Overwegingen
1. Eiseres is een erkend intermediair en transportbedrijf dat onder andere dierlijke meststoffen exporteert.
2. Bij het primaire besluit van 29 november 2019 heeft verweerder aangegeven dat de volgende overtredingen zijn geconstateerd:
- eiseres heeft de wijziging in de registratiegegevens met betrekking tot de opslag met nummer 104026 niet naar waarheid doorgegeven (feitcode M153);
- eiseres heeft voor de opslag met nummer 104026, 104847 en 103990 geen inzichtelijke administratie (H-staat) bijgehouden (feitcode M158);
- eiseres heeft het registratienummer bij de mestopslag met nummer 103990 niet aangebracht (feitcode M166).
Verweerder heeft voor de genoemde overtredingen boetes opgelegd van € 300,- (feitcode M153), 3 x € 300,- = € 900,- (feitcode M158) en € 300,- (feitcode M166).
Na door eiseres ingediende bezwaren heeft de besluitvorming plaatsgevonden zoals vermeld onder ‘Procesverloop’.
3. Eiseres heeft, kort samengevat, in beroep aangevoerd dat:
a. het niet voldoen aan artikel 4:8 van de Awb door verweerder erkend wordt;
b. deze misslag niet afgezet is tegen het gegrond verklaren van het bezwaar en de neerwaartse aanpassing van de boete;
c. reformatio in peius aan de orde is; primair één boete; bij het besluit op bezwaar drie boetes.
d. van een overtreding van artikel 38 van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet dan wel een ander wettelijk voorschrift geen sprake is;
e. het bezwaar geheel gegrond verklaard had moeten worden;
f. er geen cautie is gegeven aan eiseres;
g. de verminderde opslagcapaciteit niet door verweerder is aangetoond;
h. de H1-staten aangeleverd zijn;
i. verweerder de overmachtssituatie ten onrechte heeft miskend;
j. dat van op wettelijk voorgeschreven gepubliceerd beleid geen sprake is nu het beleid geen onderdeel uit maakt van de stukken betrekking hebbende op deze beroepsprocedure.
k. verweerder de boete had dienen te matigen met 90% in plaats van 50%.
Ten aanzien van de ingediende beroepsgronden oordeelt de rechtbank als volgt.
Ad a en b: Niet gevolgd hebben van de zienswijze procedure/sprake van een misslag
4. Ten aanzien van het niet gevolgd hebben van de zienswijzeprocedure is de rechtbank van oordeel dat de overtreder ingevolge artikel 5:53 van de Awb, in afwijking van afdeling 4.1.2 van de Awb, in de gelegenheid moet worden gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen indien voor de overtreding een bestuurlijke boete van meer dan € 340,- kan worden opgelegd. Het gaat in casu om een aantal overtredingen, waarvoor een boete van € 300,- per overtreding kan worden opgelegd, zodat verweerder niet verplicht was om eiseres om een zienswijze te vragen. Er is dus geen sprake van een misslag, zodat verweerder het bezwaar op dit punt niet gegrond hoefde te verklaren en de opgelegde boetes neerwaarts aan te passen.
Van een misslag zoals eiseres dat heeft benoemd was dan ook geen sprake zodat er naar het oordeel van de rechtbank voor eiseres in deze omstandigheid ook geen aanleiding behoefde te zijn om het bezwaar gegrond te verklaren en/of de boete neerwaarts bij te stellen.
Ad c: Reformatio in peius
5. De gemachtigde van eiseres heeft aangevoerd dat verweerder bij de benadering van het aspect “matiging’ tot een benadering is gekomen die ziet op splitsing in 3 rechtsgevolgen en 3 aparte benaderingen van de toe te passen matiging. De gemachtigde van eiseres acht een zodanige benadering in strijd met de wet en de rechtszekerheid. De rechtbank stelt vast dat verweerder bij het besluit op bezwaar heeft besloten de eerder opgelegde boete te matigen aan de hand van de vastgestelde feitcodes. De rechtbank ziet dit niet als een splitsing in rechtsgevolgen of drie aparte benaderingen van de toe te passen matiging. Van een reformatio in peius is geen sprake geweest. Deze beroepsgrond faalt.
Ad d en e: er is geen sprake van overtreding van artikel 38 van het Uitvoeringsbesluit Msw en om die reden had het bezwaar gegrond moeten worden verklaard
6. Eiseres heeft gesteld dat het enkele feit dat een opslagruimte is verwijderd er nog niet toe leidt dat er ook sprake is van verminderde opslagcapaciteit. Alleen als er sprake is van verminderde opslagcapaciteit en dus sprake is van een wijziging in de omvang van de opslagcapaciteit dient er te worden gemeld. Naar de mening van eiseres heeft verweerder niet aangetoond dat er sprake is van verminderde opslagcapaciteit zodat evenmin aan-nemelijk is gemaakt dat eiseres de gestelde overtreding heeft begaan.
