerder heeft besloten voor elk van deze overtredingen met feitcode M559 een boete op te leggen van € 300,-.
Na door eiseres ingediende bezwaren heeft de besluitvorming plaatsgevonden zoals vermeld onder ‘Procesverloop’.
De beroepsgronden
3. Eiseres heeft, kort samengevat, in beroep aangevoerd dat:
a. verweerder heeft erkend dat de cautie niet op een “eerste moment ” is gegeven;
b. de feitcode M558 en de relevante wetsartikelen niet overeen komen;
c. niet eiseres maar [bedrijf 2] BV verantwoordelijk is voor het invoeren/doorgeven van een overzicht van de planning monsterafname;
d. eiseres alle benodigde informatie tijdig heeft doorgezonden aan [bedrijf 2] als monsteraf-nemende organisatie;
e. eiseres tijdig de wijzigingen heeft doorgegeven; [bedrijf 2] had moeten wijzigen dan wel intrekken en heeft dit nagelaten;
f. sprake is van overmacht.
Het juridische kader
4. In artikel 78a, tweede lid van de Uitvoeringsregeling Msw (verder: de Regeling) is bepaald dat in afwijking van het eerste lid, de bemonstering van een vracht vaste mest geschiedt door een monsterafnemende organisatie op verzoek van de leverancier of de vervoerder.
Artikel 78d, onder e van de Regeling bepaalt dat een monsterafnemende organisatie zorg draag voor de bemonstering van het bepaalde in de paragrafen 4 en 5 van AP06, opgenomen in bijlage Ea.
Artikel 78l van de Regeling bepaalt dat de monsterafnemende organisatie namens en op verzoek van de leverancier de planning meldt van de bemonstering aan de Minister dagelijks uiterlijk om 15:00 uur op de werkdag voorafgaand aan de bemonstering.
Artikel 78la, tweede lid van de Regeling bepaalt, voor zover hier van belang, dat het aan te melden tijdvak waarbinnen de geplande bemonstering plaatsvindt ten hoogste een dag bedraagt indien deze bemonstering plaatsvindt bij een intermediaire onderneming waar sprake is van een concentratie van ten minste 10 monsterafnames op de betreffende dag.
Artikel 78l, vierde lid van de Regeling bepaalt dat een wijziging tot uiterlijk drie uur voorafgaand aan het begin van het reeds gemelde tijdvak kan worden ingetrokken.
Voor de melding wordt gebruik gemaakt van een door de Minister beschikbaar gesteld middel.
In paragraaf 4 van Bijlage Ea is bepaald dat de leverancier van de mest de verantwoordelijke opdrachtgever is van de bemonstering.
Ad a: cautie
5. Ten aanzien van de stelling van de gemachtigde van eiseres dat niet tijdig de cautie is verleend heeft verweerder in het verweerschrift toegelicht dat na het verkrijgen van de gegevens van de heer [naam] van [bedrijf 2] op 3 oktober 2019 de gegevens van eiseres daarmee konden worden vergeleken en geconcludeerd kon worden dat mogelijk sprake was van een overtreding. Daarom is bij het eerste verhoor op 10 oktober 2019 de cautie wel gegeven. De rechtbank kan zich met deze toelichting verenigen. De beroepsgrond van de gemachtigde van eiseres slaagt niet.
Ad b: de bij feitcode M558 vermelde wetsartikelen zijn niet juist
6.1.
Wat er ook zij van het standpunt van eiseres dat de genoemde feitcode en de daarbij vermelde wetsartikelen en dat om die reden het bestreden besluit onvoldoende en onvoldoende zorgvuldig is gemotiveerd, niet is gebleken dat eiseres daardoor in haar belangen is geschaad. Uit de stukken in het dossier is voldoende duidelijk geworden om welke overtreding het gaat.
6.2.
Niet in geschil is dat eiseres voor vier vrachten in haar hoedanigheid als leverancier niet haar bedrijfsnaam in de melding aan verweerder heeft vermeld. Nu eiseres en niet [bedrijf 2] verantwoordelijk was voor een volledige melding heeft eiseres de overtredingen begaan.
Ad c, d en e: (samengevat) ten onrechte heeft verweerder eiseres als overtreder aangemerkt; de overtredingen zijn feitelijk begaan door [bedrijf 2] BV; eiseres heeft daar geen invloed op gehad.
7.1.
Op grond van artikel 78, tweede lid, van de Regeling staat vast dat in alle gevallen de leverancier van de mest de opdrachtgever van de bemonstering is. Op basis van de informatie die de monsterafnemende organisatie van de leverancier van de meststoffen heeft ontvangen, maakt deze een planning wanneer en door welke monsterafnemer bemonsterd wordt. De planning wordt dagelijks uiterlijk om 13:00 uur aan de NVWA ter beschikking gesteld.