Op grond van artikel 38, eerste en tweede lid, onder a, h en i, van het Uitvoeringsbesluit Msw jo. Artikel 124, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling Msw dient eiseres wijzigingen in de capaciteit van haar mestopslagen te melden bij verweerder.
De rechtbank stelt vast dat eiseres de bevinding van verweerder dat mestopslag met registratienummer 104026 niet meer aanwezig is. niet heeft weersproken.
Daarmee is komen vast te staan dat die capaciteit niet meer beschikbaar is. Anders dan eiseres suggereert is niet aannemelijk gemaakt dat die capaciteit niet op een andere manier is gecompenseerd. Wat daarvan ook zij, eiseres heeft de betreffende silo ook niet afgemeld.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder in voldoende mate in het boetebesluit en het bestreden besluit aannemelijk heeft gemaakt dat eiseres feitcode M153 heeft overtreden.
Er was dan ook geen reden voor verweerder om het bezwaar om die reden gegrond te verklaren.
7. De rechtbank stelt vast dat op pagina 6 van het boeterapport is vermeld dat aan eiseres de cautie is verleend. Op grond van vaste jurisprudentie mag verweerder in beginsel afgaan op de juistheid van de bevindingen in een op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakt en ondertekend proces-verbaal. De rechtbank ziet geen aanleiding dat verweerder hiervan in casu had dienen af te wijken. Eiseres heeft verder ook geen feiten of omstandigheden aangedragen waaruit volgt dat de constateringen in het rapport van bevindingen onjuist zouden zijn vermeld. De beroepsgrond slaagt niet.
Ad h: De H1 staten zijn aangeleverd
8. In het verweerschrift heeft verweerder toegelicht dat door het bijhouden van een H1-staat inzichtelijk wordt gemaakt wat de voorraad dierlijke meststoffen, zuiveringsslib, compost en mengsels van zuiveringsslib en compost is per afzonderlijke opslagruimte. Deze H1-staat kan daarom ook gebruikt worden voor de voorraadbepaling. Doordat de beginvoorraad niet is vermeld, is niet inzichtelijk wat de voorraad mest en de bijbehorende fosfaat – en stikstofwaarden is. Dat eiseres een inzichtelijke administratie heeft bijgehouden is dan ook niet gebleken, aldus verweerder. De rechtbank volgt verweerder hierin. Immers, zonder beginvoorraad kan de voorraad niet steeds verantwoord worden door eiseres door slechts de aanvoer en de afvoer van de silo 104026, 104647 en 103990 op te nemen in haar administratie. Ook deze beroepsgrond van eiseres slaagt niet.
9. Eiseres meent dat het ontbreken van een registratienummer haar niet kan worden tegengeworpen omdat niet door haar toedoen registratieborden verdwijnen en het haar ook niet steeds meteen bekend is dat zo’n bord is verdwenen, gelet op het grote aantal opslagruimtes. Eiseres heeft aangevoerd dat als wordt opgemerkt dat er een nummer ontbreekt, zo spoedig mogelijk een nieuw registratiebord wordt opgehangen. Zij meent dat er sprake is van een overmachtssituatie.
Vast staat dat tijdens de controle op silo 103990 het registratienummer niet aanwezig was. De rechtbank stelt vast dat eiseres het ontbreken van het registratiebord niet heeft weersproken. Niet is voorts weersproken dat eiseres verantwoordelijk is voor het aanbrengen en aangebracht houden van het registratienummer op/bij de betreffende opslagruimte. Uit hetgeen eiseres heeft verklaard leidt de rechtbank niet af dat er sprake is van de door eiseres gestelde overmachtssituatie. Alle silo’s dienen ten alle tijden te beschikken over een registratienummer, hetgeen eenvoudig te controleren valt.
Ad j: Geen sprake van gepubliceerd beleid
10. In het verweerschrift heeft verweerder toegelicht dat het boetebeleid is gepubliceerd op de website van rvo.nl, zodat deze beroepsgrond van eiseres niet slaagt.
Ad k: De boetes zijn onvoldoende verlaagd
11. In het verweerschrift heeft verweerder op bladzijde 7 toegelicht dat de boetes conform het beleid zijn verlaagd naar een bedrag € 1050,-. Nu slechts de toezichthouder de overtredingen ter plaatste heeft kunnen constateren geldt een matiging van opvolgend 50% en 25%. Verweerder heeft toegelicht dat een controle ter plaatse meer tijd en moeite kost en de pakkans kleiner is, zodat ervoor is gekozen bij de constatering van deze overtredingen de boete minder te matigen, De rechtbank acht dit een redelijk boetebeleid. Verweerder heeft de boete terecht met 50% gematigd. De beroepsgrond van eiseres slaagt niet.
12. Op grond van al het vorenstaande kan niet anders worden geoordeeld dan dat eiseres de genoemde overtredingen heeft begaan, Nu de gemachtigde van eiseres de hoogte van de opgelegde boetes verder niet heeft bestreden, wordt het beroep ongegrond verklaard.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.