Wanneer er wijzigingen plaatsvinden ten opzichte van de gemelde planning dient eiseres de gemelde gegevens te wijzigen of in te trekken. Bij controle op 20 september 2019 is gebleken dat slechts twee van de tien vrachten waren bemonsterd. De overige vrachten zijn volgens bijlage 2 van het NVWA-rapport komen te vervallen onder vermelding van de opmerking “overmacht intermediair”. Als een geplande vracht niet wordt geladen en bemonsterd middels onafhankelijk monsterafname, had de betreffende melding tijdig ingetrokken moeten worden ex artikel 781, lid 4 en 5 van de Regeling. Niet in geschil is dat de meldingen tot 03:00 uur op 20 september 2019 door eiseres ingetrokken handden kunnen worden. Ook hier geldt dat eiseres en niet [bedrijf 2] verantwoordelijk was voor het tijdig melden van wijzigingen ten aanzien van de gemelde planning. Immers is, zoals verweerder ook heeft aangegeven, wettelijk bepaald dat de monsterafnemende instantie optreedt namens of op verzoek (in dit geval) van eiseres. Nu eiseres de melding heeft gewijzigd noch heeft ingetrokken, heeft zij niet voldaan aan de voorschriften als bedoeld in artikel 78l van de Urm.
Eiseres heeft de feitelijke overtreding niet weersproken.
Ad f: er is sprake van overmacht.
8. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiseres aangevoerd dat verweerder meer aandacht zou moeten hebben voor de praktijk van alle dag waarbij vrachten om meerdere redenen niet kunnen door gaan. De gemachtigde van verweerder heeft hierop ter zitting gereageerd door aan te geven dat voor het mogelijk maken van goede controles er sprake moet zijn van een sluitend en actueel systeem. De rechtbank volgt verweerder hierin.
In dat wat eiseres naar voren heeft gebracht ziet de rechtbank geen reden voor de conclusie dat er sprake is geweest van overmacht.
Hieruit volgt dat de beroepsgronden van eiseres niet slagen.
9. Verweerder heeft de rechtbank verzocht het gezamenlijke boetebedrag te matigen met 50% op basis van verweerders nieuwe boetebeleid.
De rechtbank begrijpt hieruit dat verweerder van mening is dat ten onrechte boetes tot een gezamenlijk bedrag van € 2000,-- zijn opgelegd en dat dat € 1000,-- had moeten zijn. Verweerder erkent daarmee de onrechtmatigheid van zijn besluit voor zover het de hoogte van het samengestelde boetebedrag betreft.
De rechtbank ziet geen aanleiding om verweerder in dat standpunt niet te volgen. De rechtbank zal om die reden het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen voor zover het de hoogte van het samengestelde boetebedrag betreft.
Op grond van artikel 8:72a van de Awb neemt de bestuursrechter, indien hij een beschikking tot het opleggen van een bestuurlijke boete vernietigt, een beslissing omtrent het opleggen van de boete en bepaalt hij dat zijn uitspraak in zoverre in de plaats treedt van de vernietigde beschikking
9. De rechtbank zal daarom met betrekking tot de door verweerder opgelegde bestuurlijke boete zelf in de zaak voorzien door het samengestelde boetebedragvast te stellen op € 1000,-.
10. Uit de omstandigheid dat verweerder heeft verzocht het boetebedrag in de beroepsprocedure te verlagen volgt dat eiseres terecht beroep heeft ingesteld. Daarom bestaat aanleiding om verweerder te veroordelen tot vergoeding van de door eiseres gemaakte proceskosten. Op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht stelt de rechtbank de hoogte van de proceskostenvergoeding vast op € 1068,- (1 punt voor het indienen van het beroep;1 punt voor het bijwonen van de zitting met een waarde per punt van € 534,-; wegingsfactor 1).
Daarnaast moet verweerder het door eiseres betaalde griffierecht aan haar vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit voor zover daarbij de aan eiseres opgelegde samengestelde boete is bepaald op € 2000,--;
  • herroept dit besluit voor zover het ziet op de hoogte van de samengestelde bestuurlijke boete;
  • stelt deze boete vast op € 1000,- en bepaalt dat dit bedrag in de plaats treedt van het in het bestreden besluit genoemde bedrag van € 2000,-;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1068,-;
  • gelast verweerder het betaalde griffierecht van € 354,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.W.M. Bunt, rechter, in aanwezigheid van C. Kuiper, griffier op
De uitspraak wordt op de eerstvolgende donderdag na deze datum in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.